Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2289

Datum uitspraak2007-08-24
Datum gepubliceerd2007-08-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/700092-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Poging doodslag, meermalen gepleegd; afpersing; verwerping noodweer/noodweer exces-verweer; verwerping avas-verweer.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Locatie Haarlem Meervoudige strafkamer Parketnummer: 15/700092-07 Uitspraakdatum: 24 augustus 2007 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 augustus 2007 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring te Haarlem. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 07 februari 2007 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (medewerkers van de Albert Heijn) van het leven te beroven, met dat opzet een of meermalen met een vuurwapen (geweer) in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geschoten en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] met een vuurwapen (op korte afstand) in de buikstreek en/of in de pols, in elk geval in het lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 07 februari 2007 te Haarlem met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] (hoofdcassière van Albert Heijn, filiaal gelegen aan de [a-straat]) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (met een waarde van ongeveer 1000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn en/of [rechthebbende], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, met een vuurwapen, in elk geval een op een wapen (lijkend op een geweer) gelijkend voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gehouden en/of daarbij haar (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "overval" en/of "geld" en/of "vullen" en/of "vullen geld kalm blijven"; 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewijsbeslissingen Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat: 1. hij op 7 februari 2007 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (medewerkers van de Albert Heijn) van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] heeft geschoten en vervolgens die [slachtoffer 2] met een vuurwapen op korte afstand in de buikstreek en in de pols heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 7 februari 2007 te Haarlem met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] (hoofdcaissière van Albert Heijn, filiaal gelegen aan de [a-straat]) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag met een waarde van ongeveer 1000 euro, toebehorende aan [rechthebbende], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een vuurwapen, in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gehouden en daarbij haar dreigend de woorden heeft toegevoegd: "overval" en "geld" en "vullen" en "vullen geld kalm blijven". Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Bewijsmiddelen De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 op grond van de navolgende bewijsmiddelen: Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] (dossierpagina 77 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Dat zij op 7 februari 2007 werkzaam was in het Albert Heijn filiaal Haarlem aan de [a-straat] waar zij een vreemd persoon zag binnenkomen met zijn gezicht helemaal ingepakt, en dat zij die persoon met een mannenstem hoorde zeggen "overval". Dat die persoon vervolgens meerdere keren "geld" of "ik wil geld" riep en dat hij uit een plastic tas een vuurwapen tevoorschijn haalde, de plastic tas op de loopband van kassa 3 gooide en zei "vullen". Dat de man bleef roepen "vullen, geld, kalm blijven" en dat hij het wapen steeds op haar gericht hield en dat hij uiteindelijk de met geld gevulde plastic tas pakte en naar de uitgang ging met het wapen nog in zijn hand en dat zij zag dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] achter de dader aan zijn gegaan. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 152), inhoudende dat het weggenomen geldbedrag 1005 euro betreft en is teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, zijnde [rechthebbende]. Het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van aangifte en verhoor van [slachtoffer 1] (dossierpagina 99, 186 en 233 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Dat hij de overvaller in de winkel met een Marokkaans accent hoorde spreken en dat hij samen met [slachtoffer 2] achter hem aan is gegaan. Dat hij zag dat de man de [b-straat] rechts insloeg. Dat hij ter hoogte van de [school] school de man even kwijt waren en dat hij de man weer tussen een paar geparkeerde auto's uit zag komen. In de steeg zag hij dat de man [slachtoffer 2] in zijn buik schoot. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 26 juni 2007, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: Toen de overvaller het geld had gekregen en de Albert Heijn uitliep, liepen mijn collega [slachtoffer 2] achter hem aan. We liepen gescheiden de straten door tot hij omkeerde en in mijn richting kwam. Toen liep hij weer verder het steegje in. Het was al donker, er was geen verlichting en wij zagen hem niet meer. Vlakbij hoorden wij ineens sissend geluid. Iets brandde in onze ogen. Toen zagen wij hem weer en ik hoorde voetstappen op mij afkomen. Hij kwam heel dicht bij. Ik werd bang en toen sloeg ik hem met mijn sleutelbos. Daarna heeft mijn collega hem met de vlaggenstok geslagen. Ik sloeg hem met mijn vuist op het achterhoofd. Toen richtte hij zich weer op en had het geweer weer in zijn hand en schoot na een korte worsteling op mijn collega. De verdachte liep de steeg uit. Hij liep volgens mij gewoon. Ik zag dat de man rechtsaf de steeg