Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA9669

Datum uitspraak2007-07-16
Datum gepubliceerd2007-07-16
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers284489 / HA RK 07-327
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek tot bevelen van een voorlopig getuigenverhoor. Met het verzoek beoogt verzoekster, Chip(s)hol III B.V.,te onderzoeken in hoeverre de rechtbank Haarlem een norm heeft geschonden met de vervanging van de meervoudige civiele kamer die haar zaak tegen Luchthaven Schiphol N.V. tot begin van dit jaar heeft behandeld. Het verzoek is afgewezen omdat de gestelde feiten niet kunnen leiden tot toewijzing van enige vordering tegen de Staat. Voor zover wordt gesteld wordt dat er reden is om te twijfelen aan de onafhankelijkheid en/of de onpartijdigheid van de nieuwe samenstelling van de rechtbank, geeft de wet verzoekster de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot wraking. Verzoekster heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt en het verzoek is door de wrakingskamer van de rechtbank afgewezen. Hiertegen staat geen rechtsmiddel open en de juistheid van deze beslissing kan niet langs de weg van een vordering uit onrechtmatige daad alsnog ter beroordeling worden voorgelegd. Voor zover wordt gesteld dat gevreesd moet worden dat de rechters die de zaak thans behandelen minder bekwaam en/of ingewerkt zouden zijn, heeft verzoekster de mogelijkheid van beroep in cassatie van de door hen nog te nemen beslissing. Ook hier heeft te gelden dat de juistheid van die beslissing niet langs de weg van een vordering uit onrechtmatige daad ter beroordeling kan worden voorgelegd. Uit artikel 17 van de Grondwet volgt verder niet het recht op behandeling van de zaak door één en dezelfde rechter.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht JKL zaaknummer / rekestnummer: 284489 / HA RK 07-327 Beschikking van 16 juli 2007 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CHIP(S)HOL III B.V., gevestigd te Wassenaar, verzoekster, procureur mr. drs. W.P. den Hertog, advocaat mr. M.Ch. Kaaks te Amsterdam, t e g en: DE STAAT DER NEDERLANDEN, (Ministerie van Justitie, meer specifiek de president van de rechtbank Haarlem), zetelend te 's-Gravenhage, verweerder, procureur mr. G.J.H. Houtzagers. Partijen worden hierna aangeduid met "Chipshol" en "de Staat". 1. Het procesverloop: 1.1 Chipshol heeft op 27 maart 2007 een verzoekschrift met 9 producties ingediend. Zij verzoekt de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, met benoeming van een rechter-commissaris ten overstaan van wie het getuigenverhoor zal worden gehouden. 1.2 De Staat heeft op 29 mei 2007 een verweerschrift met 3 producties ingediend. Hij concludeert daarin tot afwijzing van het verzoek. 1.3 Bij fax van 1 juni 2007 heeft Chipshol nog 4 producties toegezonden. De Staat heeft bij brief van dezelfde datum nog 2 producties toegezonden. 1.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juni 2007. Namens Chipshol zijn verschenen de heren [A], [B] en [C], vergezeld van mr. M.Ch. Kaaks. Namens de Staat is mr. G.J.H. Houtzagers verschenen. 2. Het verzoek: 2.1 Chipshol voert het volgende aan. Zij heeft bij de rechtbank Haarlem een schadevergoedingsprocedure ex artikel 50 van de Luchtvaartwet tegen Luchthaven Schiphol N.V. aanhangig gemaakt. Na pleidooi is op 12 januari 2005 in die procedure een tussenvonnis gewezen door mrs. [D], [E] en [F] waarin is bepaald dat de Luchthaven Schiphol N.V. gehouden is de door Chipshol geleden schade ten gevolge van een bouwverbod te vergoeden. In genoemd vonnis is tevens een onderzoek door deskundigen naar de omvang van de schade bevolen. Drie deskundigen hebben vervolgens onderzoek verricht en hebben daarover gerapporteerd. 2.2 Naast voormelde procedure is Chipshol bij de rechtbank Haarlem een procedure ex artikel 6:162 BW gestart tegen de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL). In die procedure heeft op 18 september 2006 ten overstaan van mr. [D] een comparitie van partijen plaatsgevonden. Ook in deze procedure is een deskundigenonderzoek gelast. 2.3 In de zaak tegen Luchthaven Schiphol N.V. vonden op 15 januari 2007 de slotpleidooien plaats. Kort voor dit pleidooi bleek Chipshol dat de voltallige meervoudige kamer onder voorzitterschap van mr. [D] was vervangen door drie nieuwe rechters, te weten mrs. [G], [H] en [I]. 