Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA9532

Datum uitspraak2007-07-09
Datum gepubliceerd2007-07-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers455545\CV EXPL 06-6215
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Verklaring voor recht afgewezen van werknemers die vorderden dat een regeling, die in het kader van een Sociaal Plan van toepassing was verklaard op werknemers met wie de arbeidsovereenkomst op grond van bijzondere omstandigheden was beëindigd, onveranderd van toepassing blijft.


Uitspraak

Vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector kanton Locatie Arnhem zaakgegevens 455545 CV EXPL 06-6215 HB/254/hb uitspraak van 9 juli 2007 Vonnis in de zaak van 1. [werknemer 1] ,wonende te Zetten 2. [werknemer 2], wonende te Zetten 3. [werknemer 3] , wonende te Zetten 4. [werknemer 4] , wonende te Ellecom 5. [werknemer 5], Zetten 6. [werknemer 6], wonende te Wofheze 7. [werknemer 7], wonende te Rozendaal (Gelderland) 8. [werknemer 8], wonende te Nijmegen 9. [werknemer 9], wonende te Berg en Dal 10. [werknemer 10], wonende te Terneuzen 11. [werknemer 11], wonende te Beneden Leeuwen gemachtigde voor allen gezamenlijk mr. R.J. Voorink gezamenlijk eisende partij tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland gevestigd te Arnhem, mede kantoorhoudende te Dodewaard gemachtigde mr. B. van Duren-Kloppert gedaagde partij Partijen worden hierna aangeduid als de werknemers en GKN. De procedure Het (eerdere) verloop van de procedure blijkt uit het (tussen)vonnis van 18 september 2006. Ter uitvoering van dat vonnis is op 15 november 2006 een comparitie van partijen gehouden. De gemachtigden van beide partijen hebben daar het woord gevoerd aan de hand van de overgelegde pleitaantekeningen. Verder heeft de griffier aantekeningen gemaakt van hetgeen daar (verder) is besproken. Vervolgens hebben beide partijen nog een akte genomen en daarbij producties in het geding gebracht. Daarna is opnieuw vonnis bepaald. De feiten De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten. De werknemers zijn krachtens arbeidsovereenkomst in dienst geweest van GKN. GKN heeft de door haar geëxploiteerde kernenergiecentrale in maart 1997 moeten stilleggen. Op de werknemers, met wie als gevolg van de stillegging van de kernenergiecentrale het dienstverband werd beëindigd, is het met de vakbonden afgesproken Sociaal Plan GKN d.d. 25 juni 1997 (hierna: Sociaal Plan) van toepassing. Dit Sociaal Plan is, blijkens de considerans onder d, gebaseerd op de CAO Energie- en Nutsbedrijven 1996. Blijkens het bepaalde in artikel 8, lid 1 onder d van die CAO worden in aanvulling op respectievelijk ter uitwerking van deze CAO enkele arbeidsvoorwaarden, waaronder een regeling ziektekosten, nader vastgelegd in een bedrijfs-cao. Voor GKN was dat destijds de bedrijfs-cao N.V. SEP/N.V. GKN. Artikel 31 van deze bedrijfs-cao verwijst voor de regeling tegemoetkoming ziektekosten naar de Algemene Regelingen N.V. GKN. In die Algemene Regelingen N.V. GKN (een verzameling secundaire en tertiaire arbeidsvoorwaarden) komt als hoofdstuk 6 voor de Regeling met betrekking tot verzuim, medisch onderzoek en ziektekosten. Voor zover van belang in deze procedure worden de volgende bepalingen aangehaald (versie april 2003): ……………………………………………………. 