Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1996

Datum uitspraak2007-08-08
Datum gepubliceerd2007-08-20
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers137697
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schadestaat procedure naar aanleiding van beroepsfout van advocaat.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 137697 / HA ZA 06-345 Vonnis van 8 augustus 2007 in de zaak van [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, procureur mr. L. Paulus, advocaat mr. M.J. Ellenbroek, tegen 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] BEHEER B.V., gevestigd te [woonplaats], gedaagde, procureur mr. J.M. Bosnak, advocaat mr. M.J. Scholten, 2. MR. [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, procureur mr. H. van Ravenhorst, advocaat mr. M.H.S. Verhoeven en A.J.E. van den Bergen, 3. MR. [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, procureur mr. E.A. van der Dussen, advocaat mr. A.T. Baarsma. Partijen zullen hierna [eiseres], [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 29 november 2006 - het tussenvonnis van 28 februari 2007 waarin voormeld tussenvonnis is verbeterd - de akte van [eiseres] van 21 februari 2007 - de akte van [gedaagde sub 2] van 21 maart 2007 - de antwoordakte van [eiseres] van 18 april 2007 - de antwoordakte van [gedaagde sub 2] van 6 juni 2007. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De verdere beoordeling 2.1. Bij vonnis 29 november 2006 heeft de rechtbank overwogen dat [gedaagde sub 2] als advocaat van [eiseres] jegens haar niet heeft gehandeld zoals van een bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mocht worden verwacht waardoor er sprake is van een beroepsfout. [gedaagde sub 2] is in beginsel gehouden de schade die [eiseres] daardoor heeft geleden te vergoeden. [eiseres] is vervolgens in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over de elementen van de schade waarvoor een verwijzing naar de schadestaatprocedure noodzakelijk is, alsmede over de hoogte van het door [eiseres] gewenste voorschot op de schadevergoeding. [gedaagde sub 2] is in de gelegenheid gesteld zich in verband met zijn financiële draagkracht uit te laten over de aanwezigheid van een verzekering tegen beroepsaansprakelijkheid. 2.2. [eiseres] heeft daarna bij akte haar schadevordering gepreciseerd en toegelicht. [gedaagde sub 2] heeft een antwoordakte genomen. Daarnaast heeft [gedaagde sub 2] een akte genomen waarin hij aangeeft dat, anders dan hij aanvankelijk veronderstelde, de door [eiseres] gestelde schade toch onder de dekking van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering valt. Zijn eerdere beroep op matiging van de verplichting tot schadevergoeding in verband met het ontbreken van een afdoende verzekeringsdekking komt daarmee te vervallen. 2.3. [eiseres] heeft haar vordering aldus gepreciseerd dat zij nu primair vordert dat [gedaagde sub 2] veroordeeld wordt tot betaling van een voorschot op de schade van € 141.477,58 en dat partijen voor het overige worden verwezen naar de schadestaatprocedure. Daarnaast heeft [eiseres] als bijlage bij haar akte een voorlopige schadebegroting gevoegd en daarop in haar akte een toelichting gegeven. De voorlopige schadebegroting komt, samengevat, op het volgende neer: 1. Fugro grondonderzoek (verkennend en aanvullend) € 1.839,51 2. Nog te verrichten afrondend onderzoek Fugro (geschat) € 2.000,00 /p.m. 3. Saneringskosten inclusief offerte Heyting € 56.644,00 /p.m. 4. Na sanering opnieuw bestraten oprit (geschat) € 10.000,00 5. Gederfde huurinkomsten tijdens sanering (geschat 2 maanden) € 2.260,00 /p.m. 6. Gederfde inkomsten Autohandel Boekhorst (geschat 2 maanden) € 7.000,00 /p.m. 7. Advocaatkosten Bax € 2.049,28 8. Advocaatkosten Nysingh (tot 12 januari 2007) € 15.550,42 /p.m. 9. Vervoerskosten (begroot) naar mr. [gedaagde sub 3], Nysingh, etc. € 250,00 10. Lagere opbrengst verkoop pand dierenwinkel p.m 11. dubbele woonlasten 03/1999 – 08/2001 tenminste € 1.000,00 p/m € 29.000,00 /p.m. 12. Makelaarskosten woning NLG 1.200,00 € 544,54 13. Makelaarskosten dierenzaak € 6.540,33 14. Tekening woning boven winkel NLG 6.462,00 € 2.932,33 15. Leges NLG 1.911,00 € 867,17 16. Extra accountantskosten (begroot) € 1.500,00 17. Immateriële schade € 2.500,00 Totaal + wettelijke rente € 141.477,58 /p.m. [gedaagde sub 2] betwist voor de door [eiseres] gestelde schadeposten aansprakelijk te zijn. Een aantal posten zou geen schade betreffen en een aantal schadeposten zou niet in een zodanig verband staan met de door hem gemaakte beroepsfout fout dat deze hem als een gevolg daarvan kan worden toegerekend. Tot slot betwist [gedaagde sub 2] ook de hoogte van de opgevoerde schadeposten. 