uitliep, de straat in waar wij vandaan kwamen. Daar zag ik hem weer. Er waren op dat moment geen andere mensen in de straat. Van achter mij kwam een auto met hoge snelheid aanrijden en twee politieagenten stapten uit de auto en liepen naar de man. Ik heb hem praktisch niet uit het oog verloren. Ik zag dat hij door de agenten werd aangehouden. Na de aanhouding kwam ik dichtbij hem en ik zag dat hij bloed in zijn gezicht had. Wij hebben de man ongeveer twee tot drie minuten uit het oog verloren. Dat was in het begin van de achtervolging bij een school. Hij kwam daarna achter de auto vandaan. Ik denk dat hij de bewuste man moet zijn geweest, omdat hij nadat hij zich eerst nog verwijderd had, zich omdraaide, naar ons keek en het geweer in onze richting richtte. Toen zagen wij het vuur uit de loop komen en hoorden wij een knal. Toen wij hem niet zagen, hebben wij een tijdje om ons heen staan kijken. In die tijd heb ik de politie aan de lijn gehad. Ik heb hem toen gezien op een afstand van zes a zeven meter. Vanaf dit moment heb ik hem niet meer uit het oog verloren. Tijdens het rennen hebben wij hem gevraagd of hij zich wilde overgeven. Hij zei: achtervolg mij niet, laat mij met rust. Waarop wij zeiden: geef je dan over. Er moet een worsteling zijn geweest, want [slachtoffer 2] bevond zich met zijn rug tegen de muur van het schuurtje toen hij geraakt werd. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 26 juni 2007, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: De eerste keer dat op ons geschoten was, was in de buurt van een school. Toen wij bij een auto kwamen hebben wij hem even niet gezien. (...) Ik merkte aan mijn ogen dat hij met peperspray gespoten had. Hij heeft toen op mij geschoten en ik voelde dat het schot langs mijn oren ging. Vervolgens rende hij een steeg in en ik kon nog steeds slecht zien. Hij bleef met de peperspray spuiten. Hij kwam naar mij toe en toen heb ik hem met de vlaggenstok geslagen. Het volgende wat ik weet is dat ik een schot hoorde en voelde dat ik in mijn buik geraakt werd en later merkte ik dat ook mijn pols gewond was. Het in de wettelijke vorm opgemaakte (aanvullende) proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 en 9 februari 2007 (dossierpagina 90-93), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Dat verbalisanten naast de verdachte een witte plastic tas zagen liggen met geld erin bestaande uit eurobankbiljetten. Dat verbalisanten op ongeveer 15 meter voorbij de verdachte een vuurwapen zagen liggen dat leek op een geweer met afgezaagde loop en dat uit de kleding van verdachte een donker gekleurde muts kwam. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen vuurwapens d.d. 8 maart 2007 (dossierpagina's 176-177). Het in de wettelijke vorm opgemaakte aanvullende proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2007 (dossierpagina 4-5), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Uit de beantwoording van een opgestelde lijst met vragen, opgesteld door dokter [dokter] van het penitentiair ziekenhuis, blijkt onder meer dat cocaïne en amfetamine in het monster zijn aangetroffen. Uit de beantwoording van een opgestelde lijst met vragen, opgesteld door dokter [behandelend arts], behandelend arts/intensivist van het Spaarne ziekenhuis te Hoofddorp, blijkt onder meer dat geen sprake is van een uitslag van een bloedonderzoek maar van een uitslag van een urineonderzoek, dat de uitslag niet kwantitatief te interpreteren is en dat het geheugenverlies door meerdere factoren kan worden verklaard, namelijk de intoxicatie met drugs of de hersenschudding door klappen op het hoofd en dat beiden kunnen elkaar ook versterken. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], behandelend arts van patiënt [slachtoffer 2] (dossierpagina 212 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Patiënt had een schotwond in zijn buik en hij had een wond aan zijn linkerpols. Er zaten metaalfragmenten in de wond van de linkerhand/pols van de patiënt. Hij had een wond aan zijn pols. Indien de patiënt niet tijdig in het ziekenhuis was aangekomen en was geopereerd, dan was hij overleden. Dit had dan met name te maken met het vele bloedverlies. Hij is ongeveer 5 liter bloed verloren. Ik denk niet dat 1 schot het letsel aan de pols en de buik kan hebben veroorzaakt. Bewijsoverweging De raadsman van verdachte heeft een ingekomen brief van een anonieme getuige in het geding gebracht. Deze anonieme getuige verklaart volgens de raadsman hetgeen er met verdachte is gebeurd in de periode die hij zich niet herinnert. Kort gezegd komt het er volgens de raadsman op neer dat verdachte op 7 februari 2007 in een coffeeshop in Amsterdam Osdorp door twee mannen is gedrogeerd die hem in zijn eigen auto naar Haarlem hebben gereden. Daar heeft een van de mannen de gewapende overval op bedoeld Albert Heijn filiaal gepleegd, waarna hij verdachte zijn kleren heeft aangetrokken en het bij de overval gebruikte wapen in zijn hand heeft geduwd en dat verdachte - gedrogeerd en wel - het laatste deel van de achtervolging voor zijn rekening heeft genomen. De raadsman stelt dat, indien de inhoud van deze brief juist is, verdachte dient te worden vrijgesproken van de overval en acht nader onderzoek naar het waarheidsgehalte van deze brief noodzakelijk. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. De rechtbank acht de theorie van verdachte dat hij misbruikt is door anderen, doordat hij als lokeend is gebruikt (waarbij een ander, net toen de overvaller buiten het zicht was van zijn achtervolgers, bij verdachte de jas van de overvaller heeft aangetrokken, hem het wapen van de overvaller in de hand heeft gedrukt en hem daarbij ook nog de buit van de overval - waar het die anderen uiteindelijk om ging - aan verdachte zou hebben meegegeven), volledig ongeloofwaardig en onwaarschijnlijk en in strijd met de hiervoor vermelde bewijsmiddelen. In het gehele dossier is er geen enkel aanknopingspunt dat een dergelijke theorie ook maar enigszins ondersteunt. De ter terechtzitting overlegde plotseling opgedoken anonieme brief, die naadloos aansluit bij verdachte’s onwaarschijnlijke theorie en hem, overeenkomstig zijn eigen opvatting, neerzet als een “arme jongen” die is “misbruikt”, geeft de rechtbank geen aanleiding meer geloof te hechten aan verdachte’s visie. Redenen waarom de rechtbank nader onderzoek naar het waarheidsgehalte van deze brief overbodig acht en beide ten laste gelegde feiten op grond van voormelde bewijsmiddelen bewezen acht. 4. Strafbaarheid van de feiten Het bewezen verklaarde levert op: 1. Poging doodslag, meermalen gepleegd 2. Afpersing 5. Strafbaarheid van verdachte Noodweer(exces) ten aanzien van feit 1 De raadsman van verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces, op grond waarvan verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van feit 1. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte in de doodlopende steeg door twee Albert Heijn medewerkers is mishandeld. Tegen een dergelijke aanval mocht verdachte zich verdedigen, hetgeen hij heeft gedaan door uiteindelijk te schieten met een vuurwapen. Nu verdachte met een zware vlaggenstok in de steeg werd aangevallen en hij geen ander middel voorhanden had dan het pistool, is het schieten met een vuurwapen in een dergelijke situatie een proportioneel middel. Subsidiair was sprake van noodweerexces. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake was van een wederrechtelijke aanranding in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van art. 53 Sv hadden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het recht om de verdachte aan te houden en over te leveren aan de politie. Dit is gezien de stukken in het dossier ook steeds hun doel geweest. Het geweldgebruik van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen de verdachte is - gezien zijn eigen handelen - proportioneel. Tegen deze rechtmatige aanranding is geen verdediging toegelaten. Het beroep op noodweer wordt om die reden verworpen. Nu er geen sprake is van een wederrechtelijke aanranding behoeft het beroep op noodweerexces geen bespreking. Afwezigheid van alle schuld De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld in een gedrogeerde staat door onvrijwillige inname van het middel ghb, zodat hij niet verantwoordelijk voor zijn handelen kan worden gehouden. Hij wijst er in dit verband op dat sprake is van amnesie en wenst nader onderzoek naar deze amnesie. Voor zover in dit betoog een beroep op afwezigheid van alle schuld is gelegen wordt dit beroep verworpen. Er is geen enkel aanknopingspunt in het dossier te vinden op grond waarvan aannemelijk kan worden geacht dat verdachte - al of niet vrijwillig - ghb heeft gebruikt. De stelling waarop de raadsman zijn beroep grondt kan, wegens de onaannemelijkheid daarvan, dat beroep niet dragen. Nader onderzoek naar de (oorzaak) van de amnesie is overbodig, nu deze amnesie, zo al aanwezig, ook al zijn oorzaak gevonden kan hebben in de klappen met de vlaggenmast die aan verdachte zijn toegediend. Er is overigens ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. De vordering van de officier van justitie en de motivering van de sanctie en van overige beslissingen De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partijen heeft zij toewijzing gevorderd van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in zijn geheel en gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], tot een bedrag van € 3.942,66 en ten aanzien van alle benadeelde partijen heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd en tot slot de onttrekking aan het verkeer van alle in beslag genomen voorwerpen. Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Nadere voorlichting over de persoon van de verdachte vanwege de reclassering acht de rechtbank overbodig, gelet op de omstandigheid dat de voorlichting van de zijde van de reclassering bij een ontkennende verdachte veelal een summier karakter draagt. Bij de bepaling van de strafsoort en -duur heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende overwogen. Op 7 februari 2007 komt kort voor sluitingstijd een man met een bedekt gezicht voornoemd Albert Heijn filiaal binnengelopen. Na binnenkomst haalt de man een vuurwapen met afgezaagde loop tevoorschijn en richt deze op de hoofdcaissière aldaar. Hij gooit een plastic tas naar haar toe en hij roept woorden als "overval" en "vullen geld kalm blijven", waarbij hij het vuurwapen steeds gericht op de caissière houdt. Nadat zij de plastic tas met geld heeft gevuld verlaat de man de winkel. Twee personeelsleden die getuige zijn van de gewapende overval besluiten de achtervolging in te zetten tijdens welke achtervolging zij bijna voortdurend contact hebben met de politie in Haarlem via de mobiele telefoon. Tijdens de wilde achtervolging die volgt, en die overigens plaatsheeft op de openbare weg in Haarlem, heeft de overvaller - ondanks verzoeken van de Albert Heijn medewerkers om zich over te geven - meerdere keren schoten gelost in hun richting. De achtervolging eindigt uiteindelijk in een doodlopende steeg waar de overvaller met traangas in de ogen van beide Albert Heijn medewerkers spuit. Kort daarna schiet hij, door de medewerkers verder in het nauw gedreven, van dichtbij en gericht in de