6.3 Regeling tegemoetkoming ziektekosten Voor werknemers met een salaris boven de ziekenfondsgrens geldt de door GKN afgesloten collectieve ziektekostenverzekering. In deze verzekering worden opgenomen: - de werknemer, in de zin van de Raam-CAO ENB; - zijn partner in de zin van de Raam-CAO ENB, met wie de werknemer blijkens een uittreksel uit het bevolkingsregister minstens één jaar samenwoont; - zijn kinderen tot 27 jaar; 6.3.1 De werkgever betaalt de premie op basis van derde klasse voor: o de werknemer; o zijn partner, voor zover (……) o zijn kinderen beneden de leeftijd van 27 jaar, voor wie hij de ouderlijke zorg draagt, voor zover (……) 6.3.2 Gepensioneerden (hetzij via FUR/FPU, hetzij via invaliditeits- of ouderdoms-pensioen) blijven verzekerd. De vergoedingsregeling blijft van kracht, behalve bij FUR/FPU. Halfjaarlijks (meestal in april en oktober) ontvangen betrokkenen een premienota, indien nodig vergezeld van een fiscale verantwoording voor de privé te betalen onderdelen. 6.4.1 Hardheidsclausuleregeling In dit reglement wordt verstaan onder: Hardheidsclausule een regeling voor een tegemoetkoming in de ziektekosten voor zover deze een bepaalde grens overschrijden Werknemer een ieder in dienst bij N.V. GKN Werkgever de instelling waarbij werknemer in dienst is Gepensioneerde een (ex-)werknemer van NV GKN, die hetzij wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd, hetzij na keuring voor meer dan 80% arbeidsongeschikt is verklaard, in het genot van ouderdoms- respectievelijk invaliditeitspensioen is gesteld en in Nederland woonachtig is; Weduwe een echtgenote van een overleden werknemer dan wel van een gepensioneerde als in dit artikel bedoeld, voor zover woonachtig in Nederland en niet hertrouwd …………… ………………… Vervroegd uitge- een ex-werknemer die gebruik heeft gemaakt van de regeling tredene inzake vervroegd uittreden …………… ………………... 6.4.2 Met inachtneming van het in de volgende artikelen bepaalde, kan een werknemer, gepensioneerde of weduwe een tegemoetkoming worden gegeven in de niet door verzekering gedekte, dan wel niet geheel door verzekering te vergoeden, noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling en verzorging voor zichzelf en zijn/haar gezinsleden in een door hem/haar te kiezen aaneengesloten tijdvak van 12 kalendermaanden. 6.4.3 (……) 2. Voor vergoeding komen evenmin in aanmerking kosten, gemaakt ter zake van medische of andere behandelingen, waarvoor noch door het Ziekenfonds noch door de Ziektekostenverzekeraar enige vergoeding wordt gegeven,…….. ( ……) 6.4.4 (……) d. een vervroegd uitgetredene wordt met betrekking tot deze regeling gelijk gesteld met een gepensioneerde, zodat de desbetreffende bepalingen op hem van overeenkomstige toepassing zijn, tenzij anders bepaald; 6.4.5 In aanmerking komende kosten Tot de kosten die op grond van het bepaalde in artikel 2 in aanmerking komen, teneinde na te gaan of deze meer dan 5% van het inkomen bedragen, worden gerekend: a. De voor rekening van belanghebbende zelf komende premie of eventuele aanvullende premie voor het ziekenfonds of de ziektekostenverzekeraar voor specialistenhulp, ziekenhuis en bijkomende kosten en voor huisarts en tandheelkundige hulp Aangaande opneming in het ziekenhuis ten hoogste op basis van verpleging in klasse 2b. Degenen die geen verzekering voor huisarts en medicijnen hebben afgesloten, zullen voor deze regeling worden beschouwd wel een verzekering terzake bij de ziektekostenverzekeraar te hebben afgesloten en zullen derhalve naast het bedrag van de verzekeringspremie voor huisartsenhulp en medicijnen slechts die kosten kunnen opbrengen, die opgebracht kunnen worden door wel daarvoor bij de ziektekostenverzekeraar verzekerden. b. De contributie van de Kruisverenigingen, waaronder niet begrepen het Rode Kruis. c. De kosten van een huisarts en de door de huisarts voorgeschreven medicijnen, voor zover deze niet door de ziektekostenverzekeraar aan de verzekerde worden vergoed en derhalve voor eigen rekening blijven. d. De kosten van hulpmiddelen (…), alsmede de kosten van tandheelkundige hulp (...). e. Dat gedeelte van de kosten van fysische therapie, psychiatrische behandeling en andere