Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0510

Datum uitspraak2007-07-26
Datum gepubliceerd2007-07-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/500709-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft een 47-jarige verdachte veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf wegens ontucht met twee minderjarige dochters en het maken en in bezit hebben van foto's en filmbestanden waarop de geslachtsdelen van deze dochters te zien zijn. Ter vermindering van het risico op herhaling is één jaar van de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van vijf jaar. De verdachte is vrijgesproken van ontucht met een derde minderjarige dochter.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummer: 11/500709-06 Zittingsdatum: 12 juli 2007 Uitspraak : 26 juli 2007 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren in 1960, [adres en woonplaats], thans gedetineerd in P.I. Zuid West, locatie De Dordtse Poorten, te Dordrecht. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. 1. De voorvragen Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 juli 2005 tot en met 18 juni 2006 te Dordrecht, meermalen, althans éénmaal (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 1], geboren op 28 januari 1994, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte: - een of meerdere malen (ontkleed) bij die [slachtoffer 1] in bed is gaan liggen en/of - een of meerdere malen de (ontblote) borsten van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of - een of meerdere malen de (ontblote) vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of - een of meerdere malen de hand van die [slachtoffer 1] naar zijn, verdachtes, (stijve) geslachtsdeel heeft gebracht en/of (vervolgens) op en neer gaande bewegingen heeft gemaakt met de hand van die [slachtoffer 1] en/of - die [slachtoffer 1] een en/of meerdere malen naar seksfilms heeft laten kijken; 2. hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 10 december 2006 te Dordrecht en/of Zwijndrecht, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal (telkens) met [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (beide geboren op 10 februari 1991), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had/hadden bereikt, buitenecht, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], te weten het meermalen althans eenmaal - nemen van (seksueel getinte) foto's van die (deels) ontklede [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of - betasten van de borst(en) en/of vagina('s) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met zijn, verdachtes, hand en/of mond en/of - brengen van de hand(en) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] naar zijn, verdachtes, penis en/of - brengen van zijn, verdachtes, penis tegen en/of bij de vagina('s) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of - houden van (seks)speeltjes tegen en/of bij de vagina('s) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of - brengen van zijn, verdachtes, tong en/of vinger in de vagina('s) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]; SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 10 december 2006 te Dordrecht en/of Zwijndrecht, althans in Nederland meermalen, althans éénmaal (telkens) ontucht heeft gepleegd met één en/of meerdere van zijn minderjarig(e) kind(eren), [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], beide geboren op 10 februari 1991, (telkens) bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte: - (seksueel getinte) foto's heeft genomen van die (deels ontklede) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of - de borsten en/of de vagina('s) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met zijn, verdachtes, hand en/of mond heeft betast en/of - de hand(en) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] naar zijn, verdachtes, penis heeft gebracht en/of - zijn penis tegen en/of bij de vagina('s) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gebracht en/of - (seks)speeltjes tegen en/of bij de vagina('s) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gehouden; 3. hij in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 10 december 2006 te Dordrecht en/of Zwijndrecht en/of Markheidenfeld, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, één of meermalen een afbeelding (ongeveer 100 afbeeldingen en/of filmbestanden) en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende één of meer afbeeldingen en/of filmbestanden van seksuele gedragingen, te weten (onder andere): - Een foto waarop [slachtoffer 2] te zien is, naakt achteroverliggend in een bad. Zij heeft haar handen achter haar hoofd waardoor een blote borst goed in beeld komt. Zij heeft één been opgetrokken waardoor ook haar vagina goed te zien is. (DSC00200) en/of - Een foto van [slachtoffer 2] waarin zij gekleed in een doorschijnende négligé poseert op een bed. Zij is te zien liggend op haar buik. De foto is genomen van tussen haar gespreide benen. Hierdoor zijn haar blote vagina en billen nadrukkelijk in beeld. (DSC00344) en/of - Een foto waarop [slachtoffer 3] te zien is, naakt liggend in een bad met verlichting. Haar blote borsten en vagina zijn zichtbaar. en/of - Een filmbestand waarop [slachtoffer 3] te zien is. Zij is bezig met het uitdoen van een zwarte string. Van haar naakte lichaam komen beide borsten en een deel van haar vagina duidelijk in beeld. (MOV00505) bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, (telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad, terwijl hij, verdachte van het plegen van dit/deze misdrijf/misdrijven een beroep of gewoonte heeft gemaakt. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is, wanneer een feit is gepleegd in zowel Nederland als het buitenland, vervolging van dat feit op grond van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht mogelijk, ook ten aanzien van die gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden. Nu feit 3 bestaat uit een samenstel van handelingen dat deels in Nederland en deels in Duitsland zou hebben plaatsgevonden, is vervolging van dit feit in Nederland mogelijk. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft het ten laste gelegde bewezen achtend gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt een behandeling en/of therapie. Ten aanzien van het beslag wordt gevorderd om de goederen onder punt 1 tot en met 9 vermeld op de beslaglijst verbeurd wordt verklaard en het goed onder punt 10 terug wordt gegeven aan de rechthebbende. 3.2 De verdediging De verdediging heeft bewijsverweren en een strafmaatverweer gevoerd. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De vrijspraak van feit 1 Op grond van de wettige bewijsmiddelen is de rechtbank er niet van overtuigd dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer 1] (feit 1). De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. Alle wettige bewijsmiddelen die in het nadeel van de verdachte zouden kunnen pleiten, zijn te herleiden tot verklaringen van [slachtoffer 1]. De verklaringen van haar moeder (stuk 01), een nicht van haar moeder (stuk 16), haar vriendje [betrokkene 1] (stuk 15) en de moeder van [betrokkene 1] (stuk 14) zijn immers gebaseerd op wat deze personen van [slachtoffer 1] hebben gehoord. Tegen de achtergrond van het gegeven dat de verklaringen van [slachtoffer 1] diverse tegenstrijdigheden bevatten, heeft de rechtbank in andere bewijsmiddelen onvoldoende aanknopingspunten kunnen vinden op grond waarvan overtuigend zou kunnen worden aangenomen dat het in de tenlastelegging gestelde misbruik daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Om deze reden acht de rechtbank dit feit dan ook niet overtuigend bewezen. 4.2 De gedeeltelijke vrijspraak van feit 2 De rechtbank verstaat de omschrijving van het primaire en subsidiaire onderdeel van het tweede feit op de dagvaarding als een impliciet cumulatieve tenlastelegging. In deze lezing omvat feit 2 primair twee verdenkingen, kort gezegd (1) ontucht met [slachtoffer 3], (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam en (2) ontucht met [slachtoffer 2], (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. In het verlengde hiervan wordt het subsidiaire deel van feit 2 begrepen als (1) ontucht met [slachtoffer 3] en (2) ontucht met [slachtoffer 2], waarbij de subsidiaire onderdelen aan het oordeel van de rechtbank zijn onderworpen voorzover het primaire gestelde ten aanzien van [slachtoffer 3] of [slachtoffer 2] niet bewezen kan worden geacht. Ten aanzien van de handelingen die de verdachte bij [slachtoffer 3] heeft verricht, overweegt de rechtbank het volgende. De verdachte heeft seksueel getinte foto’s van [slachtoffer 3] gemaakt, waarop zij geheel of gedeeltelijk ontkleed te zien is. De in het strafdossier opgenomen beschrijving van deze foto’s (stuk 49 en 50) en de eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van een aantal van deze foto’s bevatten geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het nemen van deze foto’s als zodanig een ontuchtige handeling is. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte in zoverre vrijspreken van feit 2 primair ten aanzien van [slachtoffer 3]. De rechtbank zal hierna onder 4.5 motiveren waarom zij feit 2 primair ten aanzien van [slachtoffer 3] bewezen acht. Ten aanzien van de handelingen die de verdachte bij [slachtoffer 2] heeft verricht, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn tong en/of vinger in de vagina van [slachtoffer 2] heeft gebracht. [slachtoffer 2] heeft dit niet verklaard en anderen evenmin. De verklaring van [slachtoffer 2] dat de verdachte bij haar dezelfde handelingen heeft verricht als bij [slachtoffer 3] (stuk 30, bladzijde 2) en de verklaring van [slachtoffer 3] dat met [slachtoffer 2] hetzelfde is gebeurd als met haar (stuk 42, bladzijde 8), zijn naar het oordeel van de rechtbank niet specifiek genoeg om op grond hiervan aan te nemen dat verdachte zijn tong en/of vinger niet alleen in de vagina van [slachtoffer 3] heeft gebracht, die hierover heeft verklaard (stuk 31, bladzijde 2), maar ook in die van [slachtoffer 2]. Gelet hierop is de rechtbank er niet van overtuigd dat de handelingen die verdachte bij [slachtoffer 2] heeft verricht, (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van feit 2 primair, voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer 2]. Omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van feit 2 primair, voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer 2], staat vervolgens ter beoordeling of wettig en overtuigend is bewezen dat hij ontucht met [slachtoffer 2] heeft gepleegd (feit 2 subsidiair, voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer 2]). De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. De verdachte heeft seksueel getinte foto’s van [slachtoffer 2] gemaakt, waarop zij geheel of gedeeltelijk ontkleed te zien is. De in het strafdossier opgenomen beschrijving van deze foto’s (stuk 49 en 50) en de eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van een aantal van deze foto’s bevatten geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het nemen van deze foto’s als zodanig een ontuchtige handeling is. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte in zoverre vrijspreken van feit 2 subsidiair ten aanzien van [slachtoffer 2]. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte (seks)speeltjes tegen en/of bij de vagina van [slachtoffer 2] heeft gehouden. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij vibrators voor [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft gekocht, maar hij heeft ontkend deze tegen de vagina van [slachtoffer 2] te hebben gehouden en [slachtoffer 2] heeft hierover, anders dan [slachtoffer 3], niet verklaard. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte in zoverre vrijspreken van feit 2 subsidiair ten aanzien van [slachtoffer 2]. De rechtbank zal hierna onder 4.5 motiveren waarom zij feit 2 subsidiair ten aanzien van [slachtoffer 2] bewezen acht. 4.3 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 2. (primair, ten aanzien van [slachtoffer 3]) op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2003 tot en met 10 december 2006 te Dordrecht en Zwijndrecht, met [slachtoffer 3] (geboren op 10 februari 1991), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], te weten het meermalen althans eenmaal - betasten van de borsten en vagina van die [slachtoffer 3] met zijn, verdachtes, hand en mond en - brengen van de hand van die [slachtoffer 3] naar zijn, verdachtes, penis en - brengen van zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer 3] en - houden van (de rechtbank leest:) een seksspeeltje tegen de vagina('s) van die [slachtoffer 3] en - brengen van zijn, verdachtes, tong en vinger in de vagina van die [slachtoffer 3]. 2.(subsidiair, ten aanzien van [slachtoffer 2]) op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2003 tot en met 10 december 2006 te Dordrecht en Zwijndrecht, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 2], geboren op 10 februari 1991, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte: - de borsten en de vagina van die [slachtoffer 2] met zijn, verdachtes, hand en mond heeft betast en - de hand van die [slachtoffer 2] naar zijn, verdachtes, penis heeft gebracht en - zijn penis bij de vagina van die [slachtoffer 2] heeft gebracht. 3. in de periode van 1 december 2004 tot en met 10 december 2006 te Dordrecht en/of Zwijndrecht en Markheidenfeld, in elk geval in Nederland en Duitsland, meermalen een afbeelding en gegevensdragers, bevattende één of meer afbeeldingen en/of filmbestanden van seksuele gedragingen, te weten onder andere: - Een foto waarop [slachtoffer 2] te zien is, naakt achteroverliggend in een bad. Zij heeft haar handen achter haar hoofd waardoor een blote borst goed in beeld komt. Zij heeft één been opgetrokken waardoor ook haar vagina goed te zien is. (DSC00200) en - Een foto van [slachtoffer 2] waarin zij gekleed in een doorschijnende négligé poseert op een bed. Zij is te zien liggend op haar buik (de rechtbank leest:) met gespreide benen. Hierdoor zijn haar blote vagina en billen nadrukkelijk in beeld. (DSC00344) en - Een foto waarop [slachtoffer 3] te zien is, naakt liggend in een bad met verlichting. Haar blote borsten en vagina zijn zichtbaar. en - Een filmbestand waarop [slachtoffer 3] te zien is. Zij is bezig met het uitdoen van een zwarte string. Van haar naakte lichaam komen beide borsten en een deel van haar vagina duidelijk in beeld. (MOV00505) bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, telkens heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, terwijl hij, verdachte van het plegen van deze misdrijven een gewoonte heeft gemaakt. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.4 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 4.5 Nadere bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 2 De verdachte heeft consequent ontkend dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en de verdediging heeft erop gewezen dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] bij de politie wisselend hebben verklaard. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] echter betrouwbaar en overtuigend. Daartoe wordt het volgende overwogen. Dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] tijdens hun eerste verhoor bij de politie (stuk 21 en 19) hebben verklaard dat er niets is gebeurd, kan naar het oordeel van de rechtbank worden verklaard doordat zij van hun vader houden en hem niet willen “verraden”. Waarschijnlijk om deze reden hebben zij eerst verklaard dat er niets is gebeurd en zijn zij pas over het nemen van de foto’s en de ontuchtige handelingen gaan verklaren, nadat zij door hun oom met de foto’s waren geconfronteerd en deze foto’s in het bezit van de politie waren gekomen (stuk 29). Ook de gang van zaken tijdens het derde verhoor van [slachtoffer 3] bij de politie kan naar het oordeel van de rechtbank worden verklaard uit een conflict tussen enerzijds het belang van (wat [slachtoffer 3] ziet als) loyaliteit aan haar vader en anderzijds het belang van het spreken van de waarheid. Tijdens haar derde verhoor heeft [slachtoffer 3] eerst verklaard dat er niets is gebeurd en dat familieleden er bij haar op hebben aangedrongen te verklaren over seksueel misbruik door haar vader (stuk 42, bladzijde 1). De politie heeft vervolgens gevraagd hoe het dan kan dat zij toch vrij gedetailleerd dingen heeft kunnen vertellen, waarop [slachtoffer 3] heeft geantwoord dat zij dat niet zo goed weet. Vervolgens is [slachtoffer 3] gevraagd of zij haar tweede verklaring probeert in te trekken omdat zij haar vader wil beschermen, waarop [slachtoffer 3] antwoordt: “Ja, dat klopt wel”. Vervolgens begint [slachtoffer 3] te huilen en zegt zij dat haar vader wel therapie of hulp nodig heeft, maar dat ze niet wil dat hij in de gevangenis komt. Vervolgens wordt [slachtoffer 3] voorgehouden dat het belangrijk is dat zij de waarheid vertelt en wordt haar gevraagd of haar tweede verklaring klopt, waarop [slachtoffer 3] bevestigend antwoordt (stuk 42, bladzijde 2). Ook als zou worden aangenomen dat familieleden er bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] op hebben aangedrongen bij de politie te verklaren over ontuchtige handelingen door de verdachte, zoals de verdediging met verwijzing naar de derde verklaring van [slachtoffer 3] bij de politie heeft betoogd, volgt daaruit nog niet dat hun voor de verdachte belastende verklaringen niet op waarheid zouden berusten. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hebben allebei verklaard dat zij met elkaar hebben gesproken over het misbruik door de verdachte, maar dat zij niet hebben besproken welke handelingen de verdachte precies bij hen heeft verricht (stuk 42, bladzijde 8; stuk 44, bladzijde 4). Deze consistentie draagt bij aan de overtuigingskracht van hun verklaringen. De moeder en de oudere broer van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hebben bij de politie verklaard dat de verdachte in Zwijndrecht soms naakt naar zolder ging, waar [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] sliepen, dat hij soms lang wegbleef en dat hij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] vaak geld en dure spullen gaf (stuk 01 en stuk 32). De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij ’s avonds wel eens een rondje maakte om te kijken of alles goed was en dat hij op zolder soms televisie keek en/of in slaap viel, niet aannemelijk. Deze verklaring is niet alleen in strijd met de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] over wat er op zolder gebeurde, maar ook met de verklaring van hun broer [betrokkene 2] dat hij de verdachte een keer naakt bij een van zijn zussen in bed heeft zien liggen toen hij hun zolderkamer binnenkwam. “Ik weet nog dat (…) mijn zusje en mijn vader op hun linker zij lagen dus de een voor en de ander erachter. Ik zag dat de dekens bewogen ter hoogte van hun middel. Ik had toen direct al het idee dat mijn vader lag te rommelen bij mijn zusjes.” (stuk 32, bladzijde 4) Deze verklaring wijst niet in de richting dat verdachte op dat moment televisie keek, sliep of een rondje door het huis maakte om te zien of alles in orde was. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] de handelingen heeft gepleegd waarover zij specifiek hebben verklaard. De rechtbank acht dus ook bewezen dat de verdachte het lichaam van [slachtoffer 3] seksueel is binnengedrongen. Zij heeft bij de politie immers verklaard dat de verdachte haar heeft gevingerd en dat hij haar heeft gebeft met zijn tong in haar vagina (stuk 31, bladzijde 2). Voor zover de rechtbank feit 2 bewezen verklaart, verwerpt zij het verweer dat geen sprake is van ontuchtige handelingen. Het betasten van de borsten en vagina van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en het brengen van hun hand naar zijn penis zijn aan te merken als ontuchtige handelingen van de verdachte, in aanmerking genomen de leeftijd van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ten tijde van het ten laste gelegde, het feit dat de verdachte hun vader is en de frequentie waarmee hij deze handelingen bij hen heeft verricht. Ook het houden van een seksspeeltje tegen de vagina van [slachtoffer 3] de enige handeling die niet meermalen is gepleegd, daarom verklaart de rechtbank bij feit 2 primair ten aanzien van [slachtoffer 3] “meermalen, althans eenmaal” bewezen is naar het oordeel van de rechtbank een ontuchtige handeling. Dat het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 3] een ontuchtige handeling is, behoeft geen betoog. 4.6 Nadere bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 3 De verdachte heeft bekend dat hij bij verschillende gelegenheden en op verschillende plaatsen foto’s van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft gemaakt en in zijn bezit heeft gehad, waarop [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] (deels) naakt te zien zijn en hun borsten en vagina’s soms zichtbaar zijn. Ook heeft de verdachte bekend dat hij een aantal filmopnamen van zijn dochters heeft gemaakt en in bezit heeft gehad, waarvoor hetzelfde geldt. De rechtbank begrijpt het betoog van de verdediging als een verweer dat de betreffende foto’s en filmbestanden geen seksuele handelingen bevatten. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. Blijkens de jurisprudentie wordt het begrip seksuele gedraging in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht ruim opgevat. Niet is vereist dat op de afbeelding twee of meer personen zichtbaar zijn (zie HR 4 december 1990, NJ 1991, 312). Door de manier waarop en de toestand waarin het geslachtsdeel van een minderjarige is gefotografeerd, kan het poseren bedoeld zijn voor het opwekken van een seksuele prikkeling en daarom een seksuele gedraging in de zin van art. 240b Sr opleveren (zie HR 6 maart 1990, NJ 1990, 667). Ter terechtzitting zijn de drie foto’s getoond die in de tenlastelegging concreet zijn omschreven. Op grond van haar eigen waarneming ter terechtzitting komt de rechtbank tot het oordeel dat deze foto’s in de tenlastelegging correct zijn omschreven, afgezien van de plaats waar de tweede foto is genomen, hetgeen is gecorrigeerd in de bewezenverklaring. Op de drie foto’s is de vagina van de gefotografeerde zichtbaar, op twee van deze foto’s zijn naakte borsten zichtbaar en twee van de drie foto’s zijn naaktfoto’s. Omdat twee van deze drie foto’s zijn afgedrukt op papier waarop ook andere foto’s van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zijn afgedrukt, heeft de rechtbank ter terechtzitting verschillende andere foto’s waargenomen. De rechtbank stelt op grond van deze waarneming vast dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] op veel foto’s weinig tot geen kleding dragen en een zodanige lichaamshouding hebben aangenomen dat hun geslachtsdelen duidelijk in beeld komen, wat overeenkomt met de in het dossier opgenomen beschrijving van het in beslag genomen fotomateriaal (stuk 49 en 50). Illustratief voor de wijze waarop de verdachte te werk is gegaan, acht de rechtbank de beschrijving van het derde in beslag genomen filmfragment (stuk 51, clip 3), die onder meer de volgende passages bevat. “Duidelijk is te zien dat de regie over de kleding van [slachtoffer 2] door verdachte wordt gevoerd. Hij trekt de negligé wat open. Legt met zijn hand een blote borst van het meisje goed op bed en doet later ook haar string uit. (…) Meermalen wordt (…) door verdachte met zijn hand haar benen wat gespreid (…). Door de positie van verdachte met de camera met de voeten van [slachtoffer 2] moeten bij deze opnamen haar blote borsten en vagina wel nadrukkelijk in beeld komen op de foto’s. Bij deze situatie is er ook een moment te zien waarop verdachte zijn dochter kort kust op dan wel nabij de schaamstreek.” Blijkens de beschrijving van clip 1 is daarop te zien dat verdachte naakt op [slachtoffer 2] gaat liggen. “Te zien is hoe hij met zijn onderlichaam vervolgens wat stotende bewegingen maakt, juist onder de billen van [slachtoffer 2].” Gezien de aard van de door de verdachte vervaardigde en in bezit gehouden afbeeldingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], waarop zij veelal geheel of gedeeltelijk ontkleed zijn en waarop hun ontblote borsten en/of vagina zichtbaar is/zijn, verwerpt de rechtbank het verweer dat geen sprake zou zijn van afbeeldingen van seksuele gedragingen. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde levert op: 2. (primair, ten aanzien van [slachtoffer 3]) MET IEMAND, DIE DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN MAAR NOG NIET DIE VAN ZESTIEN JAREN HEEFT BEREIKT, BUITEN ECHT, ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN DIE MEDE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM, MEERMALEN GEPLEEGD; 2. (subsidiair, ten aanzien van [slachtoffer 2]) ONTUCHT PLEGEN MET ZIJN MINDERJARIG KIND, MEERMALEN GEPLEEGD; 3. AFBEELDINGEN EN GEGEVENSDRAGERS, BEVATTENDE EEN OF MEER AFBEELDINGEN VAN EEN SEKSUELE GEDRAGING, WAARBIJ IEMAND DIE KENNELIJK DE LEEFTIJD VAN ACHTTIEN JAREN NOG NIET HEEFT BEREIKT, IS BETROKKEN, VERVAARDIGEN EN IN BEZIT HEBBEN EN VAN HET PLEGEN VAN DEZE MISDRIJVEN EEN GEWOONTE MAKEN. 6. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. In zijn rapport van 18 juni 2007 concludeert klinisch psycholoog drs. M.H. de Groot dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is voor de ten laste gelegde feiten, voor zover hij deze heeft bekend. De rechtbank neemt deze conclusie over op grond van de onderbouwing ervan. Het rapport van De Groot bevat geen aanknopingspunten om wat betreft feit 2, waarvan het plegen door de verdachte wordt ontkend, anders te oordelen over de toerekenbaarheid aan de verdachte. De rechtbank acht de verdachte dan ook volledig toerekeningsvatbaar voor feit 2, voor zover bewezen verklaard. 7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid 7.1 Strafmotivering De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft gedurende langere tijd meermalen ontucht gepleegd met zijn minderjarige dochters [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]. De verdachte heeft hun vertrouwen in hem op grove wijze misbruikt om zijn eigen seksuele behoeften te bevredigen. Uitgerekend hun vader, die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] steun en bescherming zou moeten bieden, heeft dit gedaan in hun eigen huis, de plaats waar zij het meest veilig zouden moeten zijn. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik hiervan nog lange tijd de gevolgen kunnen ondervinden. Uit niets blijkt dat de verdachte hierover heeft nagedacht, laat staan dat hij zich hierdoor heeft laten weerhouden. Anders dan door de verdediging is betoogd, zijn de door verdachte genomen foto’s van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en de door hem gemaakte filmopnamen geen onschuldige opnamen waaraan vrijwillig is meegewerkt. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hebben allebei verklaard dat ze het nemen van de foto’s niet leuk vonden, maar dat de verdachte bleef doorzeuren. Ook hier geldt dat de verdachte ter bevrediging van zijn eigen behoeften misbruik heeft gemaakt van zijn positie als vader. Ook dit feit is gedurende een langere periode en meermalen gepleegd. De verdachte heeft aangevoerd dat hij de foto’s niet openbaar heeft gemaakt en dat het erger zou zijn geweest als hij dat wel had gedaan. Dit doet er echter niet aan af dat sprake is van een ernstig feit. De bewezenverklaarde feiten zijn zo ernstig dat alleen een gevangenisstraf een passende straf is. De rechtbank zal een kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank feit 1 en feit 2 primair ten aanzien van [slachtoffer 2] niet wettig en overtuigend bewezen acht. In zijn rapport van 18 juni 2007 heeft psycholoog De Groot geconcludeerd dat de kans op herhaling van het maken van foto’s gering is. Deze conclusie is mede gebaseerd op de aanname dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zich in de toekomst met meer kracht zullen verzetten als de verdachte opnieuw foto’s van hen wil maken. De rechtbank stelt vast dat de psycholoog zich niet uitlaat over de vraag of dit ook geldt voor hun jongere zus [slachtoffer 1]. Psycholoog De Groot laat zich in zijn rapport niet uit over de kans op herhaling van de ontuchtige handelingen, omdat de verdachte deze ontkent. In zijn voorlichtingsrapport van 21 februari 2007 trekt P.J.J. Heijkoop, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, de conclusie dat “als betrokkenes ontkenning betekent dat hij de werkelijkheid van het incestplegen verdringt”, het niet goed mogelijk zal zijn die werkelijkheid en de implicaties daarvan met hem te bespreken, er geen inzicht zal ontstaan in zijn handelen en de kans op herhaling als reëel moet worden beschouwd. Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, de duur en de stelselmatigheid van de door de verdachte gepleegde ontuchtige handelingen en zijn verklaring over het maken van de foto’s, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte in de toekomst wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De verdachte blijft volhouden dat de door hem gemaakte foto’s en filmopnamen betrekkelijk onschuldig zijn en hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het niet meer zal doen omdat hem nu duidelijk is dat dit als fout wordt gezien. Verdachte lijkt zelf het strafwaardige van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan voor de slachtoffers echter niet of nauwelijks in te zien. De verdachte lijkt zichzelf eerder te beschouwen als het slachtoffer van het optreden van zijn broer en zijn zoon [betrokkene 2], die ervoor hebben gezorgd dat de foto’s en filmbestanden in handen van de politie zijn gekomen, dan dat de verdachte zelf verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Voorts beschouwt de verdachte het kennelijk als normaal om naakt te douchen met dochters van twaalf tot vijftien jaar en om vibrators voor hen te kopen. Dergelijke opvattingen dragen niet bij aan het vertrouwen dat verdachte in de toekomst geen grensoverschrijdende seksuele handelingen meer zal verrichten. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het van groot belang het recidiverisico zo klein mogelijk te maken. De rechtbank wil dit bereiken door een relatief groot deel van de gevangenisstraf, één jaar, voorwaardelijk op te leggen in combinatie met een proeftijd van vijf jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als deze inhouden het ondergaan van een of meer ambulante therapieën bij Het Dok of een soortgelijke instelling ter vermindering van het risico dat de verdachte in de toekomst opnieuw zedenmisdrijven pleegt. 7.2 Het beslag Tijdens het onderzoek zijn, voor zover van belang, de volgende goederen in beslag genomen: (1) een USB-stick, (2) een geheugenkaart, (3) een videocamera, (4) vibrators, (5) een foto-album, (6) fotopapier (zeventien geprinte foto’s op A4-formaat), (7) een fotocamera, (8) olie, (9) dvd-schijf (zes schrijven met foto’s) en (10) een schoolschrift. De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van de onder (1) tot en met (9) genoemde goederen en teruggave van het onder (10) genoemde voorwerp aan de rechthebbende [slachtoffer 1]. De verdediging heeft niet op deze vordering gereageerd. De verdachte heeft afstand gedaan van de goederen, genoemd onder (5), (6), (8) en (9), zodat de rechtbank over deze goederen geen beslissing meer hoeft te nemen. De rechtbank zal de onder (1), (2), (3), (4) en (7) genoemde goederen verbeurd verklaren, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en de bewezen verklaarde feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan. Voorts zal zij de teruggave van het onder (10) genoemde voorwerp gelasten aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, namelijk [slachtoffer 1]. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 57, 240b, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De beslissing De rechtbank verklaart niet bewezen wat aan de verdachte als feit 1 en als feit 2 primair ten aanzien van [slachtoffer 2] ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart bewezen dat de verdachte feit 2 en feit 3 heeft begaan, zoals vermeld onder 4.3 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot: een GEVANGENISSTRAF voor de duur van DRIE JAREN; bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten EEN JAAR, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op VIJF JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde; stelt daarbij als BIJZONDERE VOORWAARDE dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat nodig oordeelt, ook als deze inhouden het ondergaan van een of meer ambulante therapieën bij Het Dok of een soortgelijke instelling ter vermindering van het risico dat de verdachte in de toekomst opnieuw zedenmisdrijven pleegt; verstrekt aan de genoemde reclasseringsinstelling opdracht om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; verklaart verbeurd de in beslag genomen USB-stick, de geheugenkaart, de videocamera, de vibrators en de fotocamera; gelast de teruggave van het in beslag genomen schrift aan [slachtoffer 1]. Dit vonnis is gewezen door: mr. J.B.H.M. Simmelink, voorzitter, mr. B. van Velzen en mr. T. Kooijmans, rechters, in tegenwoordigheid van P.J.F.M. Vermaat, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juli 2007.