Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1750

Datum uitspraak2007-08-15
Datum gepubliceerd2007-08-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200603929/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 30 augustus 2005 heeft de gemeenteraad van Westland het bestemmingsplan "Westmade" (hierna: het plan) vastgesteld.


Uitspraak

200603929/1. Datum uitspraak: 15 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: 1.    [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], 2.    [appellanten sub 2], wonend, onderscheidenlijk gevestigd te [plaats] 3.    [appellant sub 3], wonend te [woonplaats], 4.    [appellant sub 4], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 30 augustus 2005 heeft de gemeenteraad van Westland het bestemmingsplan "Westmade" (hierna: het plan) vastgesteld. Verweerder heeft bij besluit van 18 april 2006, kenmerk DRM/ARW/ 05/9805A, over de goedkeuring ervan beslist. Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 mei 2006, [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juni 2006, en [appellant sub 3] en [appellant sub 4] bij faxberichten, bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2006, beroep ingesteld. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben de gronden van hun beroep aangevuld bij brieven van onderscheidenlijk 12 en 14 juli 2006. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 14 december 2006. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken van [appellant sub 1] ontvangen. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2007, waar [appellanten sub 1 en sub 3], vertegenwoordigd door mr. B. Hamburger, [appellant sub 4] in persoon, bijgestaan door voornoemde mr. Hamburger, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.J.V.M. Severijns, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. N.J.S. Koeman, advocaat te Amsterdam, gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.        Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing is. 2.2.        Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op gedeputeerde staten de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben gedeputeerde staten er op toe te zien dat het bestemmingsplan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.        De Afdeling kan slechts het besluit omtrent goedkeuring van het bestemmingsplan vernietigen, indien moet worden geoordeeld dat gedeputeerde staten de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast. 2.3.        Het plan biedt een juridisch-planologische basis voor de ontwikkeling en realisatie van een onderdeel van het project Westlandse Zoom dat is gericht op een integrale kwaliteitsverbetering van het betrokken gebied en vastgelegd in de Structuurvisie Westlandse Zoom van 19 juni 2002. Het voorziet voor "Westmade", waar thans overwegend glastuinbouw voorkomt, een luxe woongebied met bijbehorende voorzieningen. Gekozen is voor globale, door burgemeester en wethouders uit te werken, bestemmingen ten behoeve van de herinrichting van het plangebied. Het beroep van [appellant sub 1] 2.4.        [appellant sub 1] betoogt dat verweerder, door goedkeuring te hechten aan de plandelen met de bestemmingen "Uit te werken woondoeleinden met bijbehorende voorzieningen -UW-" en "Verkeersdoeleinden -V-", heeft miskend dat gebreken kleven aan het akoestisch onderzoek dat aan het besluit, waarbij hogere geluidgrenswaarden zijn vastgesteld voor de nieuw te bouwen woningen, ten grondslag ligt en door de realisering van het plan de geluidhinder ter plaatse van zijn woning aan de [locatie] te [plaats], dan wel ter plaatse van natuurgebied "Solleveld" te zeer zal toenemen. Verder heeft verweerder volgens hem aldus miskend dat de bebouwingsdichtheid van het beoogde nieuwe woongebied niet meer mag bedragen dan gemiddeld 10 woningen per hectare. 2.5.        Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan niet leidt tot reconstructie van de Haagweg. Hierop lettend, en nu sprake is van bestaande woningen aan de Haagweg, acht hij geen akoestisch onderzoek met betrekking tot deze woningen nodig. Voor een deel van de nieuw te bouwen woningen heeft hij op verzoek van burgemeester en wethouders krachtens de Wet geluidhinder hogere geluidgrenswaarden vastgesteld. 2.6.        [appellant sub 1] woont aan de [locatie] te [plaats]. Ten westen van de Haagweg is natuurgebied "Solleveld" gelegen. De plankaart kent aan de gronden ter plaatse van de Haagweg de bestemming "Verkeersdoeleinden -V-" toe. Aan het gebied ten zuiden van Haagweg kent de plankaart de bestemming "Uit te werken woondoeleinden met bijbehorende voorzieningen -UW-" toe, waarbij enkele bestaande woningen - waaronder die van [appellant sub 1] - die direct aan de Haagweg liggen zijn voorzien van de nadere aanduiding "in te passen woonfunctie". In de directe nabijheid van de Haagweg staat op de plankaart vijfmaal de aanduiding "ontsluitingspunt autoverkeer". Natuurgebied "Solleveld" ligt buiten het plangebied. 2.7.        Ingevolge artikel 9, lid 1.1, van de planvoorschriften zijn de op kaart als "Uit te werken woondoeleinden met bijbehorende voorzieningen -UW-" aangewezen gronden bestemd voor: a.    woondoeleinden; b.    maatschappelijke doeleinden; c.    horecadoeleinden; d.    recreatieve, sportieve en verenigingsdoeleinden; e.    verkeersvoorzieningen; f.    nutsvoorzieningen; g.    groenvoorzieningen; h.    voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; i.    geluidwerende/—afschermende voorzieningen; j.    en andere tot een woongebied behorende voorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken, een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 2.    In lid 2 zijn de hoofdlijnen neergelegd die bij de realisering van de in lid 1.1 geregelde bestemmingen in acht dienen te worden genomen. Deze houden, voor zover thans van belang, in dat niet minder dan 350 en niet meer dan 625 woningen zullen worden gebouwd, de percelen die op de plankaart nader zijn aangewezen met aanduiding "in te passen woonfunctie" in het uitwerkingsplan een woonbestemming zullen behouden en de ontsluiting voor autoverkeer in hoofdzaak vanuit de op de kaart gegeven aanduiding "ontsluitingspunt autoverkeer" zal geschieden.    Ingevolge lid 3.1 moeten burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de WRO, de in lid 1.1 bedoelde bestemmingen uitwerken met inachtneming van de in de leden 3.2 tot en met 3.5 geformuleerde regels.    Ingevolge artikel 11, lid 1.1, zijn de op de kaart als "Verkeersdoeleinden -V-" aangewezen gronden bestemd voor wegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, bermen, bermsloten en andere verkeersvoorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.    Ingevolge lid 2.1, voor zover thans van belang, maken de in lid 1.1. bedoelde gronden deel uit van de hoofdstructuur binnen de gemeente waarbij de ontsluitingsfunctie van belang is. Voor de in het plan aangewezen gronden zijn ten hoogste twee rijbanen toegestaan.    Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de WRO en het bepaalde in het tweede lid, het plan wijzigen, indien die wijziging betrekking heeft op het aantal te bouwen woningen op voorwaarde dat de afwijking van het aantal te bouwen woningen niet meer bedraagt dan 20% van het in artikel 9 vermelde aantal. 2.8.        Bij besluit van 25 juli 2005 heeft verweerder krachtens artikel 83 van de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) hogere geluidgrenswaarden vastgesteld ten aanzien van in totaal 180 woningen in het plangebied. Aan dit besluit ligt een akoestisch rapport van DGMR Raadgevend Ingenieurs B.V. van 29 april 2004 ten grondslag. In dit rapport is aan de hand van het verkeersmodel 1998 en verkeerstellingen uit 2003 de verkeersbewegingen en de daarmee gepaard gaande geluidsbelasting geprognotiseerd naar 2005 en 2015. Anders dan [appellant sub 1] betoogt, is in het akoestisch rapport niet ten onrechte het jaar 2017 in plaats van 2015 aangemerkt als het voor de geluidbelasting bepalende jaar, nu het plan binnen 10 jaar dient te worden verwezenlijkt. Verder is in dit rapport terecht rekening gehouden met de geluidafschermende werking van de bestaande en in het plan positief bestemde lintbebouwing langs de Haagweg, nu ingevolge artikel 2, lid 2, aanhef en onder e, van het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002 bij de bepaling van het equivalente geluidsniveau rekening wordt gehouden met de effecten op de geluidemissie en geluidsoverdracht, die het gevolg zijn van de afschermingen van het geluid.        