uitwendige geneeswijzen (…) f. De kosten die door het ziekenfonds of de ziektekostenverzekeraar per dag in mindering worden gebracht op de maximaal te verstrekken vergoeding bij bevalling, kraamzorg thuis, in een inrichting of een ziekenhuis. Het personeel in dienst van GKN valt thans onder de Raam-CAO ENB en de daarop gebaseerde sectorspecifieke CAO Productie. In de thans vigerende CAO (met een formele looptijd tot maart 2007) is geen ziektekostenregeling (meer) opgenomen. In het op 7 december 2005 tussen (vertegenwoordigers van) werkgevers en werknemers in de energiesector bereikte CAO-akkoord is, onder vervallenverklaring van de oude regelingen, een nieuwe collectieve ziektekostenregeling opgenomen, die ook van toepassing is op de post-actieven, met onder meer de volgende bepaling: Overgangsregeling ziektekosten post-actieven Ten aanzien van post-actieven (IP-, prépensioen-, FUR/FPU- en pensioengerechtigden) hebben partijen afgesproken dat zij voor de duur van 10 jaar, derhalve tot 2016, een bijdrage ontvangen van € 240,- bruto per jaar. Werknemers die op of voor 1 januari 2006 postactief zijn geworden, ontvangen deze bijdrage bij voorzetting van de verzekering bij de rechtsopvolger van IZA/IZR of wanneer zij een verzekering afsluiten bij de nieuwe collectieve verzekeraar van hun ex-werkgever. In een (standaard)brief aan alle werknemers van 15 december 2005 heeft GKN melding gemaakt van de gevolgen van de stelselwijziging ziektekostenverzekering voor de werknemers, waaronder het vervallen van hun de oude regelingen. De werknemers hebben eerst individueel en daarna bij brief van hun gemachtigde van 11 mei 2006 collectief geprotesteerd tegen de doorgevoerde wijzigingen. GKN heeft de bezwaren niet gehonoreerd. De vordering en het verweer De werknemers vorderen een verklaring voor recht dat GKN jegens elk van hen gehouden is de aan elk van hen, hun partners en kinderen gedane toezegging tot betaling van de ziektekostenregelingen en –verzekeringen, de werkgevers- c.q. inkomensafhankelijke premies en –vergoedingen daarvoor als bedoeld in de Regeling Ziektekosten (deel uitmakende van de Algemene Regelingen N.V. GKN en onderdeel van het op de werknemers toepasselijke Sociaal Plan) ook na 1 januari 2006 na te blijven komen en onverkort voort te zetten en daartoe (met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006) en daarvoor de nodige maatregelen te treffen en de bijbehorende betalingen (alsnog) te doen plaatsvinden (met verrekening van reeds plaatsgevonden hebbende betalingen), zulks tot aan de dag van het overlijden van de betrokken werknemer, zijn partner of kind, en zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per werknemer per dag dat, nadat het vonnis aan GKN is betekend en 3 werkdagen zijn verstreken, GKN in gebreke blijft aan bedoelde veroordeling te voldoen, alles met veroordeling van GKN in de kosten van de procedure. Aan hun vordering leggen de werknemers de volgende zienswijze ten grondslag. Bij de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst is met elk van hen een regeling getroffen, waarvan de Regeling ziektekosten van hoofdstuk 6 van de Algemene Regelingen N.V, GKN deel uitmaakte. Deze regeling, die aanzienlijk meer inhoudt dan de in het kader van CAO-akkoord getroffen regeling die met ingang van 1 januari 2006 voor werknemers in actieve dienst geldt, maakt in beginsel “levenslang” deel uit van de contractuele relatie waarmee de arbeidsovereenkomst is beëindigd en kan niet eenzijdig door GKN worden gewijzigd of ingetrokken. De regeling voorziet daarin niet. Het feit dat er over de ziektekosten een CAO-akkoord is gesloten tussen GKN en de vakorganisaties regardeert de werknemers niet omdat zij geen “werknemers” (meer) zijn in de zin