Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA9927

Datum uitspraak2007-07-11
Datum gepubliceerd2007-07-24
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers07/00007
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het Hof oordeelt dat belanghebbende ten onrechte in sector 10 (Metaalindustrie) is ingedeeld en deelt belanghebbende in in sector 44 (zakelijke dienstverlening II).


Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM Kenmerk 07/00007 uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het beroep van X B.V., gevestigd te Z, belanghebbende, gemachtigden van belanghebbende [ ], tegen een uitspraak van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst P, de inspecteur. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna ook: UWV) heeft bij besluit van 24 augustus 2005 belanghebbende in het kader van de sectorindeling per 1 mei 2005 ingedeeld in sector 10 Metaalindustrie. 1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Raad van Bestuur van het UWV bij uitspraak, gedagtekend 6 december 2005, het bezwaar ongegrond verklaard. 1.3. Tegen deze uitspraak hebben voornoemde gemachtigden beroep ingesteld bij beroepschrift met bijlagen van 16 januari 2006, gericht aan de Centrale Raad van Beroep, en aldaar ingekomen op 16 januari 2006. 1.4. De inspecteur heeft bij de Centrale Raad van Beroep een verweerschrift met bijlagen ingediend. 1.5. De Centrale Raad van Beroep heeft bij brief van 29 december 2006 het beroepschrift en het verweerschrift doorgezonden aan het Hof. Deze stukken zijn bij het Hof op 11 januari 2007 ingekomen. 1.6. Partijen hebben nadere stukken ingezonden; belanghebbende bij brief van 16 maart 2007 en de inspecteur bij brief van 1 maart 2007. 1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2007. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht. 2. Overwegingen Feiten 2.1.1. Belanghebbende, handelend onder de naam Y, oefent een bedrijf uit op de luchthaven Q. In een formulier ‘Aanmelding werkgever’ dat namens belanghebbende met dagtekening 15 juni 2005 is ondertekend en dat op 20 juni 2005 is ontvangen door het UWV, heeft de controller van belanghebbende de bedrijfsactiviteiten als volgt omschreven: Onderhoud, reparatie en wijziging van luchtvaartuigen en de training van luchtvaartpersoneel, alsmede de groothandel in onderdelen van luchtvaartuigen. Deze omschrijving komt overeen met de doelomschrijving in de statuten en met de bedrijfsomschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. In het aanmeldingsformulier is voorts aangegeven dat belanghebbende vanaf 1 mei 2005 personeel in dienst heeft en dat het aantal werknemers 35 bedraagt. Blijkens een brief van 1 juni 2005 van belanghebbende aan het UWV bedroeg de verwachte loonsom over 2005 € 630.000. 2.1.2. Het UWV heeft belanghebbende met dagtekening 24 augustus 2005 een ‘Polis werknemersverzekeringen’ toegezonden waarin onder meer het volgende is opgenomen: Indeling van uw bedrijf in verband met de premiehoogte Aard van het bedrijf: onderhoud en reparatie aan vliegtuigen Sector: Metaalindustrie Risicopremiegroep: N.V.T. (…) Wettelijke basis De beslissing over de indeling in sector en, indien van toepassing, risicopremiegroep, is genomen op grond van - Artikel 85, 97k, 97l en 97m van de Werkloosheidswet - De Regeling indeling van het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren van 25 februari 1997 (Staatscourant 1997, nummer 41) In een bijlage bij de Polis is onder meer het volgende opgenomen: Verzekeringsgegevens: Begindatum Verzekering: 01-05-2005 Bedrijfsindeling KvK (Bik) : Vervaardiging van vlieg- en ruimtevaartuigen (…) Omschrijving door werkgever: onderhoud en reparatie aan vliegtuigen Bedrijfsindeling Gak (Gib): Staalbouw, industriële bruggen-, wagen- en vliegtuigbouw (…) Sectorindeling: Metaalindustrie Sector-code: 10 GAK (…) Werknemersgegevens: Aantal werknemers: 35 2.1.3. Bij brief van 4 oktober 2005 is namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen het besluit inzake de sectorindeling. Dit bezwaar is gemotiveerd bij brief van 14 november 2005. 2.1.4. In de hierop met dagtekening 6 december 2005 gegeven beslissing van de Raad van Bestuur van het UWV is onder meer het volgende opgenomen: I Motivering Voor de feiten, omstandigheden en conclusie die geleid hebben tot de hierna vermelde beslissing verwijzen wij u (…) naar het hieraan ten grondslag liggende basisdocument indelingen van 1 december 2005. II Beslissing De Raad van Bestuur van het Uwv bevestigt de bestreden beslissing en verklaart het bezwaar ongegrond. Tegen deze beslissing kan werkgever binnen zes weken na dagtekening van deze brief schriftelijk beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep (…) 2.1.5. In het zogenoemde basisdocument indelingen van 1 december 2005 – een intern advies van het hoofd Indeling en Inschrijving van het UWV aan de Raad van Bestuur van het UWV – is onder meer het volgende opgenomen: Onderzoek: 1 Voorgeschiedenis - relevante dossiergegevens: [Belanghebbende] heeft zich met brief van 1 juni 2005 met ingang van 1 mei 2005 als werkgever aangemeld bij Uwv, met als omschrijving van de bedrijfsuitoefening (conform het vermelde in het uittreksel van de Kamer van Koophandel en Fabrieken): onderhoud, reparatie en wijzigingen aan luchtvaartuigen en de training van luchtvaartpersoneel, alsmede de gro[o]thandel in onderdelen van