Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2665

Datum uitspraak2007-08-31
Datum gepubliceerd2007-08-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/710443-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft in augustus en september 2006 meerdere keren met een meisje van amper twaalf jaar getongzoend, zijn vingers in haar vagina gebracht, zijn penis in haar mond gebracht, en haar lichaam, borsten en vagina gestreeld. Verdachte heeft op een geraffineerde manier via chatten contact met het meisje gekregen. De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte zijn universitaire studie op 3 september 2007 kan hervatten en veroordeelt hem tot 9 maanden en 19 dagen gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Hem wordt de voorwaarde opgelegd dat hij zich houdt aan aanwijzingen van de reclassering gedurende de proeftijd van twee jaar, ook als dat deelname aan een behandeling bij een kliniek omvat. Ook moet hij 1525 euro schadevergoeding betalen aan het meisje. Een verweer van de raadsman met betrekking tot artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering wordt verworpen.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 08/710443-07 STRAFVONNIS Uitspraak: 31 augustus 2007 De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [datum] 1985, wonende te [plaats], thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats], terechtstaande terzake dat: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand(en) augustus 2006 en/of september 2006 in de gemeente Enschede (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [meisje] (geboren op [datum] 1994) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [meisje], hebbende verdachte (telkens): - voornoemde [meisje] meermalen, althans eenmaal, getongzoend en/of - meermalen, althans eenmaal, zijn verdachte's vinger(s) in de vagina van die [meisje] gestopt en/of gebracht en/of - zijn penis in de mond en/of in de vagina van die [meisje] gebracht en/of geduwd en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte (terwijl de deur van het badhokje op slot was gedaan) die [meisje] (stevig) heeft vastgehouden aan de armen en/of benen, althans het lichaam, en/of dicht tegen die [meisje] is gaan staan en/of de hand(en) van die [meisje] heeft gepakt en/of naar beneden heeft gedaan en/of het hoofd van die [meisje] stevig en/of met kracht naar de penis van hem, verdachte, heeft geduwd en/of gebracht en/of het hoofd van die [meisje] op en neer heeft bewogen en/of (aldus) (telkens) voor die [meisje] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; art 242 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand(en) augustus 2006 en/of september 2006 in de gemeente Enschede (telkens) met [meisje] (geboren op [datum] 1994), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [meisje], hebbende verdachte (telkens): - voornoemde [meisje] meermalen, althans eenmaal, getongzoend en/of - meermalen, althans eenmaal, zijn verdachte's vinger(s) in de vagina van die [meisje] gestopt en/of gebracht en/of - zijn penis in de mond en/of in de vagina van die [meisje] gebracht en/of geduwd en/of - strelen en/of aanraken van het lichaam en/of de borsten en/of de schaamstreek en/of de vagina van die [meisje]; art 245 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand(en) augustus 2006 en/of september 2006 in de gemeente Enschede (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [meisje] (geboren op [datum] 1994) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (telkens) opzettelijk ontuchtig: - geven van (een) zoen(en) aan die [meisje] en/of - strelen en/of aanraken van het lichaam en/of de borst(en) en/of de schaamstreek en/of de vagina van die [meisje] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte (terwijl de deur van het badhokje op slot was gedaan) die [meisje] (stevig) heeft vastgehouden aan de armen en/of benen, althans het lichaam, en/of dicht tegen die [meisje] is gaan staan en/of de hand(en) van die [meisje] heeft gepakt en/of naar beneden heeft gedaan en/of het hoofd van die [meisje] stevig en/of met kracht naar de penis van hem, verdachte, heeft geduwd en/of gebracht en/of het hoofd van die [meisje] op en neer heeft bewogen en/of (aldus) (telkens) voor die [meisje] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; art 246 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maanden augustus 2006 en/of september 2006 in de gemeente Enschede (telkens) met [meisje] (geboren op [datum] 1994) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) opzettelijk ontuchtig: - geven van (een) zoen(en) aan die [meisje] en/of - strelen en/of aanraken van het lichaam en/of de borst(en) en/of de schaamstreek en/of de vagina van die [meisje]; art 247 Wetboek van Strafrecht Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Met name acht de rechtbank niet bewezen dat er sprake was van dwang. De raadsman van verdachte is van oordeel dat het openbaar ministerie ten aanzien van het subsidiair en nog meer subsidiair telastegelegde, overtreding van artikel 245, respectievelijk artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht, niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu naar zijn oordeel niet is voldaan aan de inspanningsverplichting door het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer dient te worden verworpen. [meisje] is door de politie uitgebreid gehoord. Uit haar verklaringen kan haar mening over de gepleegde feiten voldoende duidelijk worden afgeleid. Dat enig belang van [meisje] aanleiding had kunnen geven tot het achterwege laten van strafrechtelijk optreden tegen verdachte, blijkt uit haar verklaringen niet en volgt evenmin uit andere stukken in het dossier. Onder deze omstandigheden is de sanctie van niet ontvankelijkheid wegens niet naleving van het bepaalde in artikel 167a Wetboek van Strafvordering niet aan de orde. Het openbaar ministerie dient hierom ontvankelijk te worden verklaard in zijn strafvervolging. De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen, -welke in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij in de maanden augustus 2006 en september 2006 in de gemeente Enschede (telkens) met [meisje] (geboren op [datum] 1994), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [meisje], hebbende verdachte: - voornoemde [meisje] meermalen getongzoend en - meermalen zijn verdachte's vingers in de vagina van die [meisje] gebracht en - zijn penis in de mond van die [meisje] gebracht en - het lichaam en de borsten en de vagina van die [meisje] aangeraakt en gestreeld. Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het subsidiair bewezen verklaarde levert op het misdrijf: "Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam", meermalen gepleegd. strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht; De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake het subsidiair telastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, proeftijd 3 jaar, met aftrek van het voorarrest, en de bijzondere voorwaarde: toezicht door de reclassering. Toewijzing van de civiele vordering van € 3025,= aan de benadeelde partij en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Verdachte heeft in de maanden augustus 2006 en september 2006 meerdere keren met een meisje van amper twaalf jaar ontuchtige handelingen gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die twaalfjarige. Verdachte heeft op een geraffineerde manier via chatten contact met het slachtoffer gekregen. Hij had al op grond van de beweerde leeftijd van het slachtoffer, 14 jaar, moeten inzien dat voortzetting van het seksueel getinte contact uit den boze was. Verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de minderjarige. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele gevoelens en in het geheel geen rekening gehouden met de uiterst nadelige psychische gevolgen die kinderen in de leeftijd van het slachtoffer van dergelijk handelen kunnen ondervinden. Naar de ervaring leert, gaan de slachtoffers van seksueel misbruik langdurig gebukt onder de tengevolge van dergelijke delicten opgelopen emotionele schade. De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van prof. dr. J.J. Baneke, klinisch psycholoog (specialist BIG) en forensisch psycholoog van 19 augustus 2007, waar ondermeer uit blijkt dat verdachte geheel toerekeningsvatbaar is, en van het rapport van A.M.F. Smellink, reclasseringswerker van de reclassering Nederland, van 17 augustus 2007. Beiden adviseren reclasseringstoezicht. Naar het oordeel van de rechtbank dient dit soort zaken in principe te worden afgedaan met een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte nu hij, blijkens het schrijven van [studiecoördinator], studiecoördinator [studierichting], zijn studie aan de [universiteit] te [plaats] op 3 september 2007 kan hervatten. Blijkens het uittreksel justitiële documentatie is verdachte nimmer met justitie in aanraking geweest en dient derhalve als “first-offender” te worden aangemerkt. Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank na te melden straf, te weten een gevangenisstraf waarvan een groot deel voorwaardelijk, teneinde verdachte er van te weerhouden zich opnieuw aan, met name dit soort, strafbare feiten schuldig te maken met na te melden, geadviseerde, bijzondere voorwaarde en na te melden taakstraf, het meest passend. Civiele vordering De rechtbank overweegt verder, dat [meisje], bij haar gemachtigde [gemachtigde], ter zake van het telastegelegde feit, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 3025,= (terzake materiële schade € 525,= als voorschot en terzake immateriële schade € 2500,=). Naar het oordeel van de rechtbank is deze vordering van de benadeelde partij ten dele gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. De immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank minder dan het gevorderde bedrag, namelijk € 1000,=, zodat de vordering, voorzover het betreft de immateriële schade, tot dat bedrag toewijsbaar is, met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering. De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht. De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f en 57, van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in haar strafvervolging. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart bewezen, dat het subsidiair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van negen maanden en negentien dagen. Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt of gedurende de proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde: De veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Almelo, ook wanneer de aanwijzingen zullen inhouden dat de veroordeelde deel zal nemen aan een intake bij de Poli- en Dagkliniek Kairos en indien zulks uit dit onderzoek volgt deel zal nemen aan een behandeling, met opdracht aan die instelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt verdachte ter zake voorts tot een taakstraf, te weten een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 100 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen. Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen feit tot betaling aan de benadeelde partij [meisje], gemachtigde [gemachtigde, adres en woonplaats] van een bedrag groot: € 1525,= (te weten terzake materiële schade, als voorschot, € 525,= en aan immateriële schade € 1000,=). Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering. Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 1525,= ten behoeve van de benadeelde [meisje], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 30 dagen zal worden toegepast. Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen. Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij: [meisje], voor het overige niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis, met ingang van heden. (hetwelk afzonderlijk is geminuteerd) Aldus gewezen door mr. Bordenga, voorzitter, mrs. Bossinga en Caminada, rechters, in tegenwoordigheid van Van Putten, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 augustus 2007.