buikstreek en de pols van een van de medewerkers die daarbij levensgevaarlijk gewond raakt. Het gaat hier om een brutale, laffe, zeer agressieve en bedreigende manier van optreden, welke tot de categorie strafbare feiten behoren die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken, meer in het bijzonder bij de slachtoffers. Dit met name omdat slachtoffers van een dergelijk feit vaak langdurig lijden onder de psychische gevolgen van zo een schokkende gebeurtenis. De rechtbank neemt voorts in haar beoordeling mee dat verdachte in het openbaar gewelddadig is geweest. Verdachte mag van geluk spreken dat niet nog meer (ernstige) gewonden zijn gevallen, nu hij in het wilde weg en op de openbare weg schoten heeft gelost. Tot slot rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij in november 2005 reeds ter zake van een soortgelijk delict is veroordeeld. Hoewel hij van deze veroordeling in hoger beroep is gegaan liep hij toch slechts kort op vrije voeten toen hij onderhavig ernstig geweldsdelict pleegde. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank - met de officier van justitie - van oordeel dat slechts een langdurige vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is. Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.285,90 ingediend tegen verdachte wegens (im)materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit de kosten van een medische behandeling, de declaratie van de medisch adviseur, de declaratie van de raadsman en smartengeld. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot het gevorderde bedrag billijk voor en de vordering zal dan ook in zijn geheel worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoe¬dingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 3.285,90, subsidiair 46 dagen vervangende hechtenis. Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.195,83 ingediend tegen verdachte wegens (im)materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit collegegeld, no-claimkorting ziektekosten, zilveren ring, loonderving en smartengeld. De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde kosten van het collegegeld van € 253,17 niet rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Voor wat betreft deze kosten is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot het bedrag van € 3.942,66 eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot het gevorderde bedrag billijk voor en de vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 3.942,66 subsidiair 49 dagen vervangende hechtenis. Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3] De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.581,16 ingediend tegen verdachte wegens (im)materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit de benzine- en parkeerkosten in verband met de aangifte en het gesprek slachtofferhulp en smartengeld. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot het gevorderde bedrag billijk voor en de vordering zal dan ook in zijn geheel worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 3.581,16 subsidiair 47 dagen vervangende hechtenis. Onttrekking aan het verkeer De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten een wapen, een busje traangas, een patroon en twee stukjes metaal, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze goederen behoren de verdachte toe. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan. Het wapen is gebruikt bij zowel de afpersing als de poging doodslag die daarop volgde en de overige in beslag genomen voorwerpen zijn gebruikt bij de eerdergenoemde poging doodslag. Het ongecontroleerde bezit van voormelde, in beslag genomen voorwerpen is daardoor in strijd met de wet. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: 36b, 36c, 36f, 45, 57, 287, 317 van het Wetboek van Strafrecht. 8. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. is vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van ZEVEN (7) JAAR. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 3.285,90 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer 62.36.72.642, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken. Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 3.285,90, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 46 dagen hechtenis. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij. Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 3.942,66 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer 161310400, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken. Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 3.942,66, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 49 dagen hechtenis. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij. Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 3] geleden schade tot een bedrag van € 3.581,16 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 3], voornoemd, rekeningnummer 11.83.19.035, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken. Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 3.581,16, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 47 dagen hechtenis. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij. Onttrekt aan het verkeer: - een wapen, kleur: bruin met afgezaagde loop en houten kolf, serienummer 02342346 - een huls .22, kleur: koper - een traangas, CS-REIZGAS, type: 77000 anti atack - een patroon, kleur: metaal - twee stukjes metaal 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door: mr. A.C. Monster, voorzitter, mr. W.C.J. Robert en mr. M.J. Kronenberg, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A.M. Brok, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 augustus 2007.