luchtvaartuigen. Het aanmeldingsformulier d.d. 15 juni 2005 bevat dezelfde bedrijfsomschrijving. Per aanvangsdatum werkgeverschap zijn er 35 in dienst. Op 5 augustus 2005 wordt een indelingsonderzoek ingesteld. Daaruit komt naar voren dat [belanghebbende] deel uitmaakt van de “[A] Groep B.V.” (…) waarvan, naast 2 andere divisies, de luchtvaartdivisie een onderdeel is (Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat de hoofdsom binnen deze ondernemingengroep is gelegen bij sector 48. Steen-, cement-, glas- en keramische industrie). Verder blijkt uit de betreffende rapportage dat tijdens de surseance periode van de “[B] Aviation-ondernemingen” T Nederland N.V. de vergunningen/licenties heeft gekocht die toebehoorden aan [C] B.V. (…) Daartoe heeft T Nederland N.V. op 1 april 2005 [belanghebbende] opgericht en de vergunningen/licenties in deze B.V. ingebracht. De [A] Groep B.V. heeft op 29 april 2005 deze lege B.V. met vergunningen van T Nederland N.V. overgenomen en is sindsdien enig aandeelhouder middels [D] B.V. Laatstgenoemde onderneming is op haar beurt enig aandeelhouder van [belanghebbende]. [C] B.V., die per 4 mei 2005 in staat van faillissement is verklaard en die zich bezighield met reparatie en onderhoud van vliegtuigen van de groep, ressorteerde op eigen titel onder sector 10. Metaalindustrie, doch was op haar verzoek op grond van de concernregelen aangesloten bij sector 31. Overig personenvervoer te land en in de lucht. (…) Ten slotte komt uit het buitendienstonderzoek naar voren, dat [belanghebbende] zich qua loonsom in hoofdzaak bezighoudt met onderhoud en reparatie van vliegtuigen (type Boeing 737/757/767). Bijkomstig is sprake van training van technisch personeel, alsmede de handel in vliegtuigonderdelen. [Belanghebbende] heeft na werving per 1 mei 2005 ca. 80% van de werknemers (technisch personeel) overgenomen van [C]. (…) 2 Bevindingen uit eigen onderzoek (…) De achtergronden van het bezwaar worden in het aanvullend bezwaarschrift d.d. 14 november 2005 als volgt omschreven: “Cliënt oefent een dienstverlenend bedrijf uit op de luchthaven Q. De werkzaamheden die daarbij worden verricht zijn in – grofweg – vijf categorieën in te delen (de serviceportefeuille), die hieronder staan weergegeven met bijbehorende omzet(percentages): A. Line maintenance (het inspecteren en controleren van vliegtuigen) (€ 632.333; 56%) B. Aircraft maintenance (het verrichten van herstelwerkzaamheden aan vliegtuigen) (€ 267.763; 24%) C. Logistics (het beheer van de goederenstroom) (€ 107.186; 9%) D. Training (€ 48.600; 4%) E. Overig (€ 82.599; 7%) “Bovenstaande omzetverdeling is grotendeels gefactureerd op basis van gewerkte uren, zodat de uitsplitsing van de totale loonsom naar deze categorieën een gelijke verhouding zal weergeven”. (…) Beoordeling: In de bijlage van de Indelingsregeling wordt bij sector 10. Metaalindustrie, onderdeel II, punt 5 genoemd: het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen. Namens werkgever wordt in bezwaar aangevoerd, dat de maatschappelijke functie in hoofdzaak omvat het inspecteren en controleren van vliegtuigen en dat de herstelwerkzaamheden hiervan een uitvloeisel zijn. Dit standpunt wordt door Uwv niet onderschreven. [Belanghebbende] treedt in het maatschappelijk verkeer functioneel bezien in hoofdzaak op als een herstelbedrijf van vliegtuigen, waaraan het inspectie- en controlewerk inherent is. Werkgever stelt ook zelf: “Pas wanneer er tijdens de inspectie/controle of na de debriefing onregelmatigheden aan het vliegtuig worden geconstateerd, worden er herstelwerkzaamheden aan het vliegtuig uitgevoerd”. Met andere woorden: inspectie- en controlewerkzaamheden zijn onlosmakelijk verbonden met het herstel van vliegtuigen en kunnen niet op eigen merites worden beoordeeld. Daarbij is niet relevant op welke wijze één en ander contractueel is vastgelegd. Ter vergelijking: een garagebedrijf dat een auto voor reparatie krijgt aangeboden zal eerst moeten onderzoeken wat exact het probleem is. Als er dan geen storing wordt aangetroffen, dan blijft dit garagebedrijf, ondanks het feit dat slechts inspectiewerk is verricht, een tot de metaalsector behorend autoherstelbedrijf en wordt geen tot onder werkingssfeer van sector 44. Zakelijke Dienstverlening II ressorterend ingenieursbureau. Het vorenstaande houdt in dat in het onderhavige geval 80% van de totale loonsom (56% + 24%) moet worden toegerekend aan het herstellen van vliegtuigen. De overige werkzaamheden zijn qua loonsom te verwaarlozen. [Belanghebbende] hoort derhalve thuis bij sector 10. Metaalindustrie, zodat de be[s]treden beslissing dient te worden bevestigd. (…) 2.1.6. Volgens haar beroepschrift heeft belanghebbende (inmiddels) 45 werknemers in dienst: 40 inspecteurs (intern ‘flight safety officers’ geheten) en 5 man ondersteunend personeel. Het geschil 2.2. In geschil is of belanghebbende terecht is ingedeeld in sector 10. Metaalindustrie. Belanghebbende stelt primair dat zij behoort te worden ingedeeld in sector 44. Zakelijke dienstverlening II en subsidiair dat het primaire besluit en de beslissing op bezwaar onvoldoende zijn gemotiveerd. Standpunten van partijen 2.3. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Het toepasselijke recht 2.4.1. Met ingang van 1 maart 1997 is in werking getreden de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (Wet van 26 februari 1997, Stb. 95). Artikel 51, eerste lid, van die wet, hield tot 1 januari 2002 in: Onze Minister deelt het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren in, waarbij elke sector één of meer takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan omvat. 2.4.2. Eveneens met ingang van 1 maart 1997 is in werking getreden de op artikel 51, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 gebaseerde Regeling indeling van het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren (Stcrt. 1997, 41). Deze regeling wordt hierna aangeduid als: de RIBBS). Bij de invoering van de RIBBS is de volgende toelichting gegeven: Het bedrijfs- en beroepsleven is ten behoeve van de uitvoering van diverse socialeverzekeringswetten ingedeeld in verschillende sectoren, ieder omvattende één of meer takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan. Deze indeling vindt plaats door middel van een ministeriële regeling op grond van artikel 51, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (Osv 1997). In de Osv 1997 is bepaald dat het Landelijk instituut sociale verzekeringen zich bij de uitvoering van een aantal taken laat adviseren door sectorraden om te waarborgen dat, daar waar dat mogelijk en noodzakelijk is, de uitvoering wordt afgestemd op de verschillende sectoren of sectoronderdelen. Omdat de sectorraden een adviserende rol krijgen richting Lisv, is het gewenst dat de indeling in sectoren aansluiting vindt bij de hedendaagse organisatorische verbanden van bedrijven en brancheorganisaties. Een aanpassing van de tot op dit moment bestaande indeling van het bedrijfs- en beroepsleven is hiervoor noodzakelijk. Voor de indeling in sectoren van het bedrijfs- en beroepsleven wordt daarvoor aangesloten bij de structuur van de risicogroepen voor de wachtgeldfondsen WW. Bij inwerkingtreding van deze regeling bestonden er 18 wachtgeldfondsen WW met daarbinnen in totaal 55 risicogroepen. Dit betekent dus dat er 55 sectoren worden gevormd. Met de intrekking van de Organisatiewet sociale verzekeringen komt de oude indelingsbeschikking uit 1952 te vervallen. 2.4.3. Met ingang van 1 januari 2002 is in werking getreden de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet van 29 november 2001, Stb. 624) waarbij de indeling van het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren is opgedragen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. 2.4.4. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet van 29 november 2001, Stb. 625) is de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 per 1 januari 2002 vervallen. Artikel 25, tweede lid, Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen hield het volgende in: De ministeriële regeling waarbij het bedrijfs- en beroepsleven wordt ingedeeld op grond van artikel 51, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, geldt met ingang van de datum van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen als een regeling op grond van artikel 97k van de Werkloosheidswet. 2.4.5. In de voor dit geschil relevante periode tussen 1 mei 2005 en 1 januari 2006 hield artikel 85, eerste lid, Werkloosheidswet, voor zover hier van belang, het volgende in : Het deel van de premie dat ten gunste komt van het wachtgeldfonds wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bepaald op een percentage van het loon van de werknemer dat voor verschillende categorieën van werkgevers en van werknemers kan verschillen. (...) Artikel 97k Werkloosheidswet hield in voormelde periode het volgende in: 1. Onze Minister deelt het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren in, waarbij elke sector één of meer takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan omvat, nadat hij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de gelegenheid heeft gesteld daarover advies uit te brengen. 2. Onze Minister kan een sector als bedoeld in het eerste lid indelen in sectoronderdelen, waarbij elk sectoronderdeel de bedrijfsactiviteiten van één of meer werkgevers omvat. 3. Indien Onze Minister een sector in sectoronderdelen heeft ingedeeld, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten aanzien van elke bij de betrokken sector aangesloten werkgever vast bij welk sectoronderdeel de werkgever behoort of bij welk sectoronderdeel de werkzaamheden die hij doet verrichten, behoren. Artikel 97l Werkloosheidswet hield het volgende in: 1. Een werkgever is van rechtswege aangesloten bij de op grond van artikel 97k vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten. 2. Indien een werkgever werkzaamheden doet verrichten die behoren tot verschillende sectoren, is hij van rechtswege aangesloten bij de sector waartoe de werkzaamheden behoren waarvoor hij als werkgever in de regel het grootste bedrag aan loon betaalt of vermoedelijk zal betalen. 3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan met betrekking tot de aansluiting van een of meer categorieën van werkgevers bij een sector regels stellen die afwijken van het eerste of tweede lid. Artikel 97m Werkloosheidswet hield het volgende in: 1. De werkgever die op grond van artikel 97l bij een sector is aangesloten of ophoudt bij een sector aangesloten te zijn, doet daarvan schriftelijk mededeling bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen binnen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te stellen termijn. 