Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0281

Datum uitspraak2007-07-12
Datum gepubliceerd2007-07-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/753253-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die meebrengen dat het belang dat de waarheid aan het licht komt, moet prevaleren boven het verschoningsrecht van klagers.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT parketnummer: 09/753253-07 kenmerk RK: 07/1287, 07/1288, 07/1289, 07/1290 en 07/1291 Beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, meervoudige raadkamer in strafzaken, op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van: (klaagster 1) Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), (klager 2) prof.dr. [A.], reumatoloog en voorzitter van de Raad van Bestuur van het LUMC, (klager 3) dr. [B.], internist en directeur medische zaken van het LUMC, (klager 4) [C.], kinderarts, hoofd van het Willem-Alexander Kinder- en Jeugdcentrum van het LUMC, en (klager 5) [D.], kinderarts, allen te dezer zake domicilie kiezende te Utrecht, Ramstraat 31-33, ten kantore van prof.mr. W.R. Kastelein, blijkens een daarvan opgemaakte akte op 14 juni 2007 ter griffie van deze rechtbank ingediend, strekkende het openbaar ministerie kennisneming van de inhoud van de in beslag genomen, gesloten en verzegelde kartonnen doos met de dossiers met medische gegevens van [betrokkene] en van de enveloppe met het opschrift "4 tapes" te verbieden en tegelijkertijd het beslag op te heffen, met last tot teruggave aan klagers. De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met bovengenoemd parketnummer. De rechtbank heeft op 28 juni 2007 dit klaagschrift in raadkamer behandeld. Klagers 3, 4 en 5, bijgestaan door prof.mr. W.R. Kastelein, advocaat te Utrecht, zijn in raadkamer gehoord. Klaagster 1 en klager 2 hebben zich daar door prof.mr. Kastelein laten vertegenwoordigen De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het klaagschrift. Beoordeling van het klaagschrift. De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift. Het klaagschrift is tijdig ingediend. Op 15 mei 2007 zijn met machtiging van de rechter-commissaris, op vordering van de officier van justitie ex artikel 126nf van het Wetboek van Strafvordering, bedoelde kartonnen doos met de dossiers met medische gegevens van [betrokkene] en de enveloppe met het opschrift “4 tapes” -nadat deze bij notaris R.H. Breedveld in bewaring zijn gegeven en door deze zijn verzegeld- in beslag genomen. Niet ter discussie staat, en de rechtbank gaat daarvan uit, dat klagers een verschoningsrecht ex artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering toekomt, dan wel een afgeleid verschoningsrecht. Ten aanzien van het geschil overweegt de rechtbank als volgt. Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden. Ingevolge artikel 98, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, mogen bij personen met een bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering zonder hun toestemming brieven of andere geschriften tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt, niet in beslag worden genomen. Wel mogen, ook zonder hun toestemming, in beslag worden genomen brieven of geschriften die voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend, nu dergelijke brieven en geschriften geen object zijn van de aan evenbedoelde personen toekomende bevoegdheid tot verschoning. De aard van de hier aan de orde zijnde bevoegdheid tot verschoning brengt mee dat het oordeel omtrent de vraag of brieven of geschriften object van de bevoegdheid tot verschoning uitmaken, in beginsel toekomt aan de tot verschoning bevoegde persoon (vgl. HR 29 maart 1994, NJ 1994, 537). Wanneer deze zich op het standpunt stelt dat het gaat om brieven of geschriften die noch voorwerp van het strafbare feit uitmaken noch tot het begaan daarvan hebben gediend en waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Het verschoningsrecht van onder meer de arts is echter in zoverre niet absoluut, dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden laten denken waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt - ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap hem als zodanig is toevertrouwd - moet prevaleren boven het verschoningsrecht (vgl. HR 30 november 1999, NJ 2002, 438). De beantwoording van de vraag welke omstandigheden als zeer uitzonderlijk moeten worden aangemerkt is niet in een algemene regel samen te vatten. Daarbij geldt voorts dat indien moet worden geoordeeld dat het belang van de waarheidsvinding dient te prevaleren, die inbreuk op het verschoningsrecht niet verder mag gaan dan strikt nodig is voor het aan het licht brengen van de waarheid van het desbetreffende feit. Klagers en de officier van justitie verschillen van mening over de vraag of in casu sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden. Ter beantwoording van de vraag of in het onderhavige geval sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn de volgende factoren van belang. In deze zaak is sprake van een verdenking van zeer ernstige delicten, te weten van moord dan wel zware mishandeling de dood ten gevolge hebbende met verzwarende omstandigheden en een verdenking van eerdere levensbedreigende incidenten met betrekking tot [betrokkene]. Voorts is in deze zaak de aard en omvang van de gevraagde gegevens, die met doorbreking van het verschoningsrecht in de strafprocedure zullen worden ingebracht, van belang; het gaat om medische gegevens die privacy-gevoelig zijn en het betreft een grote hoeveelheid gegevens over twee keer een periode van ongeveer twee weken. Ten derde kan de veiligheid van de andere twee kinderen uit het gezin in het geding zijn, niet tegenstaande de omstandigheid dat beide kinderen inmiddels door de kinderrechter onder toezicht zijn gesteld met machtiging uithuisplaatsing, in afwachting van de uitkomst van de onderhavige zaak. Daartegenover staat dat het in casu niet gaat om een tegen klagers (de verschoningsgerechtigden) bestaande verdenking, maar om een verdenking tegen de moeder van [betrokkene]. Zij hebben zich reeds bereid verklaard tot het geven van inzage in de medische gegevens door de patholoog-anatoom van het Nederlands Forensisch Instituut en zijn ook bereid naar aanleiding van dat onderzoek opnieuw de zaak te beoordelen en dan opnieuw een beslissing te nemen over de inzage van de doos met dossiers met medische gegevens. Vooralsnog is derhalve niet uitgesloten dat de relevante gegevens op een andere wijze kunnen worden verkregen. Het voornoemde in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die meebrengen dat het belang dat de waarheid aan het licht komt, moet prevaleren boven het verschoningsrecht van klagers. Klagers hebben verklaard dat de tapes zijn gemaakt in het kader van het onderzoek naar en de medische behandeling van [betrokkene] en dat ook ten aanzien van deze tapes het verschoningsrecht geldt. Niet gezegd kan worden dat er redelijkerwijze geen twijfel over kan bestaan dat dit standpunt onjuist is, zodat hiervan moet worden uitgegaan. Gelet op de nauwe samenhang met de medische dossiers (in enge zin), komt de rechtbank ten aanzien van de tapes tot dezelfde conclusie als ter zake van deze dossiers. Hierbij gaat de rechtbank ervan uit dat een heroverweging van klagers’ standpunt na onderzoek door de patholoog-anatoom eveneens op de tapes ziet. De rechtbank beslist mitsdien als volgt. Beslissing. De rechtbank: - verklaart het klaagschrift gegrond; - verbiedt de officier van justitie kennis te nemen van de in beslag genomen stukken; - heft op het beslag, en; - gelast de teruggave van de kartonnen doos met de dossiers met medische gegevens van [betrokkene] en van de enveloppe met het opschrift "4 tapes" aan klagers. Aldus gedaan te 's-Gravenhage door mrs. Meskers, voorzitter, Van Nooijen en Van Kooten, rechters, in tegenwoordigheid van mr.drs. Verkennis, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juli 2007. mr Van Nooijen is buiten staat deze beschikking te ondertekenen.