Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0401

Datum uitspraak2007-07-25
Datum gepubliceerd2007-07-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701861/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 19 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Utrechtse Heuvelrug, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 mei 2006, het bestemmingsplan "Wijkschool Schotellaan" vastgesteld.


Uitspraak

200701861/1. Datum uitspraak: 25 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Utrecht, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 19 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Utrechtse Heuvelrug, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 mei 2006, het bestemmingsplan "Wijkschool Schotellaan" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 30 januari 2007, no. 2007REG000010i, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 14 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2007, beroep ingesteld. Bij brief van 26 april 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug en appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2007, waar appellanten, in persoon van [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door drs. ing. P.J.M. Verlaan, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Utrechtse Heuvelrug, als partij, vertegenwoordigd door A. Gijzel-Vriezen en J.G.M. Vermaat, ambtenaren van de gemeente, daar gehoord. 2.    Overwegingen Toetsingskader 2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast. Het standpunt van appellanten 2.2.    Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Wonen" dat betrekking heeft op de meest zuidwestelijk geprojecteerde woning aan de Schotellaan, en aan een deel van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke voorziening" dat betrekking heeft op de gymzaal naast deze woning. Appellanten stellen hiertoe dat verweerder onvoldoende gewicht heeft toegekend aan hun bedenkingen. In dat verband wijzen zij erop dat met toepassing van artikel 19 van de WRO twee bouwvergunningen zijn verleend voor de bouw van een nieuw (integraal) voorzieningengebouw met appartementen en 20 woningen en dat verweerder hiervoor een verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven.     Voorts stellen appellanten dat ten onrechte is afgeweken van de in de VNG brochure "bedrijven en milieuzonering" (hierna: VNG-brochure) aanbevolen afstand tussen de gymzaal en deze woning aan de Schotellaan. Verder wordt de gymzaal hoger dan de wethouder destijds heeft toegezegd. De mededeling van verweerder hieromtrent dat wordt voldaan aan de milieuregels is een te beperkte toetsing die onvoldoende de bedenkingen weerlegt.    Tevens stellen appellanten dat ten onrechte meer eengezinswoningen zijn voorzien dan is weergegeven in de Nota Inbreidingslocaties gemeente Driebergen-Rijsenburg van 13 september 2003 (hierna: Nota Inbreidingslocaties). De Nota Inbreidingslocaties is een beleidsstuk van de gemeenteraad waarvan slechts met goede redenen kan worden afgeweken. Verweerder heeft ten onrechte geoordeeld dat deze nota slechts een verkennende studie betreft. Ook de gegeven redenen om van de nota af te wijken, deugen niet. Bovendien heeft over de afwijkingen geen overleg met de direct omwonenden plaatsgevonden, terwijl de aanbiedingsbrief bij de Nota Inbreidingslocaties dit wel voorschrijft.    Ten slotte heeft verweerder onvoldoende getoetst of de gemeentelijke besluitvorming wel voldoende dualistisch tot stand is gekomen. Het standpunt van verweerder 2.3.    Verweerder heeft geen reden gezien de desbetreffende plandelen in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht te achten en heeft het plan in zoverre goedgekeurd. Op 20 december 2005 is door verweerder een verklaring van geen bezwaar afgegeven in een procedure in het kader van artikel 19, eerste lid, van de WRO. Feitelijk worden er twee procedures doorlopen voor eenzelfde (bouw)plan. Verweerder beoordeelt beide procedures op hun eigen merites. In de onderhavige procedure wordt het bestemmingsplan beoordeeld.    