2. Een melding als bedoeld in het eerste lid is geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. 3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen deelt een werkgever mee, bij welke sector en vanaf welke datum hij op grond van artikel 97l is aangesloten. Indien de mededeling afwijkt van de melding, bedoeld in het eerste lid, geldt de mededeling als een beschikking. 4. In afwijking van artikel 97l, tweede lid, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd ambtshalve of op verzoek te besluiten dat een werkgever met ingang van een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan te geven datum voor door dit instituut aan te wijzen werkzaamheden is aangesloten bij een andere sector dan de sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij overigens doet verrichten. Artikel 129d Werkloosheidswet hield in de periode tussen 1 mei 2005 en 1 januari 2006 het volgende in: Tegen een besluit op grond van artikel 97k, 97l, 97m of 97n kan een belanghebbende beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. 2.4.6. In de voor dit geding relevante periode tussen 1 mei 2005 en 1 januari 2006 luidde de RIBBS, voor zover thans van belang, als volgt: Artikel 1 Het bedrijfs- en beroepsleven wordt verdeeld in de volgende sectoren, elk omvattende één of meer takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan, zoals aangegeven in de bij deze regeling behorende bijlage: 1. Agrarisch bedrijf (…) 10. Metaalindustrie (…) 44. Zakelijke dienstverlening II (…) 69. Telecommunicatie Artikel 2 Tot elke sector van het bedrijfs- en beroepsleven worden gerekend de werkzaamheden, verricht in de takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan, welke in de bij deze regeling behorende bijlage zijn vermeld. (…) Artikel 3 Werkzaamheden, verricht in takken van bedrijf en beroep, welke niet in de bijlage bij deze regeling zijn vermeld, worden geacht te behoren tot een sector van het bedrijfs- en beroepsleven, waartoe takken van bedrijf en beroep behoren, waarin werkzaamheden worden verricht, welke naar de aard het meest met de eerstbedoelde werkzaamheden overeenkomen. (…) Artikel 7 (…) Bijlage 1. Agrarisch bedrijf, omvattende: (…) 10. Metaalindustrie, omvattende: 1. Metallurgische industrie. 2. Scheepsbouw. 3. Machinebouw. 4. Staalbouw. 5. Plaatverwerkende industrie. 6. Draad-, draadwaren- en staaldraadkabelindustrie. 7. Scheepsslopersbedrijf. Gedetailleerde omschrijving van de metaalindustrie: I. Tot de metaalindustrie behoort voor zover niet genoemd onder II. mits in de betrokken ondernemingen in de regel ten minste 30 werknemers werkzaam zijn: 1. het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen, waaronder onder meer wordt verstaan (…) II. Ongeacht het aantal werknemers in de betrokken ondernemingen, behoort tevens tot de metaalindustrie: (…) 4. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen (…) 44. Zakelijke Dienstverlening II, omvattende: 1. Reclame-adviesbureaus. 2. Marketing- en PR-bureaus. 3. Efficiencybureaus en economische adviesbureaus. 4. Ingenieurs- en architectenbureaus. 5. Software-ontwikkeling. 6. Expertisebureaus. 45. (…) (…) 69. (…) 2.4.7. Met ingang van 1 januari 2006 is in werking getreden de Wet financiering sociale verzekeringen, hierna (ook) aangeduid als Wfsv (Wet van 16 december 2004, Stb. 2005, 36). In artikel 57 (Premieheffing door de rijksbelastingdienst) van de Wfsv is het volgende bepaald: De rijksbelastingdienst heft de premie voor de volksverzekeringen en de premies voor de werknemersverzekeringen. In artikel 59 (Premieheffing werknemersverzekeringen) van de Wfsv is het volgende bepaald: 1. De premies voor de werknemersverzekeringen worden geheven met overeenkomstige toepassing van de voor de heffing van de loonbelasting geldende regels. (…) 3. Een aanvraag tot het geven van een beschikking over het verzekerd zijn op grond van de werknemersverzekeringen kan door de werkgever uitsluitend bij de inspecteur worden ingediend. De inspecteur beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking. 4. In afwijking van artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen beslist de inspecteur op een aanvraag als bedoeld in het derde lid binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag (…) 5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een aanvraag of melding op grond van de artikelen (…) 95 of 97. 6. In afwijking van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen doet de inspecteur binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift uitspraak daarop indien het bezwaar is gericht tegen een beschikking als bedoeld in het derde lid of in de artikelen (…) 95 of 97. 7. In afwijking van artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan de werkgever tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur op grond van de artikelen 95 of 97 uitsluitend beroep instellen bij het gerechtshof. Op het beroep is hoofdstuk V, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, alsmede hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van de artikelen 8:1, eerste en tweede lid, 8:4, 8:5, 8:6, eerste lid, 8:8, 8:9 en 8:10, van overeenkomstige toepassing. 8. De inspecteur stelt de werkgever zonodig op de hoogte van de door het UWV op aanvraag van de werknemer genomen beschikking over het verzekerd zijn op grond van de werknemersverzekeringen. (…) In artikel 95 (Sectorindeling) van de Wfsv is het volgende bepaald: 1. Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën en nadat hij het UWV in de gelegenheid heeft gesteld daarover advies uit te brengen, wordt het bedrijfs- en beroepsleven ingedeeld in sectoren, waarbij elke sector één of meer takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan omvat en kan een sector worden onderverdeeld in sectoronderdelen, waarbij elk sectoronderdeel de bedrijfsactiviteiten van één of meer werkgevers omvat. 2. Indien een sector in sectoronderdelen is ingedeeld, stelt de inspecteur ten aanzien van elke bij de betrokken sector aangesloten werkgever bij voor bezwaar vatbare beschikking vast bij welk sectoronderdeel de werkgever behoort of bij welk sectoronderdeel de werkzaamheden die hij doet verrichten, behoren. In artikel 96 (Aansluiting bij sector) van de Wfsv is het volgende bepaald: 1. Een werkgever is van rechtswege aangesloten bij de op grond van artikel 95 vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten. 2. Indien een werkgever werkzaamheden doet verrichten die behoren tot verschillende sectoren, is hij van rechtswege aangesloten bij de sector waartoe de werkzaamheden behoren waarvoor hij als werkgever in de regel het grootste bedrag aan premieplichtig loon betaalt of vermoedelijk zal betalen. 3. Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, kunnen met betrekking tot de aansluiting van een of meer categorieën van werkgevers bij een sector regels worden gesteld die afwijken van het eerste of tweede lid. Artikel 97 (Mededeling aansluiting) van de Wfsv is het volgende bepaald: 1. De werkgever die op grond van artikel 96 bij een sector is aangesloten of ophoudt bij een sector aangesloten te zijn, doet daarvan binnen twee weken schriftelijk melding bij de inspecteur. 2. De inspecteur deelt een werkgever bij voor bezwaar vatbare beschikking mee, bij welke sector en vanaf welke datum hij op grond van artikel 96 is aangesloten. 3. In afwijking van artikel 96, tweede lid, beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking ambtshalve of op verzoek dat een werkgever met ingang van een door de inspecteur aan te geven datum voor door de inspecteur aan te wijzen werkzaamheden is aangesloten bij een andere sector dan de sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij overigens doet verrichten. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wfsv is met betrekking tot beroep en hoger beroep onder meer het volgende opgenomen: Na de inwerkingtreding van de Wet belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties zal het beroep in premieheffing- en inningzaken – evenals in fiscale zaken – worden ingesteld bij de rechtbank, en hoger beroep bij het gerechtshof. Hierop bestaat één uitzondering. Tegen beschikkingen inzake de sectorindeling is thans slechts beroep bij één feitelijke instantie mogelijk, namelijk bij de CRvB (artikel 129d WW). Deze uitzondering wordt ingevolge dit wetsvoorstel gehandhaafd, met dien verstande dat beroep dan kan worden ingesteld bij het gerechtshof. Het betreft hier een ingewikkelde materie, waarmee grote financiële belangen van werkgevers gemoeid kunnen zijn; een snelle afdoening (in één feitelijke instantie) is daarom onverminderd gewenst. In deze zaken zal overeenkomstig de fiscale rechtsgang – anders dan thans het geval is – ook cassatieberoep openstaan. (Kamerstukken II 2003/04, 29 529, nr. 3, blz. 37) 2.4.8. Met ingang van 1 januari 2006 zijn onder andere de artikelen 43, 44 en 46 uit de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen (Wet van 16 december 2004, Stb. 37), hierna aangeduid als Invoeringswet Wfsv, inwerking getreden. Artikel 43 (Overgang lagere regelgeving) van de Invoeringswet Wfsv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in: 1. (…) 2. De hierna genoemde ministeriële regelingen berusten met ingang van de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van de Wet financiering sociale verzekeringen op dan wel mede op de telkens bij die regelingen genoemde artikelen van die wet: (…) c. de Regeling indeling van het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren: op artikel 95; (…) Artikel 44 (Geldigheid beschikkingen) van de Invoeringswet Wfsv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in: 1. De beschikkingen die het UWV (…) voor de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van deze wet heeft genomen op grond van een wettelijke bepaling die door de inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van de Wet financiering sociale verzekeringen en van deze wet komt te vervallen, en die betrekking hebben of mede betrekking hebben op een periode, gelegen na de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van deze wet, blijven na die datum van kracht. 2. Tot de beschikkingen, bedoeld in het eerste lid, behoren de beschikkingen die door het UWV zijn genomen op grond van de hierna genoemde wettelijke bepalingen en die met ingang van de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van deze wet gelden als een beschikking, genomen op grond [van] het artikel, de artikelen of de paragraaf van de Wet financiering sociale verzekeringen die daarbij is genoemd: (…) d. de artikelen 97k of 97m van de Werkloosheidswet: de artikelen 95 of 97; (…) Artikel 46 (Beroep, hoger beroep en partijvervanging) van de Invoeringswet Wfsv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in: 1. Op beroep tegen een uitspraak op een bezwaarschrift van het UWV (…) waarop op de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van deze wet nog geen uitspraak is gedaan, wordt beslist door de rechter waarbij het beroep aanhangig is. Ten aanzien van dit beroep, alsmede ten aanzien van hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank met toepassing van dit lid, blijft het recht zoals dit gold voor de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van deze wet van toepassing. 