Voorts vormt de Haagweg, anders dan [appellant sub 1] heeft gesteld, geen schakel in het regionale wegennetwerk en zal deze weg in de toekomst een functie als een kustweg voor voornamelijk woon-werkverkeer van de aangrenzende woonwijken, waaronder Westmade, en voor recreatieverkeer vervullen. Het plangebied van Westmade ligt binnen de rode bebouwingscontour van het Streekplan en na realisatie van het plan zal het nieuwe woongebied direct aansluiten op de bestaande bebouwde kom van Monster en dan als bebouwde kom worden aangemerkt. Nu de gemeenteraad ter zitting voorts heeft verklaard dat de maximumsnelheid in de toekomstige situatie in verband hiermee van 60 naar 50 kilometer per uur zal worden teruggebracht, is in het akoestisch rapport en in de door de gemeenteraad bij zijn zienswijze op het uitgebrachte deskundigenbericht overgelegde aanvullende berekeningen terecht uitgegaan van een verlaging van de maximaal toegestane snelheid van 60 naar 50 kilometer per uur.        Onder deze omstandigheden leidt hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd niet tot het oordeel dat de uitkomsten van het akoestisch rapport van 29 april 2004 onjuist zijn en de bij besluit van 25 juli 2005 vastgestelde hogere geluidgrenswaarden voor de nieuw te bouwen woningen door verweerder niet in aanmerking mochten worden genomen. 2.8.1.    Ingevolge artikel 1 van de Wgh wordt in die wet en de daarop berustende bepalingen onder reconstructie van een weg verstaan: een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidbelasting vanwege de weg met 2 dB(A) of meer wordt verhoogd.    Ingevolge artikel 88, lid 1, zijn burgemeester en wethouders gehouden de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister) de in de gemeente voorkomende gevallen te melden, waarin op 1 maart 1986 een weg aanwezig was, terwijl op dat tijdstip binnen de zone van die weg reeds woningen aanwezig waren en de geluidbelasting, vanwege de weg, van de gevel van deze woningen op dat tijdstip hoger was dan 55 dB(A).    Ingevolge artikel 90, lid 2, voor zover thans van belang, stelt de Minister de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vast, met dien verstande dat deze waarde, behoudens het derde lid, 55 dB(A) niet te boven mag gaan.     Ingevolge artikel 99a, voor zover thans van belang, wordt in een saneringssituatie niet tot reconstructie van een weg overgegaan voordat de Minister met betrekking tot die weg toepassing heeft gegeven aan artikel 90, tweede lid. 2.8.2.    Volgens het in zoverre niet bestreden deskundigenbericht verkeren de bestaande woningen aan de Haagweg in een saneringssituatie. Ingevolge artikel 99a van de Wgh wordt in dat geval niet tot reconstructie overgegaan, voordat de Minister met betrekking tot de desbetreffende weg de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidbelasting heeft vastgesteld. Volgens de in zoverre niet bestreden door de gemeenteraad overgelegde aanvullende berekeningen leidt realisering van het plan tot een toename van de verkeersintensiteit op de Haagweg, die overeenkomt met een toename van de geluidsbelasting ter plaatse met circa 0,5 dB(A). Dat betekent dat geen reconstructie van de weg in evenbedoelde zin zal plaatsvinden. Overigens zal volgens deze berekeningen tengevolge van de verlaging van de maximumsnelheid van 60 naar 50 kilometer per uur, bij dezelfde verkeersintensiteiten een afname van de geluidsbelasting plaatsvinden met 0,8 dB(A), zodat realisering van het plan tot een afname van de geluidsbelasting met 0,3 dB(A) zal leiden ten opzichte van de bestaande situatie.    