Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2823

Datum uitspraak2007-08-07
Datum gepubliceerd2007-09-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700242-07, 03/700708-05 (vtvv)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte veroordeeld voor afpersing. Het was zijn bedoeling het slachtoffer een mes op de keel te zetten, hem te bedreigen en hem daardoor ertoe aan te zetten wiet af te geven. Deze handeling dient gekwalificeerd te worden als afpersing in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummers: 03/700242-07, 03/700708-05 (vtvv) Datum uitspraak: 7 augustus 2007 Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juli 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [Naam verdachte], geboren te [Geboorteplaats en datum verdachte], wonende te [adres verdachte]. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij, verdachte, op of omstreeks 15 oktober 2006 te Hoensbroek in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid verdovend(e) middel(en) en/of geld en/of (een) goed(eren) van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer 1], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [Naam slachtoffer 1] en/of tegen [Naam slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn, verdachtes, mededader(s), althans alleen voornoemde [Naam slachtoffer 1] bij diens keel heeft/hebben vastgepakt/vastgehouden, in elk geval heeft/hebben vastgepakt/vastgehouden en/of voornoemde [Naam slachtoffer 1] tegen diens lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of voornoemde [Naam slachtoffer 1] op een bank heeft/hebben geduwd/gedrukt/geduwd gehouden/gedrukt gehouden en/of met een mes, in elk geval met een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp stekende en/of stotende en/of snijdende bewegingen heeft/hebben gemaakt in de richting van het lichaam van voornoemde [Naam slachtoffer 1] en/of het lichaam van voornoemde [Naam slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij, verdachte op of omstreeks 15 oktober 2006 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Naam slachtoffer 1] en/of [Naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid verdovend(e) middel(en) en/of geld en/of (een) goed(eren) van zijn, verdachtes, gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer 1], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), met voormeld oogmerk met een of meer van zijn, verdachtes, mededader(s), althans alleen voornoemde [Naam slachtoffer 1] bij diens keel heeft/hebben vastgepakt/vastgehouden, in elk geval heeft/hebben vastgepakt/vastgehouden en/of voornoemde [Naam slachtoffer 1] tegen diens lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of voornoemde [Naam slachtoffer 1] op een bank heeft/hebben geduwd/gedrukt/geduwd gehouden/gedrukt gehouden en/of met een mes, in elk geval met een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp stekende en/of stotende en/of snijdende bewegingen heeft/hebben gemaakt in de richting van het lichaam van voornoemde [Naam slachtoffer 1] en/of het lichaam van voornoemde [Naam slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij, verdachte, op of omstreeks 15 oktober 2006 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, een opvouwbaar mes (met opschriften/inscripties Fieldpal en/of Homeij), zijnde voornoemd mes een wapen van de categorie IV onder 7 als bedoeld in de Wet wapens en munitie, heeft gedragen op de openbare weg, de [Straatnaam], in elk geval op een openbare weg; De vrijspraak De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat er geen sprake is geweest van een beoogde wegnemingshandeling, zoals vereist in artikel 310 juncto artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft verklaard dat het zijn bedoeling was het slachtoffer het mes op de keel te zetten om hem zodoende te bedreigen dat het slachtoffer hem wiet zou geven. Deze handeling dient in juridische zin gekwalificeerd te worden als een afpersing in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (door bedreiging met geweld iemand dwingen tot de afgifte van enig goed). De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. subsidiair hij op 15 oktober 2006 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [Naam slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid verdovende middelen toebehorende aan [Naam slachtoffer 1], met voormeld oogmerk met zijn mededader, voornoemde [Naam slachtoffer 1] bij diens keel heeft vastgepakt/vastgehouden en voornoemde [Naam slachtoffer 1] op een bank heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. 2. hij op 15 oktober 2006 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, een opvouwbaar mes (met opschriften/inscripties Fieldpal en Homeij), zijnde voornoemd mes een wapen van de categorie IV onder 7 als bedoeld in de Wet wapens en munitie, heeft gedragen op de openbare weg, de [Straatnaam]. De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt. Feit 1 subsidiair: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; Feit 2: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straffen De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het feit onder 1 primair zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en ten aanzien van het feit onder 2 schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf. De raadsvrouwe heeft gepleit voor een partiële vrijspraak ten aanzien van het deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op [Naam slachtoffer 2]. Ten aanzien van de straf heeft de raadsvrouwe zich gerefereerd. Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving; - de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld; - de omstandigheid dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij slachtoffers van een delict als onder 1 subsidiair bewezenverklaard lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid kunnen blijven bestaan. Anders dan door de officier van justitie gevorderd, acht de rechtbank termen aanwezig om verdachte terzake feit 2, het dragen van een mes, een geldboete op te leggen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte het mes met zich droeg met de intentie, zoals hij zelf heeft verklaard, een persoon te bedreigen. Het beslag Het in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, het mes, volgens eigen opgave aan de verdachte toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het een voorwerp betreft met betrekking tot welke het onder 2 bewezen verklaarde is begaan. De rechtbank heeft bij deze beslissing rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De vorderingen van de benadeelde partijen Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [Naam slachtoffer 1], [Verblijfplaats slachtoffer 1] en [Naam slachtoffer 2], [Adres slachtoffer 2], zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd. De vordering van de benadeelde partij [Naam slachtoffer 1] is onvoldoende onderbouwd zodat deze vordering ongegrond dient te worden verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts niet komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer 2] rechtstreeks schade is toegebracht door het hiervoor onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit, zodat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De vordering tot tenuitvoerlegging Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van 6 maanden gevangenisstraf, aan de verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank d.d. 29 maart 2006, gewezen onder parketnummer 03/700708-05. De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden. Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten. De toepasselijke wettelijke bepalingen De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 45, 62, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van ZES MAANDEN; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor onder 2 bewezenverklaarde tot een geldboete van € 100,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen; - verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten; 2007014115 1 1 mes, kleur: zwart HOMEIJ FIELDPAL - wijst af de vordering van de benadeelde partij [Naam slachtoffer 1], [Verblijfplaats slachtoffer 1]; - veroordeelt de benadeelde partij [Naam slachtoffer 1] in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil; - verklaart de benadeelde partij [Naam slachtoffer 2], [Adres slachtoffer 2], in haar vordering niet-ontvankelijk; - veroordeelt de benadeelde partij [Naam slachtoffer 2] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil; - gelast dat de aan de veroordeelde bij vonnis van deze rechtbank d.d. 29 maart 2006 (parketnummer 03/ 700708-05) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van ZES MAANDEN alsnog zal worden tenuitvoergelegd. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr. M. Senden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 7 augustus 2007.