van de wet of de CAO en dus niet meer gebonden (kunnen) worden. In ieder geval zijn de werknemers noch gezamenlijk noch individueel bij de totstandkoming van de nieuwe regeling betrokken (geweest), evenmin als de ondernemingsraad. Niet valt in te zien dat GKN financieel niet in staat zou zijn de kosten van de (oude) regeling te dragen. GKN voert gemotiveerd verweer. Zij stelt allereerst dat de werknemers niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering respectievelijk de vordering direct moet worden afgewezen omdat twee andere werknemers een identieke procedure hebben gevoerd voor College van Beroep van de Energie- en Nutsbedrijven. In het door dat College bij wege van bindend advies gegeven beslissing is de vordering van die werknemers afgewezen. Enkele van de werknemers verkeren in dezelfde positie als de appellanten in die procedure Verder kunnen niet alle werknemers over één kam worden geschoren: Tenback en Van der Glas waren al post-actief op 3 oktober 1996, de datum waarop het Sociaal Plan inging, en kunnen dus aan dat Sociaal Plan geen rechten ontlenen. Inhoudelijk is echter vooral van belang de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet met ingang 1 januari 2006. De daarmee gepaard gaande wijzigingen waren van dien aard dat de op dat moment bestaande regelingen op het gebied van ziektekosten(vergoedingen) niet meer werkbaar waren. Daarom ook is er tussen de CAO-partijen in de energiesector onderhandeld over een nieuwe, op het nieuwe wettelijke systeem geënte regeling, wat heeft geleid tot het CAO-akkoord van 7 december 2005. Daarin wordt een aparte passage gewijd aan de post-actieven die (in het verleden) konden profiteren van voortzetting van de regeling waar ze als werknemer onder vielen. Voor GKN is verder van belang dat de totale kosten van de (wettelijke en bedrijfs-) regelingen op het gebied van de (tegemoetkomingen in de) ziektekosten niet toenemen. Uitgangspunt van de nieuwe Zorgverzekeringswet was toch ook dat de financiële lasten voor de werkgever niet zwaarder zouden (moeten) worden. In de door de werknemers uitgedragen visie zouden die lasten juist exorbitant zwaar worden. Dat de post-actieven meer moeten bijdragen in hun verzekering tegen ziektekosten dan in het verleden is geen gevolg van een autonome maatregel of beslissing van GKN of de CAO-partijen, maar van de wijzigingen in het wettelijke systeem van ziektekostenverzekeringen. Voor een (juridische) onderbouwing van de genomen maatregel doet GKN voorts een beroep op het bepaalde in de artikelen 7:611 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), handelend over de relatie tussen werkgever en werknemer in termen van goed werkgeverschap en goed werknemerschap, en 6:248 lid 2 BW respectievelijk 6:258 BW, inhoudende (kortweg weergegeven) dat de redelijkheid en de billijkheid mede vorm geven aan de contractuele relatie van partijen. Vanuit die optiek maakt GKN bezwaar tegen de vordering van de werknemers omdat de (gereserveerde financiële) middelen van GKN door voldoening aan de eisen de werknemers volledig uitgeput zouden raken en de werknemers in een aanmerkelijk gunstiger positie zouden komen te verkeren dan andere post-actieven en de nog actieve werknemers. Dat valt niet te verantwoorden. Tenslotte bestrijdt GKN dat een dwangsom , gelet op het overigens gevorderde, mogelijk zou zijn, nog afgezien van het feit dat die dwangsom tot onacceptabele uitkomsten zou leiden. De beoordeling Het gaat in deze procedure om de vraag of een regeling, die in het kader van een Sociaal Plan van toepassing wordt verklaard op een werknemer met wie de arbeidsovereenkomst op grond van bijzondere omstandigheden wordt beëindigd, onveranderd van toepassing moet blijven . De volgende