Voor zover [appellant sub 1] aanvoert dat in de aanvullende berekeningen ten onrechte is uitgegaan van de prognose van 10.857 motorvoertuigen per etmaal in 2015, wordt overwogen dat de prognose is gebaseerd op een geactualiseerd verkeersmodel en [appellant sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat daarbij toekomstige ontwikkelingen in het plangebied en in de regio niet of op onjuiste wijze zijn betrokken.    Hetgeen appellant in beroep heeft aangevoerd leidt onder die omstandigheden niet tot het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de eventuele toename van geluidhinder ter plaatse van de woning van appellant voor lief genomen moet worden. 2.9.        Wat betreft de gestelde toename van geluidhinder ter plaatse van het natuurgebied "Solleveld" wordt overwogen dat het gebied bij beschikking van 7 december 2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen op de lijst van gebieden, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Pb L 206), is geplaatst. Aan het plan ligt mede een onderzoeksrapport van Bureau Waardenburg B.V. van 22 oktober 2004 ten grondslag met de conclusie dat realisering ervan niet tot significante negatieve effecten voor dit natuurgebied leidt. Het deskundigenbericht geeft geen grond om aan de juistheid van deze conclusie te twijfelen. Daarbij is mede van belang dat in het gebied geen beschermingswaardige habitattypen en -soorten voorkomen die gevoelig zijn voor geluid. 2.10.        Met betrekking tot de bebouwingsdichtheid wordt overwogen dat de oppervlakte van het gebied, waar de nieuw te bouwen woningen zullen worden gerealiseerd, netto 56,2 hectare bedraagt. Nu ingevolge artikel 9, lid 2.1, onder a, sub 1, van de planvoorschriften niet meer dan 625 woningen mogen worden gebouwd, voorziet het plan in een maximale bebouwingsdichtheid van 11,1 woningen per hectare. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften kan het college van burgemeester en wethouders het plan zodanig wijzigen, dat maximaal 750 woningen mogen worden gebouwd. In dat geval bedraagt de maximale bebouwingsdichtheid 13,3 woningen per hectare. Hetgeen appellant heeft aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat verweerder zich niet redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dergelijke maximale bebouwingsdichtheden niet onwenselijk hoog zijn. De beroepen van [appellanten sub 3 en sub 4] 2.11.        [appellanten sub 3 en sub 4] betogen dat verweerder, door goedkeuring te verlenen aan de plandelen met de bestemming "Uit te werken woondoeleinden met bijbehorende voorzieningen -UW-" die zien op hun woningen aan de [locatie a] onderscheidenlijk [locatie b] te [plaats], heeft miskend dat onvoldoende is gemotiveerd, waarom geen woonbestemming aan de gronden ter plaatse van hun woningen is toegekend. Dat pas uitsluitsel wordt gegeven over het behoud van hun woningen in het nog vast te stellen uitwerkingsplan en zij aldus hierover gedurende langere tijd in onzekerheid zullen verkeren, is volgens hen uit een oogpunt van rechtzekerheid niet aanvaardbaar. [appellant sub 3]     stelt in dat verband dat het gemeentebestuur eerder heeft toegezegd dat zijn woning aan de Haagweg 43a een woonbestemming zou krijgen. Verder heeft het gemeentebestuur volgens hem ook bij het verlenen van een vrijstelling van het voorheen geldende bestemmingsplan ten behoeve van een verbouwing van zijn woning te kennen gegeven dat het project binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied past.    Verder heeft verweerder volgens [appellanten sub 3 en sub 4] miskend dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende is gewaarborgd. 2.12.        Verweerder heeft bij de goedkeuring van het desbetreffende plandeel in aanmerking genomen dat in het plan de toekomstige structuur in hoofdlijnen is aangegeven en niet op voorhand vast staat dat de woningen van appellanten daarin kunnen worden ingepast. De in het plan aangegeven hoofdlijnen zullen in een uitwerkingsplan worden uitgewerkt. Alsdan wordt volgens verweerder definitief duidelijk of de woningen in de nieuwe structuur kunnen worden ingepast. Het algemene belang bij de realisering van een nieuw woongebied weegt volgens verweerder zwaarder dan de belangen van appellanten bij inpassing thans.    