De VNG-brochure geeft indicatieve afstanden. In het plan wordt overlast zoveel mogelijk beperkt, onder andere door de activiteiten die de meeste (geluid)hinder veroorzaken, zoals verkeer en activiteiten op het schoolplein, gunstig te situeren ten opzichte van de nieuwe woningen. Aangezien de verkeersaantrekkende werking van de vorige school zeer beperkt was, zullen de gevolgen van de nieuwe school op de omgeving dermate gering zijn dat de in het plan gehanteerde afstanden ten opzichte van de woningen aanvaardbaar zijn. De gymzaal zal niet intensiever gebruikt mogen worden dan in de bestaande situatie. Gelet op de beoogde activiteiten in de gymzaal, acht verweerder een afstand van 5,80 meter tot de dichtstbijzijnde woning in deze situatie aanvaardbaar.    Verweerder stelt dat het aantal woningen binnen een inbreidingslocatie primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid is. De Nota Inbreidingslocaties, waarin een aantal van 18 woningen voor de locatie basisschool De Kring wordt genoemd, betreft een verkennende studie waarvan, zoals in het onderhavige geval, kan worden afgeweken na nader onderzoek.    De opmerkingen ten aanzien van de dualistische besluitvorming worden door verweerder voor kennisgeving aangenomen. Vaststelling van de feiten 2.4.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens. 2.4.1.    Het plan heeft betrekking op het terrein van basisschool De Kring aan de Schotellaan, met een oppervlakte van 1,2 hectare. Het plan voorziet in een nieuw (integraal) voorzieningengebouw, dat bestaat uit een school, kinderopvang, gymzaal alsmede een sociale werkplaats. Op de verdieping van het voorzieningengebouw is voorzien in 10 appartementen. Verder zijn in het plan 20 grondgebonden woningen opgenomen.    De gymzaal ligt op een afstand van 5,80 meter van de meest zuidwestelijk geprojecteerde nieuwe woning aan de Schotellaan. Het bouwblok op het perceel met de bestemming "Maatschappelijke voorziening" ligt voor het overige op meer dan 10 meter afstand van de in het plan voorziene en de bestaande woningen in de omgeving. 2.4.2.    Voor scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs beveelt de VNG-brochure in SBI-code 801 en 802 een afstand van 30 meter aan ten opzichte van woningen in een rustige woonwijk, waarbij het geluid bepalend is voor de aan te houden afstand. Na correctie van het toegestane geluidsniveau voor een drukke wijk wordt een afstand van 10 meter aanbevolen. 2.4.3.    In de Nota Inbreidingslocaties, deel 1, pagina 1, staat, voor zover hier van belang, het volgende. "Het doel van de Nota Inbreidingslocaties is tweeledig. Ten eerste het in beeld brengen welke locaties voor verdichting in de komende 10 jaar beschikbaar komen en geschikt zijn voor inbreiding met woningbouw. Ten tweede is dit het bieden van een aantal stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de ontwikkeling van de meest kansrijke locaties, voor zover de gemeente hierover nog niet beschikt. Ontwikkeling van die locaties kan vervolgens zo snel mogelijk ter hand worden genomen".    In de Nota Inbreidingslocaties, deel 2, pagina 37, staat, voor zover hier van belang: "De bestaande bebouwing in het gebied Schotellaan, Dennenhorst en Wethouder Teselinglaan zal worden geamoveerd. Hierbinnen zal de nieuwbouw plaatsvinden. Deze zal bestaan uit 18 grondgebonden woningen en 10 appartementen op de nieuw te bouwen scholen." 2.4.4.    In de aanbiedingsbrief van de voormalige gemeente Driebergen-Rijsenburg bij de Nota Inbreidingslocaties staat, voor zover hier van belang, het volgende. "Nu de nota is vastgesteld zal deze als beleidsregel gaan worden toegepast. Dit wil zeggen dat initiatiefnemers die willen bouwen, niet zomaar plannen kunnen ontwikkelen die afwijken van de in de nota gepresenteerde ruimtelijke streefbeelden. Dit neemt uiteraard niet weg dat het natuurlijk mogelijk is om, als daar goede redenen voor zijn, gemotiveerd af te wijken van plannen zoals die in de nota inbreidingslocaties zijn opgenomen." "Nu de nota is vastgesteld hecht ons gemeentebestuur er waarde aan om nogmaals te benadrukken dat bij de uitwerking van elke inbreidingslocatie omwonenden en belanghebbenden zullen worden betrokken." 