aspecten spelen bij de beoordeling een rol. In de eerste plaats moet worden vastgesteld dat het hier gaat om een regeling die is vastgesteld voor en van toepassing was op werknemers in dienst van GKN. De aanhef van artikel 6.3 is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Post-actieven kunnen in beginsel alleen rechten ontlenen aan deze regeling indien hun status het gevolg is van (pré-)pensionering. Ook op dit punt spreekt artikel 6.3.2 duidelijke taal. Deze regeling met betrekking tot de tegemoetkoming in de ziektekosten (met hardheidsclausule) is geen speciale regeling volgens het Sociaal Plan, maar is door een aantal “zwaan-kleef-aan”- bepalingen binnen de werkingssfeer van het Sociaal Plan getrokken. Was dat niet zo dan hadden sommige ex-werknemers hun rechten kunnen verliezen door het verlies van hun status als werknemer van GKN en omdat ze niet vanuit de arbeidsrelatie met GKN zijn gepensioneerd. Het Sociaal Plan moet overigens worden begrepen in en uitgelegd naar zijn doelstelling, die pregnant wordt verwoord in punt g van de considerans: Het Sociaal Plan is erop gericht oudere werknemers de mogelijkheid te bieden met (vervroegd) pensioen te gaan en de overige werknemers te begeleiden naar nieuwe werkgelegenheid buiten GKN. Op bemiddeling is in het Sociaal Plan derhalve een zwaar accent gelegd……………. Gelet op de in de Nederlandse rechtspraak gehanteerde regels voor de uitleg van bepalingen in regelingen als een Sociaal Plan (waarvoor met name kan worden verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2004, NJ 2005, 493) kan en mag aan het Sociaal Plan niet de betekenis worden toegekend om degenen op wie het Sociaal Plan betrekking heeft meer of andere rechten toe te kennen dan degenen die volgens de normale regels als post-actieven kunnen worden aangemerkt. Kortom, het Sociaal Plan doet aan de rechten uit hoofdstuk 6 van De Algemene Regelingen N.V. GKN niets toe of af. Daarmee kan de discussie over de status van de individuele werknemers op 3 oktober 1996 (al eerder gepensioneerd of post-actief geworden met toepassing van het Sociaal Plan) verder terzijde blijven. Vervolgens komt aan de orde de uitspraak van het College van Beroep ex artikel 7.3.2 ENB Raam-CAO in de zaak die [naam] en [naam] tegen GKN aanhangig hadden gemaakt over exact dezelfde problematiek. Het feit dat dit College van Beroep geschillen over (de uitleg van) CAO’s in de energiesector behandelt verhindert natuurlijk niet dat werknemers zich tot de burgerlijke rechter wenden om hun rechten geldend te maken. Voor het overige speelt die uitspraak geen rol in de onderhavige zaak omdat voor de gebondenheid van Krouwel en Willemsen aan de Protocolafspraken van de sector-CAO Productie beslissend werd geacht het lidmaatschap van een vakorganisatie die mede die afspraken had ondertekend. Dat is hier niet aan de orde. Het Sociaal Plan, de Algemene Regelingen N.V. GKN en alles wat daarbij een rol speelt hebben betrekking op de status als (ex-)werknemer van GKN, niet op de hoedanigheid van lid van een vakorganisatie die aan het CAO-overleg deelneemt. Terzijde zij hier ook nog opgemerkt dat het feit, dat CAO-partijen op 7 december 2005 een akkoord hebben bereikt over de regelingen op het gebied van de verzekering tegen ziektekosten, tot gevolg heeft dat deze aangelegenheid een CAO-zaak is geworden. Gelet op het bepaalde in lid 3 van artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden kan daarmee de discussie over de vraag, of de ondernemingsraad bij de gang van zaken nog een bepaalde rol zou (hebben) moeten spelen buiten beschouwing blijven. Als belangrijkste argument voor (de handhaving van) haar beslissing, vervat in haar brief van 15 december 2005 aan de werknemers over de