Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2557

Datum uitspraak2007-08-28
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/85059406
Statusgepubliceerd


Indicatie

Roofoverval; verminderde toerekeningsvatbaarheid; belang spoedige behandeling versus duur vrijheidsstraf; deels voorwaardelijke vrijheidsstraf met bijzondere voorwaarde en voorwaardelijke terbeschikkingstelling. Omdat de rechtbank met de genoemde gedragsdeskundigen van oordeel is dat thans een bevel tot dwangverpleging als bedoeld in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht niet is aangewezen, zal de rechtbank, ter bescherming van de algemene veiligheid van personen (en/of goederen) na te noemen voorwaarden stellen, tot naleving waarvan verdachte zich uitdrukkelijk bereid heeft verklaard. Gelet op de bijzondere ernst van het door verdachte gepleegde feit en de omstandigheid dat verdachte reeds herhaalde malen soortgelijke feiten heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte daarnaast een langdurige gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Vooruitlopend op het vonnis is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst en is, in het belang van het terugdringen van de kans op recidive, de behandeling van verdachte reeds gestart. Gelet op het belang van een goede voortgang van de behandeling acht de rechtbank het niet wenselijk dat een behandeling nog onderbroken wordt door een detentie. Anders dan door de officier van justitie is gevorderd zal de rechtbank het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf beperken tot de duur van het voorarrest.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/850594-06 Uitspraak d.d. : 28 augustus 2007 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [voornamen] geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] adres : [straatnaam] plaats : [woonplaats] thans gedetineerd in FPK - GGZ Eindhoven, Dr. Poletlaan 1, Eindhoven. 1. Het onderzoek van de zaak. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 november 2006, 8 februari 2007, 19 april 2007, 11 mei 2007 en 14 augustus 2007. 2. De tenlastelegging. De verdachte staat terecht ter zake dat: hij op of omstreeks 05 augustus 2006 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van Euro 680,00 in elk geval van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [Werkgever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit - het (dreigend) zwaaien en/of tonen van een mes, in elk geval een scherp of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer] en/of - het tegen die [slachtoffer] zeggen: "dit is een overval, ik wil geld" en/of "snel geld, snel, snel, snel, snel geld" en/of "als je niet opschiet dan steek ik door" en/of "maak open die kassa", althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of - het met een mes, in elk geval een scherp of puntig voorwerp, maken van (een) stekende beweging(en) in de richting van die [slachtoffer] en/of - het duwen met een mes, in elk geval een scherp of puntig voorwerp, tegen de buik en/of hals, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer]. art. 317 Wetboek van strafrecht. Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen. 7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 14 augustus 2007 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde kan worden bewezen verklaard. 7.2 Samenvatting van de bewijsmiddelen. [slachtoffer] verklaart dat hij op 5 augustus 2006 om 14.30 uur is begonnen met zijn werkzaamheden bij het [tankstation] te Echt, [adres], dat deel uitmaakt van [Werkgever]. De bazin van de zaak, [naam], is aanwezig op kantoor. Tussen 17.45 uur en 18.15 uur ziet hij twee personen met de fiets aankomen. Een van de mannen met een gezet en fors postuur droeg geen kleding aan zijn bovenlichaam en had een tatoeage op zijn borst rechts bovenaan. Deze dikke man parkeert zijn fiets en komt naar binnen. Als de man binnen komt ziet hij dat hij een T-shirt over zijn hoofd heeft gedaan. Hij ziet dat de man iets in zijn rechter hand draagt. Hij komt richting balie gelopen, doet de rechter hand omhoog en begint te zwaaien met een voorwerp dat lijkt op een mes. De man loopt tot aan de balie en zegt tegen [slachtoffer]: "Dit is een overval, ik wil geld". [slachtoffer] zegt dat hij niet veel geld heeft, waarna de man zegt: "Snel geld, snel, snel, snel geld". Daarna ziet en voelt hij dat de man stekende bewegingen in zijn richting maakt. Hij duwt met het scherpe voorwerp tegen zijn buik en tegen zijn hals. Hij voelt dat het voorwerp scherp is. Hij hoort dat de man tegen hem zegt: "Als je niet opschiet steek ik door". [slachtoffer] begrijpt daaruit dat de man bedoelt dat hij dan hard zal gaan steken. Hij hoort de man zeggen: "Maak open die