Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0942

Datum uitspraak2007-08-02
Datum gepubliceerd2007-08-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/5139 BESLU
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Verzoekster is exploitant van de seksinrichtingen in de percelen Hunsestraat 51 en Geleenstraat 74 te 's-Gravenhage, zijnde raamprostitutiepanden. Verweerder, burgemeester van de gemeente Den Haag, heeft besloten de seksinrichtingen tijdelijk voor de duur van drie maanden te sluiten. Verweerder heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat in de seksinrichting aan de Hunsestraat 51 een minderjarige prostituee is aangetroffen en dat dit, gelet op het Handhavingsarrangement voor seksinrichtingen en escortbedrijven, behorend bij artikel 95e tot en met 95r van de Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage 1982 (APV), onder alle omstandigheden verwijtbaar is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat verzoekster niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting ingevolge artikel 95m van de APV, die zich uitstrekt tot beide seksinrichtingen. Verweerder was derhalve op grond van artikel 95o, eerste lid, van de APV, bevoegd om over te gaan tot sluiting van de beide seksinrichtingen. De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.


Uitspraak

Voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage sector bestuursrecht Reg. nr. AWB 07/5139 BESLU UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening van Daflon I BV, gevestigd te 's-Gravenhage, verzoekster, ter zake van het besluit van 12 juli 2007 van de burgemeester van de gemeente Den Haag, verweerder, waarbij de door verzoekster geëxploiteerde seksinrichtingen in de percelen Hunsestraat 51 te 's-Gravenhage en Geleenstraat 74 te 's-Gravenhage voor de duur van drie maanden worden gesloten, ingaande 20 juli 2007, 12.00 uur, tot 19 oktober 2007, 12.00 uur. Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 13 juli 2007 bij verweerder bezwaar gemaakt. Voorts is bij brief van dezelfde datum de voorzieningen-rechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Namens verweerder is op 17 juli 2007 aan de griffier telefonisch te kennen gegeven dat het bevel tot sluiting wordt opgeschort in afwachting van de uitspraak van de voorzieningenrechter. Het verzoek is behandeld ter zitting van 26 juli 2007. Verzoekster is verschenen bij gemachtigden, mr. G.A. van der Veen en mr. W.M.D. Moolenaar. Voorts zijn verschenen [A], [B] en [C]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [D], drs. [E], [F] en [G]. I. Beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening 1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2. De voorzieningenrechter gaat bij de beoordeling van het onderhavige verzoek uit van de volgende feiten en omstandigheden. 2.1 Verzoekster is exploitant van de seksinrichtingen in de percelen Hunsestraat 51 en Geleenstraat 74 te 's-Gravenhage, zijnde raamprostitutiepanden (hierna: de seksinrichtingen). 2.2 Bij brief van 8 juni 2007 heeft de inspecteur van politie van het Regiokorps Haaglanden verweerder medegedeeld dat op 8 juni 2007 een medewerker van de Ploeg Commerciële Zeden van het Bureau Recherche Expertise van het Regiokorps Haaglanden als toezichthouder in gezelschap van twee collega's van de Koninklijke Marechaussee (KMar) een controle heeft uitgevoerd in het raamprostitutiepand dat is gevestigd in het perceel Hunsestraat 51 te 's-Gravenhage. Tijdens deze controle kwam een jonge vrouw het pand binnenlopen, die een toegangspasje overhandigde aan de beheerster en geld betaalde voor kamerhuur. De toezichthouder heeft kenbaar gemaakt dat hij deze jonge vrouw ook wilde controleren. Hierop heeft de beheerster verklaard dat de jonge vrouw net klaar was met werken. Voorts heeft zij verklaard dat de jonge vrouw een kamer had gehuurd in het perceel Geleenstraat 74 te 's-Gravenhage en dat zij aldaar werkzaam is geweest. Dit werd door de jonge vrouw bevestigd. De toezichthouder heeft vervolgens het paspoort van de jonge vrouw gecontroleerd. Naar aanleiding van deze controle heeft de toezichthouder voornoemde jonge vrouw meegenomen naar het politiebureau voor nader onderzoek. De jonge vrouw heeft daarbij verklaard dat zij nog minderjarig was, te weten 17 jaren oud, dat het paspoort waarmee zij zich heeft gelegitimeerd van haar twee jaar oudere zus is en dat zij vanaf februari 2007 regelmatig een werkkamer heeft gehuurd en afwisselend gewerkt heeft als prostituee in het perceel Hunsestraat 51 alsmede Geleenstraat 74 te 's-Gravenhage. 