ziektekostenverzekering 2006, voert GKN de per 1 januari 2006 sterk gewijzigde wetgeving op het gebied van de verzekering tegen ziektekosten aan. Deze brief, die overigens niet aan de werknemers is gericht in hun hoedanigheid als gerechtigden onder de vigeur van het Sociaal Plan maar als (collectief) verzekerden via GKN bij OZF Achmea (en dus kennelijk ook aan anderen zal zijn verstuurd), bevat onder het kopje Vervallen huidige regelingen de mededeling: In overeenstemming met de bepalingen in de Sector-CAO vervangt de in dit voorstel opgenomen regeling de huidige ziektekostenregelingen en -verzekeringen, de werkgeverspremies en -vergoedingen daarvoor, alsmede de hardheidsclausuleregeling. Kennelijk doelt GKN hierbij op hetgeen is overeengekomen in het CAO-akkoord over de sector-CAO’s Distributie en Productie d.d. 7 december 2005. Daarin is bepaald: Collectieve ziektekostenregeling Het bepaalde in hoofdstuk 15 (Productie) en hoofdstuk 14 (Distributie) van de sector-CAO’s alsmede het bepaalde ter zake van de ziektekosten in de bedrijfsprotocollen komt per 1 januari 2006 te vervallen. In plaats daarvan wordt het volgende overeengekomen: …………………. Het is een feit van algemene bekendheid dat de wetgeving op het gebied van de verzekering tegen ziektekosten met ingang van 1 januari 2006 een ingrijpende wijziging heeft ondergaan. Niet voor niets wordt gesproken over een “stelselwijziging”. Door het verdwijnen van de voorzieningen van de Ziekenfondswet en de vergoedingen via de particuliere ziektekosten-verzekeringen ontstond een situatie waarin allerlei aanvullende (bedrijfs)regelingen niet meer adequaat waren. Kennelijk hebben de partijen die betrokken zijn bij de CAO’s in de energiesector zich dat gerealiseerd en zijn zij om de tafel gaan zitten om daarvoor een oplossing te vinden. Dat heeft geresulteerd in het COA-akkoord van 7 december 2005. De vraag is nu of een algemene regeling als de in de Algemene Regelingen N.V. GKN opgenomen regeling ziektekosten, die via schakelbepalingen op individuele (post) arbeidsverhoudingen van toepassing wordt verklaard, ongewijzigd in die verhoudingen van kracht blijft, ook als de regeling zelf op gronden, die niets te maken hebben met die individuele (post)arbeidsverhoudingen, wordt gewijzigd of afgeschaft. De beantwoording van die vraag hangt af van het antwoord op de vraag wat partijen, die bij de opzet van het Sociaal Plan betrokken waren, met de van toepassing verklaring van die regeling voor ogen hebben gehad, respectievelijk welke betekenis aan de bewoordingen daarvan kan worden toegekend. Naar het oordeel van de kantonrechter kan de via/via-verwijzing van de regeling met betrekking tot de (vergoeding van de) ziektekosten in het Sociaal Plan niet anders worden begrepen dan als een waarborg dat degenen die met toepassing van het Sociaal Plan post-actief werden niet anders (lees: niet slechter) behandeld zouden worden dan degenen die via de (normale) weg van het (pré-)pensioen als post-actief werden erkend en daardoor rechten konden ontlenen aan de speciaal voor hen geformuleerde bepalingen. Er vooralsnog vanuit gaande dat de oude regeling “beter” was (meer financiële vergoedingen kende) dan de “nieuwe”, zoals de werknemers beweren, dan zou het standpunt van de werknemers tot resultaat hebben dat degenen op wie het Sociaal Plan betrekking had beter af zijn dan de overige post-actieven, ja zelfs beter af dan de nog actieve werknemers. Een dergelijk resultaat is in zijn algemeenheid al niet acceptabel, maar kan ook niet gerechtvaardigd worden door een verwijzing naar het Sociaal Plan omdat, zoals hierboven al is overwogen, het Sociaal Plan niet in die zin kan en mag worden uitgelegd dat een onderscheid wordt aangebracht tussen