kassa". [slachtoffer] opent vervolgens de kassa. Op het moment dat de kassa open gaat voelt hij dat de man het mes tegen de linkerkant van zijn hals zet. [slachtoffer] pakt daarop geld en geeft dit aan de man. De man rent daarop met het geld naar buiten. Het geld hoort toe aan [Werkgever]. Op 5 augustus 2006 geeft directeur [naam] aan de verbalisant C.P.A.E. Pielaat door dat bij de afpersing 680 euro is ontvreemd. [getuige 1] verklaart dat zij op 5 augustus 2006, omstreeks 18.15 uur, met haar vriend het terrein van het tankstation aan de [straatnaam] te Echt is opgereden. Wanneer zij bij het tankstation naar binnen rijdt ziet zij twee mannen staan. Een van hen heeft een geel T-shirt om zijn hoofd. Zij ziet dat de man met het gele T-shirt om zijn hoofd tegen de andere man duwt. Zij ziet dat de man met het T-shirt om zijn hoofd met een mes zwaait. De man heeft het mes bovenhands vast. De man maakt stekende bewegingen. Omdat de man zijn T-shirt uit heeft ziet zij dat hij een tattoo op zijn bovenarm heeft. [getuige 2] verklaart dat hij op 5 augustus 2006, 's middags na vier uur, samen met [verdachte] is gaan fietsen. [verdachte] droeg een geel T-shirt. Wanneer zij in de buurt van het [tankstation] bij de [straatnaam] in Echt komen, hoort hij [verdachte] zeggen: "Dat ga ik overvallen". Zij fietsen richting tankstation. Hij hoort [verdachte] nogmaals zeggen dat hij het tankstation gaat overvallen. Hij ziet [verdachte] het terrein van het tankstation opfietsen. 7.3 Bewezenverklaring. Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 05 augustus 2006 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van Euro 680,00 toebehorende aan [Werkgever], welk geweld en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit - het (dreigend) zwaaien van een mes in de richting van die [slachtoffer] en - het tegen die [slachtoffer] zeggen: "dit is een overval, ik wil geld" en "snel geld, snel, snel, snel geld" en "als je niet opschiet dan steek ik door" en "maak open die kassa", en - het met een mes maken van stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] en - het duwen met een mes tegen de buik en hals van die [slachtoffer]. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. De kwalificatie van het bewezenverklaarde. Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf: afpersing. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De strafbaarheid van verdachte. De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen en/of maatregelen. 10.1 De eis van de officier van justitie. De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 14 augustus 2007 met betrekking tot de op te leggen straf en maatregel gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. 10.2 Het standpunt van de verdediging. De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat het van belang is dat de behandeling van verdachte niet wordt onderbroken voor het uitzitten van een gevangenisstraf en dat om die reden volstaan moet worden met de oplegging van een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk deel overeenkomstig het voorarrest, alsmede terbeschikkingstelling met voorwaarden. 10.3 De overwegingen van de rechtbank. Verdachte, die blijkens het uitreksel uit het Algemeen Documentatieregister reeds meermalen wegens soortgelijke delicten als het thans bewezen verklaarde is veroordeeld, heeft op 5 augustus 2006 wederom een overval gepleegd en daarbij de tankbediende met een mes bedreigd. Verdachte heeft zich op gewelddadige en niets ontziende wijze verzekerd van het verkrijgen van een hoeveelheid geld, zonder zich ook maar enigszins te bekommeren om de gevaren en de mogelijke gevolgen voor anderen. Het slachtoffer [slachtoffer] verklaart dat het voorval bij hem tot behoorlijke schrikgevoelens heeft geleid. Het is een feit van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van een delict als het bewezenverklaarde, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid kunnen blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer ernstig kunnen worden belemmerd. Omtrent verdachte zijn door de psychiater dr. L.J.M. Klerks en door de psycholoog drs. S. Labrijn op 1 mei 2007 rapporten uitgebracht. Het rapport van dr. L.J.M. Klerks houdt als conclusie in dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO, met antisociale, afhankelijke en borderlinetrekken en alcohol- en drugsverslaving. De persoonlijkheidsstoornis en met name de alcoholverslaving waren ten tijde van het bewezen verklaarde feit aanwezig. De gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde werden hierdoor zodanig beïnvloed dat deze mede daaruit verklaard kunnen worden. Bij verdachte is vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis sprake van een primair