Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1772

Datum uitspraak2007-08-15
Datum gepubliceerd2007-08-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700735/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij twee afzonderlijke besluiten van 5 oktober 2005 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, thans de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (hierna: de minister) de aan appellante toegekende huursubsidie herzien, de huursubsidie over de tijdvakken 1 juli 2004 - 1 juli 2005 en 1 juli 2005 - 31 december 2005 op nihil vastgesteld en reeds betaalde subsidie over deze tijdvakken teruggevorderd.


Uitspraak

200700735/1. Datum uitspraak: 15 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. 06/277 van de rechtbank Middelburg van 19 december 2006 in het geding tussen: appellante en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, thans de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie. 1.    Procesverloop Bij twee afzonderlijke besluiten van 5 oktober 2005 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, thans de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (hierna: de minister) de aan appellante toegekende huursubsidie herzien, de huursubsidie over de tijdvakken 1 juli 2004 - 1 juli 2005 en 1 juli 2005 - 31 december 2005 op nihil vastgesteld en reeds betaalde subsidie over deze tijdvakken teruggevorderd. Bij besluit van 23 januari 2006 heeft de minister het door appellante daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 19 december 2006, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door appellante daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 12 maart 2007 heeft de minister van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2007, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. H. Ipenburg, werkzaam bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, is verschenen. Appellante is met bericht niet verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 10, aanhef en onder b, van de Huursubsidiewet (hierna: de Hsw), zoals dit gold ten tijde van belang, wordt huursubsidie slechts toegekend als degenen die op de peildatum medebewoner van de woning zijn de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld of vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf houden als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.    Ingevolge artikel 36, eerste lid, onder a, van de Hsw, zoals dit gold ten tijde van belang, kan de minister de toekenning herzien, als de huursubsidie is toegekend in afwijking van deze wet of de daarop berustende bepalingen.    Ingevolge het derde lid van dit artikel, kan, als het eerste lid toepassing vindt, de ten onrechte of te veel uitbetaalde huursubsidie van de huurder worden teruggevorderd, of worden verrekend met aanspraken op huursubsidie van de huurder. De minister stelt de hoogte van het terug te vorderen of te verrekenen bedrag en de wijze van terugvordering of verrekening vast. 2.2.    Bij besluiten van 5 oktober 2005 heeft de minister de aan appellante toegekende huursubsidie over de tijdvakken 1 juli 2004 - 1 juli 2005 en 1 juli 2005 - 31 december 2005 herzien omdat de dochter van appellante, die als medebewoner in de zin van de Hsw moet worden gezien, niet rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. 2.3.    Niet in geschil is dat de dochter van appellante op de peildata medebewoner van de woning van appellante was en geen rechtmatig verblijf had in Nederland als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.    Gelet hierop heeft de rechtbank dan ook terecht en op goede gronden overwogen dat de minister de bevoegdheid heeft de reeds betaalde subsidie over de tijdvakken 1 juli 2004 - 1 juli 2005 en 1 juli 2005 - 31 december 2005 terug te vorderen. 2.4.    In hetgeen appellante heeft aangevoerd, heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de minister in dit geval niet in redelijkheid tot terugvordering heeft kunnen overgaan. Hierbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat appellante wist althans kon en behoorde te weten dat de voorwaarde van rechtmatig verblijf voor elke medebewoner, dus ook voor haar dochter, gold en zij om voor huursubsidie in aanmerking te komen ervoor zorg had dienen te dragen dat aan die voorwaarde was voldaan. 2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Bindels Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2007 85