2.4 Chipshol heeft tegen deze vervanging geprotesteerd bij de president van de rechtbank Haarlem. Zij meent dat zij door de vervanging in haar procesbelang is geschaad en dat de rechtbank Haarlem aldus artikel 6 EVRM heeft geschonden, althans jegens haar onzorgvuldig heeft gehandeld. De vervanging van drie ervaren rechters in de slotfase van een procedure, waarbij het gaat om de vaststelling van een schadevergoeding, is volgens Chipshol ondoelmatig, druist in tegen de continuïteit van de rechterlijke betrokkenheid en brengt schade toe aan haar procesbelang. 2.5 Met het horen van getuigen wenst Chipshol te onderzoeken in hoeverre de rechtbank Haarlem een norm heeft geschonden met de vervanging van de gehele meervoudige kamer. Chipshol wil vaststellen of de vervanging op enigerlei wijze verband houdt met het optreden van de drie rechters en in het bijzonder dat van mr. [D], die - aldus Chipshol - in de procedure tegen LVNL, ondanks protest van LVNL, het verzoek van Chipshol tot benoeming van een onafhankelijke deskundige heeft ingewilligd. Voorts heeft mr. [D] tijdens een comparitie op 18 september 2006 gememoreerd dat Chipshol door de jaren heen behoorlijk is tegengewerkt door Luchthaven Schiphol N.V. en diverse bestuursorganen. Indien komt vast te staan dat de vervanging geen standaardbeslissing is geweest in het kader van het rouleerbeleid, heeft de rechtbank Haarlem jegens Chipshol onzorgvuldig gehandeld en kan zij, aldus Chipshol, worden aangesproken op grond van onrechtmatige daad. Chipshol sluit niet uit dat sprake is geweest van een correctieve maatregel die niet is ingegeven door organisatiebelangen. 3. Het verweer: 3.1 De Staat voert het volgende aan. Het gesloten systeem van rechtsmiddelen brengt mee dat de juistheid van een rechterlijke beslissing niet langs een vordering uit onrechtmatige daad ter discussie kan worden gesteld. De uitzondering hierop, dat bij de voorbereiding van een rechterlijke beslissing zo fundamentele rechtsbeginselen zijn veronachtzaamd dat van een eerlijk en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken en tegen de beslissing voorts geen rechtsmiddel openstaat en heeft opengestaan, is hier niet van toepassing. Chipshol heeft op dit moment geen vordering op de Staat omdat er tegen de eindbeslissing van de rechtbank Haarlem in de zaak van Chipshol tegen Luchthaven Schiphol N.V. nog een rechtsmiddel (cassatie) openstaat. Als Chipshol meent dat de procesgang onaanvaardbaar is, dient zij gebruik te maken van het nog openstaande rechtsmiddel. Chipshol heeft daarom onvoldoende belang bij een voorlopig getuigenverhoor. 3.2 De Staat voert voorts aan dat de beslissing om het pleidooi op 15 januari 2007 te laten plaatsvinden voor een volledig nieuwe samenstelling is ingegeven door het organisatiebelang van de rechtbank Haarlem en het rouleerbeleid ten aanzien van de individuele rechters. De zaken waarmee deze rechters waren belast zijn daarbij niet aan de orde geweest. Onder verantwoordelijkheid van de sectorvoorzitter is uit de per 1 januari 2007 bestaande rechtersformatie van de civiele sector een meervoudige kamer vastgesteld. Mrs. [D] en [E] waren op dat moment gerouleerd naar een andere sector en mr. [F] was beperkt inzetbaar, zodat is besloten drie nieuwe rechters op het pleidooi in te delen. Van enige onrechtmatigheid of onzorgvuldigheid is bij de samenstelling geen sprake. Anders dan Chipshol meent is de Staat van mening dat een partij geen recht heeft op een continue betrokkenheid van dezelfde rechters. Dit recht kan volgens de Staat niet aan artikel 17 van de Grondwet worden ontleend. 3.3 Tenslotte voert de Staat aan dat Chipshol op geen enkele wijze heeft gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat zij als gevolg van de feiten die zij wil bewijzen schade heeft geleden. Een tegen de drie nieuwe rechters ingesteld wrakingsverzoek is afgewezen. Niet valt in te zien, aldus de Staat, hoe de gewijzigde samenstelling van de kamer Chipshol in enig procesbelang kan hebben geschaad. 4. De beoordeling: 4.1 Chipshol legt aan haar verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ten grondslag het onrechtmatig handelen van de Staat (lees het bestuur van de rechtbank Haarlem), waardoor zij in haar procesbelang is geschaad. Het bestuur van de rechtbank Haarlem heeft, in de visie van Chipshol, onrechtmatig gehandeld door op een essentieel moment in de bodemprocedure tussen enerzijds Chipshol en anderzijds Luchthaven Schiphol N.V. zonder deugdelijke reden de drie behandelende rechters te vervangen. 