Met betrekking tot de financiële uitvoerbaarheid heeft verweerder in aanmerking genomen dat het bestemmingsplan binnen de door de gemeenteraad van Monster in juni 2003 vastgestelde grondexploitatie past. 2.13.        [appellant sub 3] woont aan de [locatie a]. Zijn woning ligt, vanuit de Haagweg bezien, achter de te handhaven woningen [locatie c en d]. [appellant sub 4] woont aan [locatie b]. [locatie b] is een bestaande, op de plankaart met "ontsluitingspunt autoverkeer" aangeduide, aftakking van de Haagweg. Vanuit de Haagweg bezien, ligt de woning van [appellant sub 4] aan het uiteinde van de [locatie b]. De plankaart kent, zowel aan de gronden ter plaatse van de woning van [appellant sub 3], als aan de gronden ter plaatse van de woning van [appellant sub 4], de bestemming "Uit te werken woondoeleinden met bijbehorende voorzieningen -UW-" toe. 2.14.        Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 februari 2002, in zaak nr. 200003809/1, JM 2002/58), moet in een plan dat ingevolge artikel 11 van de WRO geheel of gedeeltelijk moet worden uitgewerkt voldoende inzicht worden geboden in de hoofdlijnen van de toekomstige ontwikkeling van het plangebied.        De woning van [appellant sub 3] is gelegen in het op de plankaart aangegeven deelgebied A in de onmiddellijke nabijheid van het westelijk gelegen duinlandschap. In de in artikel 9, lid 2, van de planvoorschriften opgenomen hoofdlijnen is, voor zover thans van belang, bepaald dat aangesloten dient te worden op het duinlandschap, waarbij de nadruk ligt op een open bebouwingsstructuur. Ter zitting is zijdens de gemeenteraad nader uiteengezet dat de gronden, waarop de woning van [appellant sub 3] is gelegen, volgens een voorlopige inrichtingenschets van de woonwijk Westmade zullen worden opgehoogd tot maximaal 4 meter, waarmee is beoogd om het duinlandschap te laten doorlopen in dit deel van de nieuwe woonwijk en aldus te voldoen aan voormelde hoofdlijnen. Hoewel het streven erop is gericht om de bestaande lintbebouwing aan de Haagweg te handhaven, kan de woning van [appellant sub 3] naar verwachting niet gehandhaafd blijven, nu deze niet tot de bestaande lintbebouwing behoort, maar, vanaf de Haagweg bezien, daarachter is gelegen.    De in artikel 9, lid 2, van de planvoorschriften opgenomen hoofdlijnen brengen, naar ter zitting is gebleken, voor de woning van [appellant sub 4] mee dat daar mogelijk in aansluiting op de [locatie b] een verkeersweg wordt aangelegd. Een in te passen woonfunctie zou aldaar afbreuk kunnen doen aan de verwezenlijking van het volgens de hoofdlijnen te ontwikkelen nieuwe woongebied.    Eerst bij de uitwerking van het plan zal worden beslist, op welke wijze het gebied ter plaatse van de woningen van appellanten uiteindelijk wordt ingericht. In dat kader zal worden beoordeeld of, en zo ja, op welke wijze de woningen van appellanten kunnen worden ingepast. Nu de woningen van appellanten in een gebied liggen dat, met uitplaatsing van de bestaande glastuinbouwbedrijven, geheel zal worden heringericht ten behoeve van de realisatie van een nieuw woongebied met bijbehorende voorzieningen, geeft het in beroep aangevoerde geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de definitieve inrichting van het gebied en de afweging omtrent het al dan niet handhaven van deze woningen plaatsvindt in het kader van de uitwerking van het plan. 2.15.        Voor zover [appellant sub 3] heeft beoogd zich te beroepen op het vertrouwensbeginsel, wordt overwogen dat de bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan niet bij het college van burgemeester en wethouders berust, maar bij de gemeenteraad. De brief van 10 januari 1994, kan, evenmin als het besluit van 16 oktober 2000 van het college,  gelden als aan de gemeenteraad toe te rekenen toezegging. 