verschillende soorten post-actieven, althans een ander onderscheid dan in de regeling ziektekosten zelf is bepaald. In dit verband hecht de kantonrechter er aan om op te merken dat aangenomen moet worden dat in het algemeen in de verhouding werkgever/post-actieven het bepaalde in artikel 7:611 BW weliswaar niet rechtstreeks van toepassing is, maar toch een soort nawerking heeft in die gevallen waarin ofwel bij de beëindiging van het dienstverband specifieke afspraken zijn gemaakt die hun grondslag vinden in de (voormalige) werkgever/werknemer-verhouding ofwel bij de werkgever gehanteerde bedrijfsregelingen met een algemeen karakter ook op post-actieven van toepassing blijven. In zulke situaties moet de verhouding tussen partijen worden beoordeeld naar normen van goed werkgeverschap respectievelijk goed werknemerschap. Bedrijfsregelingen met een algemene strekking kunnen worden gewijzigd of afgeschaft volgens de daarvoor geldende regels, bijvoorbeeld na of in overleg met de ondernemingsraad of in het kader van CAO-afspraken. Daarvoor hoeft niet een speciale wijzigingsclausule in de regeling zelf te zijn opgenomen. Indien, zoals in het onderhavige situatie het geval is, een regeling waaraan ook post-actieven rechten kunnen ontlenen wordt gewijzigd of afgeschaft (de reden voor wijziging of afschaffing kan verder buiten beschouwing blijven) en die post-actieven zijn zelf niet bij de besluitvorming daarover betrokken of vertegenwoordigd, dan houden normen van goed werkgeverschap mede in dat met de belangen van die post-actieven rekening wordt gehouden en dat daarvan, voor zover mogelijk, ook blijk wordt gegeven. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat in deze situatie gebeurd. De CAO-partijen hebben over de gevolgen van de stelselwijziging ziektekostenverzekering overleg gevoerd, daarover een afspraak gemaakt en daarbij een speciale voorziening voor de post-actieven getroffen, aansluitend bij hetgeen zij voor de werknemers hebben geregeld. Dat daarbij de oude regelingen zijn afgeschaft is in het licht van de nieuwe wetgeving niet onlogisch of onredelijk. Met de zienswijze dat deze regelingen in het nieuwe stelsel onwerkbaar waren kan de kantonrechter instemmen. Het bovenstaande samenvattend komt de kantonrechter tot het oordeel dat bij beëindiging van het dienstverband van een werknemer onder de vigeur van het Sociaal Plan, waardoor hij als post-actief wordt aangemerkt, geen zodanige rechten zijn verleend dat hij op een andere manier zou moeten worden behandeld als andere post-actieven. Verder is niet gebleken dat in het kader van het Sociaal Plan bepaalde rechten (bedoeld wordt in dit geval rechten met betrekking tot de vergoeding van (de verzekering tegen) ziektekosten) zijn vastgelegd met de bedoeling ze “voor eeuwig” te laten gelden. De in het kader van de stelselwijziging ziektekostenverzekering gemaakte afspraken tussen de CAO-partijen en de overige beslissingen kunnen, gelet op de aard van de wetgeving en alle daarbij betrokken belangen, niet als onrechtvaardig jegens de werknemers worden gekwalificeerd. Dit alles heeft tot uitkomst dat de vordering van de werknemers zal worden afgewezen. De verdere discussie tussen partijen over de met de financiële gevolgen van één en ander en over de dwangsom kan verder buiten beschouwing blijven. Als de in het ongelijk gestelde partij dienen de werknemers de kosten van deze procedure te dragen. De beslissing De kantonrechter wijst de vordering af; veroordeelt de werknemers in de kosten van deze procedure, aan de zijde van GKN tot op deze uitspraak begroot op € 600,- voor salaris gemachtigde. Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. H.J.T. Blom en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2007.