2.3 Op grond van deze bevindingen heeft verweerder verzoekster bij brief van 13 juni 2007 in kennis gesteld van zijn voornemen de seksinrichtingen tijdelijk voor de duur van drie maanden te sluiten. Tijdens een gesprek op 20 juni 2007 heeft verzoekster haar zienswijze ten aanzien van dit voornemen kenbaar gemaakt. 3. Bij besluit van 12 juli 2007 heeft verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 95o, eerste lid, en artikel 95m, aanhef en sub a, van de APV in samenhang met artikel 174 van de Gemeentewet, besloten de seksinrichtingen tijdelijk voor de duur van drie maanden te sluiten. Verweerder heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat in de seksinrichting aan de Hunsestraat 51 een minderjarige prostituee is aangetroffen en dat dit, gelet op het Handhavingsarrangement voor seksinrichtingen en escortbedrijven, behorend bij artikel 95e tot en met 95r van de Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage 1982 (APV), (hierna: het Handhavingsarrangement) onder alle omstandigheden verwijtbaar is. 4. Verzoekster heeft onder meer aangevoerd dat op 8 juni 2007 een minderjarige vrouw is aangetroffen in het perceel Hunsestraat 51, maar dat zij niet is aangetroffen in het perceel Geleenstraat 74. De minderjarige vrouw was niet aan het werk. Verzoekster stelt zich derhalve op het standpunt dat geen sprake is geweest van aantreffen als bedoeld in artikel 95n, sub d, van de APV in het perceel Geleenstraat 74. Verzoekster heeft voorts aangevoerd dat de minderjarigheid van de betreffende vrouw niet kenbaar was. De vrouw heeft zich in februari 2007 bij de beheerster gemeld. Op dat moment was een controle door de Zedenpolitie gaande en is de vrouw met haar thans onjuist blijkende paspoort gecontroleerd. Haar misbruik van andermans paspoort is toen bij de controlerend ambtenaar en de beheerster niet opgevallen. Op 8 juni 2007 was nader onderzoek op het politiebureau nodig om vast te stellen dat de vrouw niet haar eigen paspoort droeg. Uit de daaropvolgende verklaring van de vrouw bleek vervolgens dat zij minderjarig was. De minderjarigheid was niet op voorhand kenbaar, zelfs niet voor deskundigen, zoals de Zedenpolitie. Naast de redelijkerwijs niet-kenbare minderjarigheid is van belang dat in de inrichting niet eerder dergelijke situaties zijn voorgevallen. Verzoekster stelt dat onverkorte hantering van het Handhavingsarrangement te ver gaat. De betreffende bevoegdheden uit de APV kennen een discretionair element. Verzoekster betwijfelt of een beleidsregel, zoals het Handhavingsarrangement, die ieder discretionair element uitsluit, zich wel verdraagt met de onderliggende bevoegdheid. In dit specifieke geval kunnen de beleidsregels niet onverkort worden gevolgd. 5.1.1 In artikel 95i, eerste lid, aanhef en sub c van de APV - voor zover hier van belang - is bepaald dat het bevoegd orgaan de vergunning als bedoeld in artikel 95h weigert indien er aanwijzingen zullen zijn dat in de seksinrichting personen werkzaam (zullen) zijn in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). 5.1.2 Artikel 250a Sr is met ingang van 1 januari 2005 komen te vervallen. Met ingang van 1 januari 2005 is artikel 273a Sr in werking getreden. Dit artikel is met ingang van 1 september 2006 vernummerd tot artikel 273f Sr. 5.2 Indien een vergunning voor het exploiteren van een seksinrichting is verleend, is - voor zover hier van belang - in artikel 95m, aanhef en sub a, van de APV bepaald dat de exploitant en beheerder er voortdurend op toe zien dat in de seksinrichting geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten als genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht. 5.3 In artikel 95o, eerste lid, van de APV is bepaald dat met het oog op de in artikel 95i, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in deze paragraaf het bevoegd bestuursorgaan van een afzonderlijke seksinrichting - al dan niet tijdelijk - de gedeeltelijke of algehele sluiting kan bevelen. 