2.4. Ingevolge artikel 612 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient voor zover dit mogelijk is de schade te worden begroot in het vonnis waarin de veroordeling tot schadevergoeding wordt uitgesproken. De rechtbank zal hierna beoordelen in hoeverre de schade zich reeds in deze procedure laat begroten. De door [eiseres] overgelegde voorlopige schadebegroting geeft de rechtbank aanleiding de schade in deze procedure in ieder geval voor een gedeelte te begroten, althans een oordeel daarover te geven. 2.5. In de voorlopige schadebegroting is onder de opgesomde schadeposten geen pro memorie opgenomen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het attributief voorlopig in ‘voorlopige schadebegroting’ uitsluitend betrekking heeft op de hoogte van de daarin opgenomen schadeposten waarbij pro memories wél zijn opgenomen. De rechtbank zal hierna daarom van de volledigheid van de opgesomde schadeposten uitgaan. 2.6. De beroepsfout van [gedaagde sub 2] bestaat daaruit dat hij de verontreiniging van de bodem van het perceel van [eiseres] aan [adres] te [woonplaats] te laat heeft gemeld bij [gedaagde sub 1] als verkoper, gelet op het bepaalde in artikel 7:23 en 6:89 van het Burgerlijk Wetboek, waardoor [eiseres] haar vordering jegens [gedaagde sub 1] niet langer geldend kon maken. De schade bestaat daarom uit de schade tot vergoeding waarvan [gedaagde sub 1] zou zijn veroordeeld in een gerechtelijke procedure indien van een verval of verjaring van rechten van [eiseres] geen sprake was geweest. [gedaagde sub 2] heeft niet bestreden dat in een gerechtelijke procedure jegens [gedaagde sub 1] de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] voor de bodemverontreiniging zou worden vastgesteld zodat de rechtbank bij de verdere beoordeling van deze aansprakelijkheid zal uitgaan. 2.7. De eerste schadepost betreft de door [eiseres] gemaakte kosten in verband met het door Fugro uitgevoerde verkennend en aanvullend bodemonderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze kosten niet als schade worden aangemerkt omdat, zoals [eiseres] heeft aangegeven, de reden voor deze onderzoeken was een schone grond verklaring te verkrijgen in het kader van een door haar voorgenomen verkoop van het perceel. [eiseres] had deze kosten in elk geval moeten maken, dus ook indien er geen sprake was van bodemverontreiniging. 2.8. De tweede schadepost betreft de kosten van een aanvullend onderzoek. [eiseres] heeft dit onderzoek nog niet uitgevoerd omdat, naar zij stelt, haar de financiële middelen daarvoor ontbreken. Hierna zal de rechtbank uiteenzetten waarom zij een aanvullend onderzoek noodzakelijk vindt voor de vaststelling van de schadeposten 3 tot en met 6 en dat haar voorlopige oordeel is dat dit moet worden uitgevoerd door een door de rechtbank te benoemen deskundige. Gelet op dit voorlopige oordeel houdt de rechtbank iedere beslissing over schade in verband met kosten van een nog uit te voeren aanvullend onderzoek aan. 2.9. De derde tot en met de zesde schadepost betreft een vergoeding van kosten in verband met een sanering van de bodem en daarmee samenhangende kosten. [gedaagde sub 2] verweert zich door te stellen dat een saneringsnoodzaak nog niet is vastgesteld. De rechtbank volgt [gedaagde sub 2] hierin. Uit de tot nog toe uitgevoerde onderzoeken door Fugro Milieu Consult is weliswaar een verontreiniging gebleken maar over een noodzaak om tot sanering over te gaan heeft Fugro nog geen uitspraak gedaan. Daarvoor is aanvullend onderzoek nodig. In het door [eiseres] overgelegde onderzoeksrapport van Fugro is daarover het volgende vermeld: Geconcludeerd kan worden dat op de locatie naar alle waarschijnlijkheid sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. In principe is dan sprake van een saneringsnoodzaak. Of en zo ja, wanneer en hoe moet worden gesaneerd is op basis van de huidige gegevens niet te zeggen. Aanbevolen wordt de ernst en omvang van deze verontreiniging middels een nader onderzoek te bepalen. 2.10. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het voorshands nodig een deskundigenonderzoek naar de noodzaak tot saneren te bevelen. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenonderzoek, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen. Voor deze rolverwijzing zal de rechtbank hierna onder 2.20 – 2.22 verdere instructies geven. 