2. Op het beroep dat na de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van deze wet wordt ingediend tegen een uitspraak op een bezwaarschrift van het UWV inzake een beschikking als bedoeld in artikel 44, tweede (…) lid, is het recht zoals dit na die datum geldt van toepassing. De vorige zin is tevens van toepassing ten aanzien van hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank met toepassing van dit lid. 3. In bestuursrechtelijke gedingen als bedoeld in het tweede lid treedt de inspecteur in de plaats van het UWV. 2.4.9. Op 1 januari 2006 is in werking getreden de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/F&W/05/96420, Stcrt. 2005, 242, ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Regeling Wfsv). Artikel 5.1. (Indeling in sectoren) van de Regeling Wfsv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in: Het bedrijfs- en beroepsleven wordt ingedeeld in de volgende genummerde sectoren, bedoeld in artikel 95 van de Wfsv: 1. Agrarisch bedrijf (…) 69. Telecommunicatie Artikel 5.2. (Werkzaamheden in bijlage) van de Regeling Wfsv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in: Tot elke sector van het bedrijfs- en beroepsleven worden gerekend de werkzaamheden verricht in de takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan welke in de bij deze regeling behorende bijlage 1 zijn vermeld. (…) Artikel 5.3. (Werkzaamheden niet in bijlage) van de Regeling Wfsv houdt het volgende in: Werkzaamheden verricht in takken van bedrijf en beroep welke niet in bijlage 1 bij deze regeling zijn vermeld, worden geacht te behoren tot een sector van het bedrijfs- en beroepsleven waartoe takken van bedrijf en beroep behoren waarin werkzaamheden worden verricht welke naar de aard het meest met de eerstbedoelde werkzaamheden overeenkomen. Artikel 6.1. (Intrekking regelingen) van de Regeling Wfsv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in: (…) 3. De Regeling indeling van het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren wordt ingetrokken. (…) Art. 6.2. (Inwerkingtreding) van de Regeling Wfsv houdt het volgende in: Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006, (…). Bij de invoering van de Regeling Wfsv is, voor zover hier van belang, de volgende toelichting gegeven: Algemeen 1.1. Inleiding (…) Voorts is het beleid van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten aanzien van de sectorindeling omgezet in regelgeving. Het feit dat de belastingdienst de feitelijke aansluiting van werkgevers bij sectoren gaat uitvoeren vanaf 1 januari 2006 heeft hierdoor geen invloed op de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de sectorindeling. (…) Artikelsgewijs (…) Artikelen 5.1. tot en met 5.8. Indeling in sectoren Deze artikelen komen in de plaats van de bepalingen van de Regeling indeling van het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren (…). De Regeling indeling van het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren wordt met de inwerkingtreding van de onderhavige regeling ingetrokken. De verschillende besluiten komen van rechtswege te vervallen aangezien de wettelijke grondslag vervalt en er niet in de doorwerking van deze besluiten is voorzien. Eén en ander wordt nader toegelicht in de toelichting op bijlage 1 bij deze regeling. (…) Bijlage 1 Bijlage 1 bij deze regeling komt in de plaats voor de bijlage bij de Regeling indeling van het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren. Verder is in bijlage 1 en de toelichting op bijlage 1 het uitvoeringsbeleid ten aanzien van sectorindeling opgenomen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en zijn rechtsvoorgangers. In het kader van de overheveling van de premieheffing naar de belastingdienst, gaat ook de uitvoering van de sectorindeling over van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen naar de Belastingdienst. In verband hiermee komt het indelingsbeleid van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen per 1 januari 2006 te vervallen. Dit beleid is daarom, voor zover nodig, opgenomen in de toelichting op bijlage 1. Het feit dat de belastingdienst de feitelijke aansluiting van werkgevers bij sectoren gaat uitvoeren vanaf 1 januari 2006 heeft hierdoor geen invloed op de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de sectorindeling. Het is niet de bedoeling om materiële wijzigingen aan te brengen in de sectorindeling. Om mogelijke onduidelijkheden over de achtergronden en de context van het beleid te voorkomen, wordt hierbij een overzicht gegeven van de relevante voormalige beleidsregels van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en zijn rechtsvoorgangers: (…) Beoordeling 2.5.1. Het primaire besluit van 24 augustus 2005 is gebaseerd op artikel 97m, derde lid, van de Werkloosheidswet in de destijds geldende tekst. Ingevolge artikel 44, tweede lid, onderdeel d, van de Invoeringswet Wfsv vindt (de werking van) dit besluit vanaf 1 januari 2006 grondslag in artikel 97 Wfsv. Hetzelfde geldt – naar moet worden aangenomen – voor de op 6 december 2005 genomen beslissing op het bezwaar. 