2.16.        In hoofdstuk 7 van de plantoelichting staat met betrekking tot de financiële uitvoerbaarheid:    "Met betrekking tot de economische uitvoerbaarheid wordt de in de     samenwerkingsovereenkomst een grondexploitatie opgenomen die past binnen de kaders welke zijn gesteld in de integrale grondexploitatie Westlandse Zoom zoals deze door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Monster in juni 2003 is vastgesteld. Deze exploitatie bevat in grote lijnen de volgende onderdelen:    Uitgaven    -    Verwervingskosten (inclusief planschade)    -    Sloop- en milieukosten    -    Planontwikkelingskosten    -    Kosten voor het bouw- en woonrijp maken    -    Advies-, notaris- en makelaarskosten    Inkomsten    -    Uitgifte van bouwrijpe kavels    -    Subsidiebijdrage van de gemeente Den Haag ten behoeve van  de realisatie van de locatie Westlandse Zoom, als hierna toegelicht.    Met betrekking tot het resultaat van de totale grondexploitatie over alle deelgebieden is afgesproken dat dit ten minste positief moet zijn. Eventuele deelplantekorten zullen binnenplans worden verevend. De huidige grondexploitatieresultaten voor de Westlandse Zoom als geheel, op basis van de stedenbouwkundige visie, het convenant en de kaders uit de in 2003 vastgestelde grondexploitatie zijn neutraal tot licht positief.".    Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet behoeft te worden getwijfeld. Het beroep van [appellanten sub 2] 2.17.        [appellanten sub 2] voeren aan dat verweerder, door goedkeuring te hechten aan de plandelen met de bestemming "Uit te werken woondoeleinden met bijbehorende voorzieningen -UW-" dat ziet op hun ondernemingen aan de [locatie e] en [locatie f] te [plaats] en aan het plandeel met de aanduiding "ontsluitingspunt autoverkeer" nabij de woning aan de [locatie g] te [plaats], heeft miskend dat hun bedrijfsactiviteiten voor lange tijd gestaakt moeten worden en zij noodzakelijke investeringen niet kunnen doen. 2.18.        De toegekende bestemming "Uit te werken woondoeleinden met bijbehorende voorzieningen -UW-" sluit uit dat de ondernemingen in de definitieve structuur van het plangebied ter plaatse kunnen worden gehandhaafd. Hetgeen appellanten hebben aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat verweerder in zoverre niet in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang dat is gediend met de realisering van een nieuw woongebied, dan aan het bedrijfsbelang van appellanten. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de gemeente Westland, naar ter zitting is uiteengezet, om tegemoet te komen aan de mogelijk door langdurige onzekerheid bij de betrokken agrariërs veroorzaakte problemen, met de Belangenvereniging Westlandse Zoom, waarbij de agrarische ondernemers zijn aangesloten, afspraken heeft gemaakt over de verwerving van de gronden. Daarbij heeft de gemeente toegezegd dat de uitvoeringswerkzaamheden zoveel mogelijk op de lopende bedrijfsvoering van de agrariërs in het gebied zullen worden afgestemd en dat de gemeente uiterlijk op 31 december 2008 een reële bieding op basis van schadeloosstelling conform de Onteigeningswet zal doen op alle gronden en opstallen van de agrarische ondernemers in de deelgebieden. 2.19.        Ten aanzien van een aantal aspecten hebben [appellanten sub 2] zich in hun beroepschrift beperkt tot verwijzing naar de bedenkingen en zienswijzen. In het bestreden besluit is op deze bedenkingen ingegaan. Zij hebben geen redenen aangevoerd ten betoge dat de weerlegging van de desbetreffende bedenkingen in het bestreden besluit onjuist is. 2.20.        Uit het voorgaande volgt dat de beroepsgronden falen. De beroepen zijn ongegrond. 2.21.        Voor proceskostenveroordelingen bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart de beroepen ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb    w.g. Kegge Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2007 399