2.11. De vordering van [eiseres] in verband met door haar gemaakte advocaat- en vervoerskosten van [eiseres] naar haar advocaten – schadeposten 7 - 9 – betreft schade in verband met buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub c. De rechtbank zal een beslissing daarover tegelijk met de eindbeslissing in de procedure geven. Voor nu houdt zij daarover iedere verdere beslissing aan. Vervoerskosten naar het kantoor van [gedaagde sub 2] kunnen niet als schade worden aangemerkt omdat [eiseres] deze kosten in ieder geval had gemaakt, ook indien er geen sprake was van een beroepsfout. 2.12. In verband met de tiende schadepost stelt [eiseres] dat door het ontbreken van een schone grond verklaring een door haar voorgenomen verkoop van de onroerende zaak geen doorgang heeft gevonden. In verband met de zwakke financiële positie waarin zij en haar echtgenoot verkeerden, zou de bank erop hebben aangedrongen om één van haar onroerende zaken te verkopen. Naast het perceel met de verontreinigde grond behoorde haar nog een ander pand in eigendom toe. Daarin exploiteerde zij een dierenwinkel. In verband met de bodemverontreiniging was er geen andere mogelijkheid dan dit pand (het pand met de dierenwinkel) te verkopen, hetgeen niet haar eerste keuze was. In verband met de druk om te verkopen heeft zij het pand fors onder de vraagprijs verkocht. 2.13. De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van deze als tiende schadepost vermelde schade af. Ingevolge artikel 6:98 van het Burgerlijk Wetboek komt voor vergoeding slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. Naar het oordeel van de rechtbank staat de schade in een zodanig ver verwijderd verband van hetgeen waarvoor [gedaagde sub 1] aansprakelijk had kunnen worden gehouden – de levering van een perceel met verontreinigde grond – dat deze hem daaraan niet in redelijkheid als een gevolg daarvan kan worden toegerekend. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het gaat om gevolgschade verband houdende met de verkoop van een andere onroerende zaak dan het perceel waarom het gaat. Daarnaast is de schade mede het gevolg van een aantal zeer specifieke omstandigheden aan de zijde van [eiseres] zoals hiervoor vermeld bij het ontbreken van waarvan deze schade zich niet zou hebben voorgedaan. De schade kan daarmee niet meer worden aangemerkt als een naar objectief inzicht voorzienbaar gevolg van hetgeen waarvoor [gedaagde sub 1] aansprakelijk kon worden gehouden. 2.14. De overwegingen onder 2.13 gelden in gelijke zin voor de makelaarskosten met betrekking tot het pand waarin de dierenwinkel was gevestigd (schadepost 13), de tekening van de woning boven de winkel (schadepost 14) en de gemeenteleges (15). Deze schadeposten staan in een te ver verwijderd verband van hetgeen waartoe [gedaagde sub 1] aansprakelijk kon worden gehouden. Zij hebben betrekking op een andere onroerende zaak dan het verontreinigde perceel. 2.15. Met betrekking tot de makelaarskosten – courtage in verband met de niet doorgegane verkoop van het perceel (schadepost 12) – heeft [gedaagde sub 2] het verweer gevoerd dat uit de afrekening van de makelaar blijkt dat zij deze in mindering zal brengen op de courtage in het kader van een toekomstige verkoop van het perceel zodat van schade in dat verband geen sprake zou zijn. De rechtbank overweegt in dit verband dat van schade alleen dan geen sprake is indien het perceel na sanering alsnog zou worden verkocht waarvan niet zonder meer kan worden uitgegaan nu [eiseres] inmiddels haar andere pand heeft verkocht waarmee de noodzaak om tot verkoop over te gaan niet meer bestaat. De rechtbank zal een veroordeling van [gedaagde sub 2] tot vergoeding van deze schade in een dictum van het eindvonnis in deze procedure vastleggen. 2.16. [eiseres] stelt dat zij door het niet doorgaan van de verkoop van het perceel enige tijd dubbele woonlasten heeft gehad (schadepost 11). Zij had het perceel direct kunnen verkopen maar toen dit door het ontbreken van een schone grond verklaring niet doorging moest zij het pand met de dierenwinkel verkopen. Deze verkoop kon pas veel later plaatsvinden, namelijk in augustus 2001. Naar het oordeel van de rechtbank is hier geen sprake van schade. [eiseres] mag gedurende een periode dubbele woonlasten hebben gehad, zij heeft in diezelfde periode van beide panden geprofiteerd, althans kunnen profiteren. Tot aan de overdracht had zij haar dierenwinkel kunnen blijven exploiteren. Uit de schadeposten 5 en 6 volgt kennelijk dat ook met betrekking tot het perceel met de verontreinigde grond een commerciële exploitatie mogelijk is. 2.17. De rechtbank wijst ook de vordering van [eiseres] tot vergoeding van immateriële schade af (schadepost 17). [eiseres] stelt dat door de fout van [gedaagde sub 