Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA9766

Datum uitspraak2007-04-04
Datum gepubliceerd2007-07-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 07-2323
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

B&W van de gemeente Haarlemmermeer heeft op 3 april 2007 een vergunning verleend voor het houden van een evenement bij de Expo Haarlemmermeer van 5 tot en met 9 april 2007. Naar aanleiding daarvan hebben eisers de voorzieningenrechter verzocht de vergunning te schorsen en handhavend op te treden tegen het handelen in strijd met het toepasselijke bestemmingsplan. Het verzoek om schorsing wordt afgewezen nu door middel van de vergunningsvoorschriften voldoende maatregelen zijn getroffen om overlast tegen te gaan en niet is gebleken dat deze voorschriften niet zullen worden nageleefd. Voldoende aannemelijk is dat door het toestaan van detailhandel tijdens het evenement, in strijd met het bestemmingsplan wordt gehandeld. Geen omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan van handhaving af moet worden gezien.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 07 - 2323 uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 april 2007 in de zaak van: [verzoekers] alle wonende en gevestigd te [woonplaats], verzoekers, tegen: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder, derde partij De Woonbeurs B.V., gevestigd te Landsmeer. 1. Procesverloop Bij brief van 27 maart 2007 hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag van De Woonbeurs B.V. (hierna: De Woonbeurs), een vergunning te verlenen voor het mogen houden van een evenement gericht op buiten wonen en tuin bij de Expo Haarlemmermeer te Vijfhuizen. Bij brief van 28 maart 2007 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen tegen het niet nemen van het besluit, dan wel de vergunning, indien die alsnog wordt verleend, te schorsen. Bij besluit van 3 april 2007 heeft verweerder de vergunning verleend. Het verzoek is, gelijktijdig met het met deze zaak samenhangende verzoek met zaaknummer 07-2420, behandeld ter zitting van 4 april 2007, alwaar [X] namens verzoekers is verschenen. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door drs. M. Link, werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer. Namens De Woonbeurs zijn verschenen [A en B]. 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard. Het bestemmingsplan 'Staatsbos Floriade 1998' bepaalt onder meer: "Artikel 18 RECREATIEVE DOELEINDEN III (RDIII) Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor "Recreatieve Doeleinden III" (RDIII) zijn bestemd voor natuur en recreatieve doeleinden. Inrichting 2. Op deze gronden zijn toegelaten: (...) e. voorzieningen ten behoeve van recreatie; zoals sportvoorzieningen (met uitzondering van voorzieningen voor motorcross, modelvliegen en andere dergelijke geluidveroorzakende activiteiten), speelvoorzieningen en attracties met bijbehorende gebouwde voorzieningen, horecabedrijven, educatieve voorzieningen en verblijfsrecreatieve accommodaties waaronder mede wordt begrepen seizoenwoonverblijven, campings en recreatiecentra. (...)." In artikel 26 van de Algemeen plaatselijke verordening (hierna: APV) van de gemeente Haarlemmermeer wordt - voor zover hier van belang - als volgt bepaald: "1. In dit artikel wordt verstaan onder: a. evenement: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van: (...) - markten als bedoeld in artikel 151 van de Gemeentewet; - snuffelmarkten, braderieën en dergelijke als bedoeld in artikel 96; (...) 3. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen; d. de zedelijkheid of gezondheid. 4. Een aanvraag om vergunning als bedoeld in het tweede lid moet worden ingediend uiterlijk acht weken voor de datum van het evenement. De Burgemeester kan van de hiervoor gestelde datum afwijken. (...)". 2.2 De Woonbeurs heeft door middel van een op 13 februari 2007 bij verweerder ingekomen aanvraag, een evenementenvergunning aangevraagd voor het mogen houden van een evenement gericht op buiten wonen en tuin bij de Expo Haarlemmermeer te Vijfhuizen, van 5 tot en met 9 april 2007. Op 12 maart 2007 is deze aanvraag tijdens het evenementenoverleg van verweerder besproken, waarbij de politie en brandweer aan verweerder advies hebben uitgebracht. Bij brief van 23 maart 2007 hebben verzoekers verweerder verzocht op de aanvraag te beslissen. Hierop heeft verweerder bij brief van 27 maart 2007 bericht dat in verband met de voorbereiding van het besluit, nog geen besluit kon worden genomen. Op eveneens 27 maart 2007 hebben verzoekers vervolgens bezwaar gemaakt tegen het niet nemen van een besluit en op 28 maart 2007 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Bij besluit van 3 april 2007 heeft verweerder de vergunning op grond van het bepaalde in artikel 26 APV verleend. 