Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2810

Datum uitspraak2007-08-08
Datum gepubliceerd2007-09-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-000729-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geuridentificatieproef door de "Oefengroep Oost" . Bekend is geworden dat een aantal politieambtenaren werkzaam bij deze Oefengroep ervan worden verdacht in een aantal processen-verbaal bewust onjuiste vermeldingen te hebben opgenomen omtrent de wetenschap van de betrokken speurhondengeleiders van de positie van de geurdragers. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat ook het onderhavige proces-verbaal van de Oefengroep Oost dergelijke onjuiste vermeldingen bevat, is er geen reden om het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren. Nu evenwel niet met zekerheid vaststaat dat de geuridentificatieproef is uitgevoerd overeenkomstig het voorschrift dat de hondengeleider de volgorde van de geurdragers in de rij niet kent (Supplement 2 behorende bij het Keuringsreglement Politiespeurhond menselijke geur 1997), sluit het hof de inhoud van het proces-verbaal van de geuridentificatieproef uit van het bewijs. Bij gebrek aan voldoende overig wettig en overtuigend bewijs spreekt het hof verdachte vrij van het tenlastegelegde.


Uitspraak

Parketnummer: 20-000729-06 Uitspraak : 8 augustus 2007 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 16 februari 2006 in de strafzaak met parketnummer 01-026612-03 tegen: [VERDACHTE] geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en de verdachte zal vrijspreken van het hem ten laste gelegde. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd. Tenlastelegging Met inachtneming van de in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging is aan de verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 25 februari 2003 te Hapert, gemeente Bladel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s). Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 25 juli 2007 het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie in de strafvervolging niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard omdat er in casu sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van behoorlijk procesrecht, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van diens zaak is tekortgedaan. De raadsman heeft ter adstructie van zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd. Het proces-verbaal van het Korps Landelijke Politiediensten betreffende het uitvoeren van een geuridentificatieproef d.d. 3 maart 2003 bevat onwaarheden, in het bijzonder de vermeldingen dat de geleider van de betrokken speurhond niet op de hoogte was van de positie van de geurdragers, terwijl dit feitelijk wel het geval was, en voorts dat het onderzoek is uitgevoerd volgens de voorschriften genoemd in supplement 2 van het Keuringsreglement Politiespeurhond menselijke geur (1997), terwijl dit feitelijk niet het geval was. In een soortgelijke zaak heeft het gerechtshof Leeuwarden in zijn arrest van 10 november 2006, gepubliceerd onder LJN nummer AZ1983, geoordeeld dat een dergelijke handelwijze van de politie niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie leidt, omdat niet aannemelijk is geworden dat is gehandeld met de intentie de verdachte te benadelen, mede nu de betrokken politieambtenaar eigener beweging de advocaat-generaal heeft ingelicht en voorts aan het hof en de verdediging informatie heeft verstrekt over het verloop van de gewraakte geuridentificatieproef. In de onderhavige zaak echter hebben de betrokken verbalisanten, terwijl zij wisten dat het proces-verbaal betreffende de geuridentificatieproef d.d. 3 maart 2003 dergelijke onwaarheden bevatte, deze niet - zoals in voormelde zaak - actief aan de orde gesteld, maar de zaak tegen verdachte laten voortduren in de hoop dat vorenomschreven tekortkomingen niet zouden worden ontdekt. Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Het verweer van de raadsman is gestoeld op de aanname dat in casu, gelijk in voormelde zaak van het hof Leeuwarden, sprake is van een door de politie valselijk opgemaakt proces-verbaal. Uit het onderzoek ter terechtzitting is echter niet meer komen vast te staan dan dat het gewraakte proces-verbaal is opgemaakt door het Korps Landelijke Politiediensten, Divisie Ondersteuning, Dienst Levende Have, afdeling Speurhonden te Nunspeet, een locatie onderdeel uitmakend van de Oefengroep Oost, van welke groep bekend is geworden dat aldaar werkzame politieambtenaren ervan worden verdacht in het verleden, in andere strafzaken, in een aantal processen-verbaal betreffende geuridentificatieproeven, bewust onjuiste vermeldingen omtrent de wetenschap van de betrokken speurhondengeleider van de positie van de geurdragers te hebben opgenomen. Door het College van Procureurs Generaal is naar aanleiding daarvan vervolgens beslist dat de resultaten van alle geuridentificatieproeven die door de gezamenlijke oefengroep hondengeleiders van de korpsen Noord en Oost Nederland zijn uitgevoerd in de periode september 1997 tot en met maart 2006, niet meer voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is echter niet komen vast te staan dat ook het onderhavige proces-verbaal onwaarheden als vorenomschreven bevat. Daarmee ontvalt de grondslag aan het verweer dat bijgevolg wordt verworpen. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging raken, wordt het daarin ontvangen. Vrijspraak De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het resultaat van de in de onderhavige zaak uitgevoerde geuridentificatieproef van het bewijs moet worden uitgesloten omdat niet kan worden vastgesteld of deze proef overeenkomstig de geldende voorschriften "blind" is uitgevoerd. Het blind uitvoeren van de proef houdt onder meer in dat de betrokken speurhondengeleider bij de uitvoering van de proef niet op de hoogte is van de posities van de geurdragers. De raadsman van de verdachte heeft zich aangesloten bij het betoog van de advocaat-generaal. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Het voorschrift dat de speurhondengeleider bij de uitvoering van de geuridentificatieproef niet op de hoogte mag zijn van de posities van de geurdragers, is neergelegd in supplement 2 behorende bij het hier geldende Keuringsreglement Politiespeurhond menselijke geur 1997 (herzien in september 2005). Op pagina 23 van dat reglement wordt voorgeschreven: "De helper bepaalt met behulp van een dobbelsteen welk schema gekozen wordt en stelt op de daartoe bestemde plaats de geurdragers op in twee rijen van ieder 7 verschillende geurdragers (eventueel na elkaar), volgens de voor de hond bekende (en in het certificaat omschreven) aanbiedingsmethode. Dit gebeurt in afwezigheid van de hond en de geleider, de geleider kent de volgorde van de geurdragers in de rij niet en verklaart dit ook (onder ede!) in zijn proces-verbaal." Voornoemd voorschrift is kennelijk in het voornoemd reglement opgenomen om uit te sluiten dat de speurhondengeleider de speurhond op enigerlei wijze beïnvloedt bij het maken van een keuze voor een bepaalde geurdrager. Bovendien is niet uit te sluiten dat de speurhondengeleider zelf (onbewust) door deze wetenschap wordt beïnvloed bij het beoordelen van het gedrag van de hond, in het bijzonder bij het moment waarop de hond een keuze maakt een bepaalde geurdrager te willen apporteren. Het hof acht het - in strijd met het daarvoor geldende reglement - niet "blind" uitvoeren van de geuridentificatieproef een dermate ernstige procedurele fout, dat de resultaten van een dergelijke proef terzijde moeten worden gesteld. Zulks heeft ook te gelden, zoals in dit geval, voor een geuridentificatieproef waarvan niet met zekerheid vaststaat dat deze is uitgevoerd overeenkomstig voormeld voorschrift. Overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal zal het hof derhalve de inhoud van het proces-verbaal van het Korps Landelijke Politiediensten, Divisie Ondersteuning, Dienst Levende Have, afdeling Speurhonden te Nunspeet, d.d. 3 maart 2003, uitsluiten van de bewijsvoering. De inhoud van de overige voorhanden zijnde wettige bewijsmiddelen acht het hof onvoldoende overtuigend om tot het oordeel te komen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat: - uit het dossier niet blijkt hoelang de sleutels onbeheerd in het bureau van de aangever hebben gelegen; - weliswaar de verdachte in de kantoorruimte is geweest waar de sleutels lagen, maar dat niet is gezien dat hij bij het genoemde bureau is geweest; - niet kan worden vastgesteld dat de verdachte niet - zoals hij zelf stelt - per ongeluk in de kantoorruimte is binnen gestapt; - niet is waargenomen dat de verdachte de sleutels heeft weggegooid op/nabij Het Erf te Hapert, waar ze zijn gevonden door een speurhond. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij. Aldus gewezen door mr. J.A. van Zon, voorzitter, mr. J.C.A.M. Claassens en mr. M. Malsch, in tegenwoordigheid van dhr. R.H. Boekelman, griffier, en op 8 augustus 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken. Mr. Malsch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.