4.2 Chipshol stelt in haar procesbelang te zijn geschaad omdat de drie rechters (die al bij tussenvonnis ten gunste van Chipshol hebben beslist omtrent de aansprakelijkheid voor de door Chipshol geleden schade) zijn vervangen en, wat Chipshol niet uitsluit, de vervanging een verkapte sanctie is, naar de rechtbank begrijpt: voor dit tussenvonnis ten gunste van Chipshol en voor door mr. [D] gedane uitlatingen. Kennelijk vreest Chipshol dat de nieuwe behandelende rechters niet (langer) onafhankelijk en onpartijdig, maar op de hand van de Staat zullen zijn. 4.3 Daarnaast stelt Chipshol in haar procesbelang te zijn geschaad omdat de vervanging ondoelmatig is en indruist tegen de continuïteit van de rechterlijke betrokkenheid. De rechtbank begrijpt deze stelling aldus dat Chipshol vreest dat de nieuwe samenstelling van de rechtbank, gelet op de omvangrijke voorgeschiedenis, onvoldoende in de materie is ingewerkt en daardoor niet voldoende deskundig is om tot een juist oordeel te komen. 4.4 Indien er reden is te twijfelen aan de onafhankelijkheid en/of onpartijdigheid van de nieuwe samenstelling van de rechtbank Haarlem geeft artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot wraking. Chipshol heeft van die mogelijkheid ook daadwerkelijk gebruik gemaakt. De wrakingskamer van de rechtbank Haarlem heeft het verzoek van Chipshol echter afgewezen. Tegen die uitspraak staat volgens artikel 39 lid 5 Rv. geen voorziening open, zij het dat dit appelverbod kan worden doorbroken indien - voor zover thans van belang - de wrakingskamer zodanige essentiële vormen niet in acht heeft genomen dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van het verzoek tot wraking niet kan worden gesproken (H.R. 22 januari 1999, LJN: ZC2824). Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (onder meer H.R. 3 december 1971, NJ 1972, 137), brengt het gesloten systeem van in de wet geregelde rechtsmiddelen mee dat de juistheid van deze beslissing niet, zoals Chipshol blijkbaar wenst, langs de weg van een vordering uit onrechtmatige daad ter discussie kan worden gesteld. 4.5 Het behandelen van de bodemprocedure door onvoldoende ingewerkte en/of onvoldoende deskundige rechters kan in de visie van Chipshol leiden tot een onjuist vonnis. Daargelaten dat niet is in te zien dat de leden van de rechtbank die de zaak thans behandelen minder bekwaam en/of ingewerkt zouden zijn, geldt echter ook voor deze beslissing dat de juistheid van het vonnis niet met een vordering uit onrechtmatige daad ter discussie kan worden gesteld, reeds omdat artikel 54 van de Luchtvaartwet Chipshol de mogelijkheid geeft tegen het vonnis cassatie in te stellen. 4.6 Chipshol beroept zich voorts nog op artikel 17 van de Grondwet dat bepaalt dat niemand tegen zijn wil kan worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent. Dit artikel heeft echter, anders dan Chipshol meent, geen betrekking op de persoon van de behandelend rechter of op een combinatie van rechters. Uit genoemd artikel kan niet worden afgeleid dat iemand het recht toekomt zijn zaak van begin tot eind door één en dezelfde rechter te laten behandelen. 4.7 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat Chipshol geen belang heeft bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor omdat zulks niet kan leiden tot toewijzing van enige vordering van Chipshol jegens de Staat op grond van onrechtmatige daad. Het verzoek zal worden afgewezen met veroordeling van Chipshol als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure. 4.8 De rechtbank realiseert zich dat het diepgewortelde wantrouwen van Chipshol niet zal zijn weggenomen door de afwijzing van het onderhavige verzoek, maar deze omstandigheid kan geen grond zijn voor toewijzing van het verzoek. BESLISSING: De rechtbank wijst het verzoek af en veroordeelt Chipshol in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de Staat begroot op € 251,-- aan verschotten (griffierecht) en op € 904,-- aan salaris voor de procureur. Deze beschikking is gegeven door mrs. P.G.J. de Heij, E. Weiss en E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.