2.3 Verzoekers wensen - na aanpassing van het verzoek ter zitting - schorsing van het besluit van 3 april 2007, omdat zij overlast ondervinden van het te houden evenement. Voorts begrijpt de voorzieningenrechter, gelet op de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, het verzoek aldus dat zij tevens hebben verzocht verweerder op te dragen handhavend op te treden ten aanzien van overtredingen van het bestemmingsplan. 2.4 Ter onderbouwing van hun stelling dat zij van het te houden evenement overlast ondervinden, hebben verzoekers - samengevat weergegeven - aangevoerd dat er sprake is van verkeersoverlast waardoor verzoekers niet, dan wel moeilijk bereikbaar zijn, dat zij in hun bewegingsvrijheid worden beperkt en dat verzoeker sub 2 door het evenement inkomstenverlies zal lijden. Gelet op deze overlast had de vergunning niet mogen worden verleend, aldus verzoekers. De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt. Verweerder heeft, zoals hij ter zitting voldoende specifiek gemotiveerd heeft aangegeven, door middel van de vergunningsvoorschriften verschillende maatregelen getroffen en beperkingen gesteld om de overlast zoveel mogelijk te beperken. Voorts is niet gesteld en vooralsnog is evenmin gebleken dat deze vergunningsvoorschriften niet zullen worden nageleefd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder dan ook in redelijkheid kunnen vaststellen dat in dit geval niet van (één van) de in artikel 26 APV genoemde gronden om de vergunning te weigeren, sprake is en de vergunning terecht verleend. Dat de vergunningsaanvraag, zoals verzoekers in dit kader nog hebben aangevoerd, niet uiterlijk acht weken voor de datum van het evenement is ingediend, doet daar niet aan af. Op grond van het bepaalde in artikel 26 APV is het immers mogelijk van die termijn af te wijken, zodat de termijn als een termijn van orde kan worden aangemerkt. Het verzoek om de vergunning te schorsen, wordt derhalve afgewezen. 2.5 Tussen partijen is niet in geschil, en ook de voorzieningenrechter gaat daar van uit, dat het terrein waar het evenement plaatsvindt, de bestemming Recreatieve Doeleinden III heeft en dat tijdens het evenement in enigerlei mate sprake zal zijn van detailhandel. Hoewel in de toepasselijke planvoorschriften dit niet met zoveel woorden wordt bepaald, is voorshands voldoende aannemelijk dat de detailhandel binnen de geldende bestemming niet is toegestaan. Zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven, zal immers met betrekking tot het betreffende terrein een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor het toestaan van detailhandel worden aangevangen. Een dergelijke vrijstellingsprocedure zou onnodig zijn indien detailhandel reeds zou zijn toegestaan onder het bestemmingsplan. Voorts wordt in de overgelegde brief van 10 april 2006 van verweerder overduidelijk aangegeven dat op grond van het bestemmingsplan de verkoop van goederen aan eindgebruikers, niet is toegestaan. Door tijdens het evenement de verkoop aan de bezoekers toe te staan, wordt dan ook in strijd met het bestemmingsplan gehandeld. Daaraan doet niet af dat slechts een gedeelte van de standhouders hun goederen ter verkoop zullen aanbieden. 2.6 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zal, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om daartegen op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat, dan wel wanneer handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie dient te worden afgezien. Van een concreet uitzicht op legalisatie is in het onderhavige geval geen sprake en ook overigens zijn de voorzieningenrechter geen omstandigheden gebleken op grond waarvan verweerder van handhaving af zou moeten zien. 2.7 Uit het voorgaande volgt dat, gelet op de betrokken belangen, onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Het verzoek daartoe zal derhalve op de hierna vermelde wijze worden toegewezen. In het licht van de aard en omvang van het evenement waarvoor de vergunning is verleend, zal de voorzieningenrechter naar voorlopig oordeel het verbod tot detailhandel in het onderhavige geval aldus bepalen dat de directe verkoop tijdens het evenement is verboden. Daaronder wordt, gelet op de door verweerder en De Woonbeurs geschetste gang van zaken op het evenement, het plaatsen en afrekenen van bestellingen voorshands niet begrepen. 2.8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is dat verzoeksters voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten hebben gemaakt. 3. Beslissing De voorzieningenrechter: 3.1 wijst toe het verzoek gericht tegen de fictieve weigering tot handhaving in verband met de schending van het bestemmingsplan, 3.2 wijst de overige verzoeken af, 3.3 gelast verweerder handhavend op te treden tegen overtredingen van het krachtens het toepasselijke bestemmingsplan van kracht zijnde verbod tot detailhandel, 3.4 gelast dat de gemeente Haarlemmermeer het door verzoekers betaalde griffierecht van € 285,-- aan hen vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Medze, voorzieningenrechter, en op 4 april 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. T.A.M. Tijhuis, griffier. afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.