5.4 In het Handhavingsarrangement wordt aangegeven op welke wijze de gemeente Den Haag, het Regiokorps Haaglanden en het Openbaar Ministerie omgaan met overtredingen van de prostitutiebepalingen van de APV. Indien een minderjarige prostituee wordt aangetroffen wordt onmiddellijk overgegaan tot sluiting van de inrichting voor de duur van drie maanden of tot intrekking van de vergunning. Deze situatie wordt, conform bestaand beleid, altijd aan de exploitant verwijtbaar geacht. Dit beleid is, zoals reeds eerder en meerdere malen is geoordeeld (zie onder meer de uitspraak van deze rechtbank van 9 juli 2004, AWB 03/4070 BESLU), niet kennelijk onredelijk of onjuist. 6.1 De voorzieningenrechter overweegt allereerst als volgt. Verweerder heeft op 25 juli 2007 twee processen-verbaal van bevindingen van 24 juli 2007 en 17 juli 2007 overgelegd, welke tevens op 25 juli 2007 rechtstreeks per fax aan de gemachtigde van verzoekster zijn gezonden. Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat de betreffende informatie niet eerder kon worden overgelegd omdat de informatie is verkregen bij een strafrechtelijk onderzoek en de toestemming van de Officier van Justitie om de informatie in te brengen in de onderhavige zaak eerst op 25 juli 2007 werd verkregen. Verweerder heeft voorts medegedeeld dat de betreffende processen-verbaal zullen worden betrokken in de bezwaarprocedure. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het betrekken van voornoemde processen-verbaal bij de beoordeling van het onderhavige verzoek. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om voornoemde processen-verbaal buiten beschouwing te laten, nu het hier met name gaat om informatie die reeds in de brief van 8 juni 2007 van de inspecteur van Politie Haaglanden is vermeld. De informatie ziet niet op een nieuw standpunt van verweerder. Verzoekster heeft van de informatie voldoende kennis kunnen nemen en zich voldoende kunnen voorbereiden op de zitting. 6.2 De voorzieningenrechter heeft, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 8:83, eerste lid, en 8:63, tweede lid, van de Awb, van het horen van getuigen, zoals door verzoekster bij brief van 13 juli 2007 is verzocht, afgezien, aangezien het horen van getuigen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan de beoordeling van de zaak kan bijdragen. Bij brief van 23 juli 2007 heeft verzoekster in dit kader een aantal stukken overgelegd, waaronder een afschrift van een door de beheerster bijgehouden logboek van gebeurtenissen in februari 2007 alsmede getuigenverklaringen van [B] en [H]. 6.3 De voorzieningenrechter stelt voorop dat verzoekster exploitant van de seksinrichtingen is, waardoor zij verantwoordelijk moet worden gehouden voor de naleving van de voorschriften van de APV ter zake van beide seksinrichtingen. 6.4 Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat, voor zover verzoekster het moeilijk verklaarbaar acht dat het bevel tot tijdelijke sluiting betrekking heeft op beide inrichtingen, de grondslag van het bestreden besluit is gelegen in de strijdigheid met de artikelen 95i en 95m van de APV. Door het aantreffen van de minderjarige op 8 juni 2007 in het perceel Hunsestraat 51, de door haar afgelegde verklaringen ter zake van het werkzaam zijn in zowel het perceel Hunsestraat 51 als het perceel Geleenstraat 74 en de mededeling van de beheerster van het perceel Hunsestraat 51 dat de minderjarige als prostituee werkzaam is geweest in het perceel Geleenstraat 74, heeft verweerder geconstateerd dat er in beide seksinrichtingen een persoon werkzaam is in strijd met artikel 273f Sr. Op grond hiervan is sprake van een aanwijzing als bedoeld in artikel 95i van de APV en heeft verzoekster niet voldaan aan de op haar rustende verplichting ingevolge artikel 95m van de APV. 6.5.1 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op grond van de bij rechtsoverweging 2.2 vermelde brief van 8 juni 2007 van de inspecteur van politie van het Regiokorps Haaglanden, hetgeen wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van 17 juli 2007 met betrekking tot de betreffende controle op 8 juni 2007, op het standpunt mogen stellen dat bij die controle een minderjarige vrouw is aangetroffen in het perceel Hunsestraat 51 en dat deze vrouw op die datum tevens werkzaam is geweest als prostituee in het perceel Geleenstraat 74. 