behoeftebevrediging en weinig zelfsturend vermogen om dit tegen te gaan. Verdachte heeft niet geleerd hier adequaat mee om te gaan. In combinatie met overmatig alcoholgebruik gaat het kleine beetje aanwezige zelfsturend vermogen verloren en komt verdachte in problematische situaties terecht, zoals agressieve bedreigingen met geweld. Op basis van het voorgaande wordt verdachte door de psychiater als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd en moet ook zijn alcohol- en drugsgebruik hem niet worden aangerekend. Verdachte compenseert het weinig tot geen inzicht hebben in het eigen functioneren met fors middelengebruik. Om in zijn gebruik te kunnen blijven voorzien, begaat hij criminele feiten. Ook moet verdachte voor zichzelf gebruiken omdat hij anders niet kan voldoen aan de eisen van de maatschappij. Het is belangrijk dat verdachte inzicht krijgt in zijn eigen functioneren, maar ook welke rol middelengebruik hierin speelt. Verdachte is van goede wil, maar is weinig bestand tegen tegenslagen. Zijn voorgeschiedenis laat duidelijk zien dat hij binnen detentie 'goede voornemens' heeft, waar buiten detentie niets van komt. Het is derhalve van belang dat verdachte een strakke begeleiding in deze heeft en weinig 'gaten' in deze krijgt om doorheen te glippen. Verdachte heeft 'een zware stok' achter de deur nodig: hij ziet in, dat hij het alleen niet redt. De psychiater adviseert de oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden. Als belangrijke voorwaarde adviseert zij dat verdachte behandeld wordt binnen een forensische kliniek, waar zowel de persoonlijkheidsstoornis als de verslaving de aandacht krijgen die nodig is. Het rapport van de psycholoog houdt als conclusie in dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale, borderline en afhankelijke kenmerken. Hij functioneert op de grens van een zwakbegaafd en laaggemiddeld niveau. Er is sprake van forse, chronische afhankelijkheid van meerdere middelen. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit. Ten tijde van het bewezen verklaarde werd verdachte zowel beïnvloed door het middelengebruik, de persoonlijkheidsstoornis als het beperkte cognitieve functioneren. Verdachte gebruikt al het grootste deel van zijn leven middelen om angst en depressieve gevoelens weg te werken. Dit middelengebruik kan hem niet volledig worden aangerekend. Het werkte drempelverlagend. Dit middelengebruik financiert verdachte gedeeltelijk met diefstal. De persoonlijkheidsstoornis brengt met zich mee dat er bij verdachte onvoldoende remming is vanuit empatisch vermogen. Hij leeft volgens het lustprincipe en laat zich daarbij leiden door de winst van de korte termijn. Hij is niet in staat zijn behoeftebevrediging uit te stellen. Vanwege het beperkte cognitieve vermogen is verdachte slecht in staat zijn probleemgebieden te overzien en te werken naar oplossingen. Hij overziet de consequenties van zijn gedrag onvoldoende. Dit geschiedt in die mate, dat de problematiek substantieel doorwerkt in zijn gedrag. De psychologe adviseert een verminderde toerekeningsvatbaarheid. De verslavingsproblematiek is volgens de psychologe zeer hardnekkig. De persoonlijkheidsstoornis draagt ertoe bij dat hij leeft volgens het lustprincipe. De impulsiviteit is groot. Verdachte valt gemakkelijk ten prooi aan gevoelens als angst en depressie. Deze gevoelens worden vervolgens weggewerkt met middelengebruik. Hij is vanwege zijn beperkte cognitieve vermogens verminderd in staat probleemgebieden te overzien en de consequenties van zijn gedrag te overzien. Verdachte leidt een geïsoleerd bestaan. Hij kent nauwelijks een ander leven dan dat van gebruiken en delicten plegen om het gebruik te kunnen bekostigen. Hij heeft geen daginvulling. Deze factoren en condities beïnvloeden elkaar negatief, waardoor de kans op recidive ingeschat kan worden als aanzienlijk. Volgens de psychologe is een langdurige behandeling met in ieder geval een klinische start nodig om bij verdachte verandering te kunnen bewerkstelligen en de kans op recidive in te perken. De behandeling zou bijvoorbeeld plaats kunnen vinden bij De Ponder (GGzE), de forensische kliniek voor mensen met een dubbele diagnose. Volgens de psychologe is verdachte gemotiveerd voor een behandeling en wil hij graag een ander leven opbouwen. Hij is een aantal malen eerder gestart met een behandeling maar haakte telkens voortijdig af. Om een behandeling te kunnen doen slagen, zal een stevig justitieel kader nodig zijn. De psychologe adviseert dan ook het kader van TBS met voorwaarden. Verdachte heeft dan, als hij met de behandeling begint, een flinke stok achter de deur. Die heeft hij nodig om een langdurige behandeling vol te blijven houden. Door de GGZ Midden- en