2.4.5.    Op 1 augustus 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de WRO vrijstelling van de voorschriften van het bestemmingsplan "Welgelegen-Rosarium" alsmede bouwvergunning verleend voor de bouw van bedoelde 20 grondgebonden eengezinswoningen en voor de bouw van de nieuwe wijkschool met kinderopvang, gymzaal en sociale werkplaats met op de verdieping 10 appartementen. De vrijstellingen en de bouwvergunningen zijn inmiddels rechtens onaantastbaar. Het oordeel van de Afdeling 2.5.    Allereerst stelt de Afdeling vast dat uit de hierboven weergegeven passage in de aanbiedingsbrief bij de Nota Inbreidingslocaties niet volgt, zoals appellanten stellen, dat afwijking van de Nota Inbreidingslocaties uitsluitend is toegestaan nadat met de direct omwonenden overleg is gepleegd. 2.6.    Ten aanzien van het betoog van appellanten dat de in het plan voorziene hoogte van de gymzaal van 8 meter hoger is dan destijds door de wethouder is toegezegd, overweegt de Afdeling dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat door of namens de gemeenteraad de verwachting is gewekt dat de gymzaal niet hoger zou worden dan ongeveer 6,5 meter. De gemeenteraad heeft bij het ontbreken van een aan hem toe te rekenen toezegging dan ook niet in strijd met het vertrouwensbeginsel besloten. Voor verweerder bestond derhalve geen aanleiding om op grond van het niet honoreren van gerechtvaardigde verwachtingen door de gemeenteraad, in zoverre goedkeuring aan het plan te onthouden.    Wat betreft het betoog van appellanten dat verweerder heeft miskend dat hij dient toe te zien op gemeentelijk dualisme, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat onjuiste procedures zijn gevolgd bij de totstandkoming van het bestemmingsplan op basis waarvan verweerder goedkeuring had dienen te onthouden aan het plan. 2.7.    Ten aanzien van de (meer) inhoudelijke bezwaren van appellanten tegen het voorliggende plan die zien op de VNG-brochure en de Nota Inbreidingslocaties, overweegt de Afdeling dat verweerder bij de besluitvorming omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan dient na te gaan of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, is gerechtvaardigd. In dit verband is van belang dat op 1 augustus 2006 twee, inmiddels in rechte onaantastbare bouwvergunningen zijn verleend op basis waarvan het voorzieningengebouw met appartementen en 20 woningen mogen worden opgericht en gebruikt. In beginsel dienen bouwwerken die op grond van een bouwvergunning mogen worden opgericht en mogen worden gebruikt overeenkomstig het in deze vergunning besloten liggende toegestane gebruik, als zodanig in een bestemmingsplan te worden bestemd. Slechts zwaarwegende ruimtelijke bezwaren tegen dit gebruik van de gronden kan aanleiding geven dit niet als zodanig te bestemmen.    De bezwaren van appellanten dat in het plan is afgeweken van de in de VNG-brochure aanbevolen afstand en van het aantal eengezinswoningen dat in de Nota Inbreidingslocaties is aangegeven, betreffen naar het oordeel van de Afdeling geen zwaarwegende ruimtelijke bezwaren op grond waarvan de percelen niet in overeenstemming met de verleende bouwvergunningen mogen worden bestemd.    Overigens merkt de Afdeling op dat het gemeentebestuur ernaar streeft om geluidhinder zo veel mogelijk te beperken. Zo is het halen en brengen van de kinderen gesitueerd aan de voorzijde van het schoolgebouw aan de Akkerweg en ligt het toekomstige schoolplein aan de binnenzijde van het te realiseren complex. Tevens is ter zitting gebleken dat in de gymzaal geen volleybalwedstrijden gehouden zullen worden. 2.8.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de plandelen in kwestie niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit op deze punten anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan. Het beroep is ongegrond. Proceskosten 2.9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra     w.g. Kooijman Lid van de enkelvoudige kamer     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2007 177-521.