6.5.2 Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat de zedenpolitie in dit kader heeft aangegeven dat een controle van het paspoort van de aangetroffen minderjarige prostituee in februari 2007 niet heeft plaatsgevonden. Uit het door verweerder overgelegde proces-verbaal van bevindingen van 17 juli 2007 betreffende controles in februari 2007 in het perceel Hunsestraat 51 is gebleken dat sprake is geweest van drie bezoeken door toezichthouders in het kader van specifieke onderzoeken en dat geen sprake is geweest van controles op verzoek van de exploitant, één der beheerders of op initiatief van de toezichthouders. Ter zitting heeft [G], inspecteur van Politie Haaglanden en tevens de verbalisant die betrokken is geweest bij de controle op 8 juni 2007 en het horen van de minderjarige, nader verklaard dat hij betrokken is geweest bij tweeëntwintig bezoeken aan de seksinrichting ter zake van onderzoeken naar mensen-handel. Van reguliere controles is echter geen sprake geweest. Op 22 februari 2007 heeft hij de seksinrichting bezocht, waarbij alleen gerichte controle heeft plaatsgevonden van Roemeense en Bulgaarse dames. Controle van de aangetroffen minderjarige vrouw heeft op die datum niet plaatsgevonden, aldus de heer [G]. De voorzieningenrechter ziet geen reden om te twijfelen aan voornoemd op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van 17 juli 2007 alsmede de verklaringen van de heer [G]. Het voorgaande wordt bevestigd in het proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2007 met een weergave van verklaringen van de aangetroffen minderjarige vrouw. Deze minderjarige vrouw heeft op ondubbelzinnige wijze verklaard dat de politie nooit haar paspoort heeft gezien. Voorshands valt niet in te zien welk belang deze vrouw zou hebben bij het geven van een onjuiste verklaring op dit punt. De voorzieningenrechter ziet geen redenen om te twijfelen aan deze verklaring. Verweerder heeft derhalve terecht geconcludeerd dat van een controle van het paspoort van de aangetroffen minderjarige vrouw in februari 2007 geen sprake is geweest. Hetgeen door verzoekster is gesteld onder verwijzing naar het logboek en de verklaringen van [B] en [H], kan dan ook buiten beschouwing blijven. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat het aantreffen van de minderjarige prostituee aan verzoekster verwijtbaar moet worden geacht. 6.5.3 De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat verzoekster niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting ingevolge artikel 95m van de APV, die zich uitstrekt tot beide seksinrichtingen. Verweerder was derhalve op grond van artikel 95o, eerste lid, van de APV, bevoegd om over te gaan tot sluiting van de beide seksinrichtingen. Op grond van het Handhavingsarrangement was verweerder gehouden om onmiddellijk over te gaan tot de sluiting van de inrichting voor de duur van drie maanden. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen grond voor het oordeel dat de voor verzoekster nadelige gevolgen van het bestreden besluit tot sluiting van de seksinrichtingen voor de duur van drie maanden onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. 6.5.4 Op grond van het vorenstaande mocht verweerder overgaan tot sluiting van de seksinrichtingen gedurende drie maanden. 7. De voorzieningenrechter ziet derhalve geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb komt niet voor inwilliging in aanmerking. 8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. II. Beslissing De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: Wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Aldus gegeven door mr. C.C. de Rijke-Maas, als voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2007, in tegenwoordigheid van de griffier, A.J. Faasse - van Rossum.