2.5.2. Het beroep tegen de door het UWV op 6 december 2005 genomen beslissing op bezwaar is ingediend na 1 januari 2006. Ingevolge artikel 46, tweede lid, Invoeringswet Wfsv is het recht zoals dat na 1 januari 2006 geldt, op dat beroep van toepassing. Ingevolge artikel 59, eerste lid, Wfsv gelden dezelfde regels als met betrekking tot de heffing van loonbelasting. De beslissing op bezwaar heeft daarom te gelden als een ingevolge de belastingwet genomen besluit, meer in het bijzonder een voor bezwaar vatbare beschikking, als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Ingevolge artikel 46, derde lid, Invoeringswet Wfsv treedt de inspecteur in de plaats van het UWV. Nu het een uitspraak op bezwaar betreft die – zoals overwogen in 2.5.1. – is gegrond op artikel 97 Wfsv, kan belanghebbende ingevolge artikel 59, zevende lid, Wfsv, daartegen, in afwijking van artikel 26 AWR, uitsluitend beroep instellen bij het gerechtshof. 2.5.3. Uit het voorgaande volgt dat de inspecteur bevoegd is als verweerder op te treden – en gelet ook op artikel 8:7, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht – dat het Hof als enige feitenrechter bevoegd is over het geschil te oordelen. 2.5.4. Het toetsingskader van de in beroep bestreden uitspraak is als volgt. Het primaire besluit houdt de mededeling in dat belanghebbende met ingang van 1 mei 2005 is ingedeeld in sector 10. Metaalindustrie, als bedoeld in de RIBBS. Ingevolge artikel 97m, derde lid, Werkloosheidswet (tekst 2005; hierna: WW) betreft dit een mededeling bij welke sector en vanaf welke datum belanghebbende op grond van artikel 97l WW is aangesloten. Ingevolge artikel 97l, eerste lid, WW is een werkgever van rechtswege aangesloten bij de op grond van artikel 97k WW vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten. Ingevolge artikel 97k, eerste lid, WW, deelt Onze Minister het bedrijfs- of beroepsleven in sectoren in. Aan deze indeling is uitvoering gegeven in de RIBBS, welke regeling ingevolge artikel 25, tweede lid, Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op het moment waarop het primaire besluit werd gegeven heeft te gelden als een regeling op grond van artikel 97k WW Getoetst dient derhalve te worden of belanghebbende terecht ‘van rechtswege’ is ingedeeld in sector 10. Metaalindustrie van de RIBBS zoals die regeling luidde ten tijde van het primaire besluit. 2.5.5. Ingevolge artikel 2 RIBBS worden tot een sector gerekend de werkzaamheden, verricht in de takken van bedrijf of beroep als vermeld in de bijlage bij de RIBBS. Ingevolge artikel 3 RIBBS worden werkzaamheden, verricht in takken van bedrijf of beroep die niet in de bijlage zijn vermeld, geacht te behoren tot de sector waartoe (naar het Hof begrijpt: wél in de bijlage vermelde) takken van bedrijf en beroep behoren, waarin werkzaamheden worden verricht die naar hun aard het meest met de (niet rechtstreeks volgens de bijlage) in te delen werkzaamheden overeenkomen. 2.5.6. Nu het ingevolge artikel 97l, eerste lid, WW een indeling ‘van rechtswege’ betreft, houdt de te verrichten toetsing naar ’s Hofs oordeel in dat wordt nagegaan of de werkzaamheden die belanghebbende doet verrichten, beoordeeld naar hun essentiële kenmerken, rechtstreeks (via artikel 2 RIBBS) dan wel door de methode van vergelijking (via artikel 3 RIBBS) zijn te rangschikken onder een omschrijving van de takken van bedrijf of beroep (sectoromschrijving) in de bijlage bij de RIBBS. 2.5.7. Het voorgaande houdt tevens in dat het Hof een zogenoemde ‘volle toetsing’ zal verrichten en niet zal volstaan met de beoordeling of (de rechtsvoorganger van) de inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat belanghebbende in sector 10. Metaalindustrie wordt ingedeeld. 2.5.8. Nu de wetgever geen nadere aanwijzingen omtrent de uitleg van de omschrijvingen in de bijlage bij de RIBBS heeft gegeven, zal het Hof bij die uitleg uitgaan van het normale spraakgebruik. 2.5.9. Gelet op de aard en de structuur van de onderhavige regelgeving neemt het Hof bij de te verrichten toetsing voorts, in overeenstemming met de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep – tot 1 januari 2006 de in eerste en enige instantie bevoegde rechter inzake sectorindeling– tot richtsnoer dat de indeling van een werkgever in een sector dient plaats te vinden op basis van de functie die de (onderneming van de) werkgever in het maatschappe-lijke verkeer vervult. Dit houdt, meer in het bijzonder in, dat het Hof de werkzaamheden van belanghebbende zal duiden in economisch-functionele termen, en dat het Hof bij de uitleg van de omschrijvingen in de bijlage bij de RIBBS zal uitgaan van het normale spraakgebruik in het (bedrijfs)economische verkeer. 