2] sprake is van een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Zij stelt gedwongen te zijn geweest haar leven radicaal te veranderen en aan te passen aan de situatie die was ontstaan. De dierenwinkel moest worden gesloten en [eiseres] diende noodgedwongen in de woning met vervuilde grond te blijven wonen. De door [eiseres] gestelde immateriële schade is echter geen rechtstreeks gevolg van de gemaakte fout. De schade is een gevolg van het feit dat haar een onroerende zaak is geleverd die, zoals zij stelt, als gevolg van de bodemverontreiniging op korte termijn niet kon worden verkocht. De schade staat echter niet in zodanig verband met de non-conforme levering van de onroerende zaak met deze bodemverontreiniging dat deze haar als een gevolg van deze verkoop niet kan worden toegerekend. De schade staat daarvoor in een te ver verband met deze verkoop. De rechtbank neemt bovendien in aanmerking dat de aard van de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] niet ligt in de overtreding van een norm die ertoe strekt immateriële schade als deze te voorkomen. Ook op deze grond zou in een procedure tegen [gedaagde sub 1] aansprakelijkheid voor deze schade waarschijnlijk niet zijn vastgesteld. [eiseres] vordert verder een vergoeding in verband met immateriële schade van haar echtgenoot. Deze vordering moet worden afgewezen reeds om het feit dat het geen door [eiseres] geleden schade betreft en de echtgenoot van [eiseres] geen partij is in deze procedure. 2.18. [eiseres] stelt dat zij extra accountantskosten heeft gemaakt (schadepost 16). Zij stelt dat zij haar accountant extra heeft moeten inschakelen om te bezien of het mogelijk was extra geldleningen te verkrijgen doordat [gedaagde sub 1] aan [eiseres] geen schadevergoeding betaalde. De rechtbank sluit niet uit dat mits deze kosten komen vast te staan, [gedaagde sub 1] in deze kosten als een aan [eiseres] te betalen schadevergoeding zou zijn veroordeeld. In zijn algemeenheid is een verontreinigd perceel niet of slecht te verkopen. Dit heeft onmiskenbaar financiële gevolgen hetgeen kan leiden tot extra advieskosten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze schade aan hetgeen waarvoor [gedaagde sub 1] aansprakelijk kon worden gehouden kan worden toegerekend. 2.19. [gedaagde sub 2] voert tevens het verweer dat van de extra accountantskosten nog niet is gebleken. De rechtbank volgt [gedaagde sub 2] hierin en zal [eiseres] zoals zij heeft aangeboden in de gelegenheid stellen de schade nader te onderbouwen. Op een gelegen moment in de procedure zal de zaak mogelijk daarvoor naar de rol worden verwezen voor het nemen van een akte. Een andere mogelijkheid is dat de rechtbank partijen voor deze schade, maar dan tegelijk met andere schadeposten, alsnog zal verwijzen naar de schadestaatprocedure. Vooralsnog houdt de rechtbank hierover iedere verdere beslissing aan. Instructie 2.20. Zoals onder 2.10 is overwogen, zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen voor uitlaten door partijen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank geeft partijen in overweging dat zij het eens worden over de benoeming van de persoon die destijds het vooronderzoek heeft uitgevoerd. In dat geval wordt partijen verzocht aan te geven of deze persoon bereid is om als deskundige op te treden. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan van één deskundige op het gebied van bodemverontreiniging. 2.21. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd: 1. Wat is de ernst en omvang van de verontreiniging van de bodem van het perceel gelegen aan [adres] te [woonplaats]? 2. In hoeverre is er gelet op de ernst en omvang van de verontreiniging een noodzaak om tot sanering over te gaan? 3. Op welke wijze zou een sanering moeten worden uitgevoerd? 4. Is het mogelijk om tijdens de sanering het perceel te blijven gebruiken voor de bestaande bewoning en bedrijfsactiviteiten? 5. Wat zijn de gevolgen van de sanering voor de op het perceel aanwezige bestrating? 6. Met welke kosten moet naar verwachting worden gerekend? 7. Hoe lang zal naar verwachting een sanering duren? 8. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn? 2.22. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Omdat [eiseres] met een toevoeging procedeert, zal echter aan haar geen voorschot worden opgelegd. 3. De beslissing De rechtbank 3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 22 augustus 2007 voor het nemen van een akte door [eiseres] en [gedaagde sub 1] waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage, 3.2. houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2007.