Noord-Limburg te Roermond is op 18 en 24 juli gerapporteerd omtrent de plaatsingsmogelijkheden van verdachte. Uit laatstgenoemd rapport blijkt dat verdachte, vooruitlopend op een uitspraak van de rechtbank, in het kader van een schorsing van de preventieve hechtenis geplaatst kan worden bij de forensische afdeling De Ponder van de GGzE te Eindhoven. Na de uitspraak van de rechtbank zou de behandeling van verdachte in die kliniek eventueel door kunnen gaan in het kader van een TBS met voorwaarden. In het belang van het terugdringen van de kans op recidive acht de rapporteur het van belang dat de behandeling zo spoedig mogelijk startte en dat deze niet onderbroken wordt door een eventuele detentie. Met ingang van 30 juli 2007 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst en is hij onder voorwaarden in De Ponder geplaatst. De rechtbank verenigt zich met voornoemde deskundigenoordelen en met de conclusies en maakt die tot de hare. Het door verdachte gepleegde feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. De algemene veiligheid van personen (en/of goederen) eist oplegging van de maatregel van ter beschikking stelling van de verdachte. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de inhoud van voormelde rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, alsmede de bijzondere ernst van het bewezen verklaarde. Omdat de rechtbank met de genoemde gedragsdeskundigen van oordeel is dat thans een bevel tot dwangverpleging als bedoeld in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht niet is aangewezen, zal de rechtbank, ter bescherming van de algemene veiligheid van personen (en/of goederen) na te noemen voorwaarden stellen, tot naleving waarvan verdachte zich uitdrukkelijk bereid heeft verklaard. Gelet op de bijzondere ernst van het door verdachte gepleegde feit en de omstandigheid dat verdachte reeds herhaalde malen soortgelijke feiten heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte daarnaast een langdurige gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Vooruitlopend op het vonnis is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst en is, in het belang van het terugdringen van de kans op recidive, de behandeling van verdachte reeds gestart. Gelet op het belang van een goede voortgang van de behandeling acht de rechtbank het niet wenselijk dat een behandeling nog onderbroken wordt door een detentie. Anders dan door de officier van justitie is gevorderd zal de rechtbank het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf beperken tot de duur van het voorarrest. 10.4 Verbeurdverklaring. De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van EUR 15,00 dient te worden verbeurdverklaard. Genoemd geldbedrag is vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien dit door middel van het strafbare feit is verkregen. 11. Toepasselijke wetsartikelen. Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 37a, 38, 38a, 317. BESLISSING De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 1088 dagen; beveelt dat van deze gevangenisstraf 730 dagen niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende maximaal de periode van de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de GGZ Groep Noord- en Midden-Limburg, Justitiële Verslavingszorg Limburg, zolang deze instelling dat noodzakelijk acht, met opdracht aan die instelling aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; heft op het tegen verdachte verleende (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis; gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, onder voorwaarde dat verdachte: - zich onder toezicht zal stellen van de GGZ Noord- en Midden-Limburg, Justitiële Verslavingszorg Limburg te Roermond en zich zal houden aan de voorwaarden en aanwijzingen hem door of namens genoemde instelling te geven; - zal deelnemen aan behandeling bij de GGZE, afdeling "De Ponder", Dr. Poletlaan 72 te Eindhoven, zo lang de behandelaars dat noodzakelijk achten; - een andere - ambulante - behandeling zal volgen indien de behandelaars dat noodzakelijk achten; een en ander de duur van de opgelegde terbeschikkingstelling niet te boven gaande; draagt aan de GGZ Noord- en Midden-Limburg, Justitiële Verslavingszorg Limburg te Roermond, op ter zake van de naleving van voormelde voorwaarden aan verdachte hulp en steun te verlenen; verklaart verbeurd het in beslag genomen geldbedrag van EUR 15,00. Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, D.C.M. Bomans en A.J.M. Huisman-Kreijn, rechters, van wie mr. L.P. Bosma voorzitter, in tegenwoordigheid van P.J.T. Frijns als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 augustus 2007. Mr. A.J.M. Huisman-Kreijn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.