Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2112

Datum uitspraak2007-07-11
Datum gepubliceerd2007-08-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersHA RK 07-739
Statusgepubliceerd


Indicatie

Mondeling verzoek tot wraking in strafzaak. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker zijn wraking aangevuld ten aanzien van de rechters die eerder zijn strafzaak hebben behandeld. Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op de rechters betrokken bij de eerdere behandelingen had het op de weg van verzoeker gelegen het wrakingsverzoek tijdens of kort na die behandelingen te doen.Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op een onjuiste weergave in het proces-verbaal van een eerdere behandeling had het op de weg van verzoeker gelegen zijn verzoek kort na ontvangst van het proces-verbaal in te dienen. Verzoeker wordt in zijn verzoek ten aanzien van de rechters die eerder dan op 4 juli 2007 zijn strafzaak hebben behandeld, niet-ontvankelijk verklaard. Met betrekking tot het verzoek tot wraking van de rechters betrokken bij de behandeling van de strafzaak op 4 juli 2007 concludeert de rechtbank dat er sprake is geweest van een misverstand tussen verzoeker en de rechters. Een dergelijk misverstand is geen grond voor wraking. Verzoek tot wraking afgewezen.


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage Meervoudige wrakingskamer Wrakingnummer 2007/13 rekestnummer: HA RK 07-739 zaaknummer: 290624 parketnr: 09/535495-06 datum beschikking: 11 juli 2007 BESCHIKKING op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van: [verzoeker], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Midden Holland - HvB De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn, verzoeker, raadsman: mr. G.A. Speelman; t e g e n: Mrs. [A], [B] EN [C], vice-president respectievelijk rechters in de rechtbank te 's-Gravenhage, verweerders. 1. Voorgeschiedenis en het procesverloop: 1.1 Op 4 juli 2007 heeft de voortgezette behandeling van de strafzaak tegen verzoeker plaats gevonden. Tijdens die terechtzitting heeft verzoeker verweerders gewraakt, waarna het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd is geschorst. 1.2 De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaats gevonden op 4 juli 2007. Verzoeker is verschenen, vergezeld van zijn raadsman mr. G.A. Speelman. Mr. [A] is verschenen, mede namens de twee overige verweerders. 2. Het standpunt van verzoeker en van verweerders: 2.1 Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker zijn wraking aangevuld ten aanzien van de rechters die eerder zijn strafzaak hebben behandeld. Het verzoek is zodoende ook gericht tegen mrs. [D], [E], [F] (zitting 23 november 2006), [G], [H], [I] (zitting 19 januari 2007), [D], [J] en [K] (zitting 12 april 2007). 2.2 Verzoeker voert ter onderbouwing van zijn verzoek tot wraking, zakelijk weergegeven, het volgende aan. Uit zijn strafdossier blijkt dat sprake is van het bevooroordeeld zijn van de behandelende rechters. Dit blijkt met name uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 januari 2007. De rechters hebben zich al uitgelaten over de schuldvraag en over het bewijsmateriaal. 2.3 Voorts is hij van mening dat hij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld zelf het woord te voeren. Zo is in het proces-verbaal van 19 januari 2007 op bladzijde 6 onder punt 8 opgenomen dat de rechtbank, gehoord verdachte, het onderzoek schorst. Dit is niet juist aangezien hij niet in de gelegenheid is gesteld zich rechtstreeks tot de rechtbank te wenden. De raadsman heeft wel voldoende spreektijd gekregen, maar hijzelf is niet gehoord. Ook vandaag tijdens de behandeling van zijn strafzaak is hij onvoldoende in de gelegenheid gesteld zelf het woord te voeren. Hij wilde zijn verzoek tot het horen van een aantal getuigen toelichten maar werd daartoe niet in de gelegenheid gesteld. Er is - aldus verzoeker - sprake van strijd met artikel 6 EVRM. 2.4 Mr. [A] heeft, mede namens mrs. [B] en [C], aangevoerd dat verzoeker een eerder genomen besluit met betrekking tot het horen van getuigen ter discussie wilde stellen en dat hij hem daarop het woord heeft ontnomen. In een eerder stadium hebben de rechter-commissaris en de rechtbank een verzoek van verzoeker tot het horen van een aantal getuigen namelijk reeds afgewezen. Het betrof vandaag een pro forma behandeling waarvoor een kwartier was uitgetrokken. De behandeling heeft tot aan de schorsing ongeveer één uur geduurd. Verzoeker en zijn raadsman zijn voldoende in de gelegenheid gesteld hun standpunten kenbaar te maken. 3. Beoordeling: 3.1 Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op de rechters betrokken bij de eerdere behandelingen op 23 november 2006, 19 januari 2007 en 12 april 2007, had het op de weg van verzoeker gelegen het wrakingsverzoek tijdens of kort na die behandelingen te doen. Artikel 513 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering schrijft immers voor dat een verzoek tot wraking gedaan moet worden zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op een onjuiste weergave in het proces-verbaal van behandeling ter terechtzitting van 19 januari 2007, had het op de weg van verzoeker gelegen zijn verzoek kort na ontvangst van het proces-verbaal in te dienen. Dit leidt tot de conclusie dat verzoeker in zijn verzoek ten aanzien van de rechters die eerder dan op 4 juli 2007 zijn strafzaak hebben behandeld, niet-ontvankelijk zal worden verklaard. 3.2 Met betrekking tot het verzoek tot wraking van mrs. [A], [B] en [C], hierna te noemen verweerders overweegt de rechtbank als volgt. Verzoeker voert aan dat hij niet in de gelegenheid is gesteld zijn verzoek tot het horen van nieuwe getuigen toe te lichten. Verweerders gingen er echter van uit dat verzoeker een reeds eerder genomen beslissing waarbij het horen van bepaalde getuigen was afgewezen opnieuw ter discussie wenste te stellen. De rechtbank leidt hieruit af dat er tijdens de zitting sprake is geweest van een misverstand tussen verzoeker en verweerders. Een dergelijk misverstand is echter geen grond voor wraking. Hierbij merkt de rechtbank op dat sprake was van een pro forma zitting en verzoeker nog alle gelegenheid heeft een verzoek tot het horen van nieuwe getuigen in te dienen. 3.3 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden afgewezen. 3.4 Voorts acht de rechtbank termen aanwezig om artikel 515 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering toe te passen. Een volgend door verzoeker ingediend verzoek tot wraking van verweerders en de in 2.1 bedoelde rechters zal daarom niet in behandeling worden genomen. Beslissing: De rechtbank: - verklaart verzoeker niet-ontvankelijk voor zover zijn verzoek betrekking heeft op mrs. [D], [E], [F], [G], [H], [I], [J] en [K]; - wijst het verzoek tot wraking van mrs. [A], [B] en [C] af; - bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van genoemde rechters niet in behandeling wordt genomen; - beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde in artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan: * de verzoeker p/a zijn raadsman mr.G.A. Speelman; * verweerders, mrs. [A], [B] en [C]; * de officier van justitie mr. [L]. Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank uitgesproken op 11 juli 2007 door mrs. Von Maltzahn, Nijhuis en Rabbie in tegenwoordigheid van Kriense Lokker als griffier.