2.5.10. Belanghebbende stelt zich, samengevat weergegeven, op het standpunt dat zij hoofdzakelijk dienstverlenende werkzaamheden verricht, bestaande in wettelijk gereguleerde inspecties van vliegtuigen door hoogopgeleide inspecteurs Als een vliegtuig bij controle in goede staat wordt bevonden, mag het weer vertrekken. Indien de inspecteur bij de controle een mankement vaststelt, dient dit te worden verholpen alvorens het vliegtuig kan worden vrijgegeven. De herstelwerkzaamheden worden verricht door – lager geschoolde – monteurs. De inspecteurs verrichten ook diensten in het buitenland, waar zij in voorkomende gevallen toezien op reparaties door plaatselijke – niet in dienst van belanghebbende staande – monteurs. De inspectiewerkzaamheden maken 56% van de omzet van belanghebbende uit. De reparatiewerkzaamheden zijn ondergeschikt aan de inspectiewerkzaamheden en maken 24% van de omzet uit. Belanghebbende heeft geen hangar en heeft slechts een beperkte hoeveelheid gereedschappen. 2.5.11. De inspecteur betwist op zichzelf de omzetverhoudingen niet, maar meent dat de inspectie en de feitelijke reparatie onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden en dat belanghebbende “in hoofdzaak [optreedt] als een herstelbedrijf van vliegtuigen waaraan het inspectie- en controlewerk inherent is” . Ter vergelijking noemt de inspecteur het garagebedrijf waar inspectie ook altijd vooraf gaat aan reparatie, en waar ook niet iedere inspectie tot reparatie behoeft te leiden; niettemin blijft het garagebedrijf een tot de metaalsector behorend autoherstelbedrijf. 2.5.12. Gelet op de door belanghebbende in haar beroepschrift en ter zitting gegeven toelichting op de gang van zaken in haar onderneming, welke gang van zaken door de inspecteur onvoldoende gemotiveerd is betwist en door het Hof aannemelijk wordt geacht, kan naar ’s Hofs oordeel niet staande worden gehouden dat de onderneming van belanghebbende, beoordeeld naar de functie die zij in het maatschappelijk verkeer vervult, is te kwalificeren als een herstelbedrijf van vliegtuigen waaraan het inspectie- en controlewerk inherent zou zijn. Veeleer is gelet op die toelichting, alsmede op de niet betwiste omzetverhoudingen, aannemelijk te achten dat de kernfunctie van de onderneming is gelegen in inspectiewerkzaamheden. Aan deze functie doen de door de inspecteur getrokken vergelijkingen met een garagebedrijf en een installateur van brandblusapparatuur geen dan wel onvoldoende recht. Van belang is voorts dat de inspecteur niet heeft weersproken en ook overigens aannemelijk is te achten dat, zoals belanghebbende heeft gesteld, (verreweg) het grootste gedeelte van het bedrag dat als loon wordt uitbetaald op de inspectiewerkzaamheden betrekking heeft. 2.5.13. De inspectiewerkzaamheden van belanghebbende zijn naar ’s Hofs oordeel niet op de voet van artikel 2 RIBBS rechtstreeks te rangschikken onder enige van de in de bijlage bij de RIBBS onder sector 10. vermelde takken van bedrijf, ook niet onder de omschrijving ‘vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen’. De inspectiewerkzaamheden van belanghebbende zijn evenmin op de voet van artikel 2 RIBBS rechtstreeks te rangschikken onder enige van de in de bijlage bij de RIBBS onder sector 44. vermelde takken van bedrijf, ook niet (zonder meer) onder de omschrijving ‘Expertisebureaus’. Met toepassing van artikel 3 RIBBS is het Hof evenwel van oordeel dat de hoogwaardige technische werkzaamheden van belanghebbende, naar hun essentiële kenmerken beoordeeld, het meest overeenkomen met werkzaamheden zoals die door expertisebureaus als vorenvermeld worden verricht. In dit verband verstaat het Hof onder expertisebureaus mede ondernemingen waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verrichten van deskundig onderzoek (ofwel expertise) naar – in het onderhavige geval – de vliegconditie van bepaalde straalverkeersvliegtuigen. Het Hof doet zijn oordeel voorts rusten op de overweging dat de werkzaamheden van belanghebbende, naar hun maatschappelijke functie beoordeeld, volgens gangbaar (economisch) spraakgebruik veeleer te rangschikken zijn onder zakelijke dienstverlening dan onder metaalindustrie. 2.5.14. Niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende voor de indeling in (nog) een andere sector in aanmerking zou komen. Derhalve acht het Hof het, mede met het oog op de door de wetgever beoogde efficiency van de onderhavige rechtsgang (zie 2.4.7.) geboden, na gegrondverklaring van het beroep op de voet van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien. In verband hiermee behoeft de stelling van belanghebbende dat de bestreden uitspraak onvoldoende is gemotiveerd, geen behandeling. Proceskosten 2.6. Nu de bestreden uitspraak wordt vernietigd, zijn termen aanwezig de inspecteur te veroordelen in de kosten van de beroepsprocedure als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt het Hof die vergoeding vast op 2 [voor proceshandelingen: beroepschrift en zitting] x € 322 x factor 1,5 [voor het gewicht van de zaak] = € 966. Bijzondere omstandigheden die tot een hogere proceskostenveroordeling aanleiding zouden geven zijn niet gesteld of gebleken. 3. Beslissing Het Hof - verklaart het beroep gegrond, - vernietigt de bestreden uitspraak, - vernietigt het primaire besluit, - deelt belanghebbende met ingang van 1 mei 2005 in in sector 44., Zakelijke dienstverlening II, sectoronderdeel 6. expertisebureaus, - veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 966, te betalen door de Staat en - gelast de Staat het griffierecht ad € 273 aan belanghebbende te vergoeden. Aldus vastgesteld door mrs. E.A.G. van der Ouderaa, voorzitter, J. den Boer en P.F. Goes, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Couperus als griffier. De beslissing is op 11 juli 2007 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.