Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2859

Datum uitspraak2007-08-31
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 75/06 Leges
Statusgepubliceerd


Indicatie

In geschil is of de onderhavige legesnota's terecht zijn vastgesteld.


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Nr. 75/06 31 augustus 2007 Uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z (: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Loppersum (: de heffingsambtenaar), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de ten aanzien van hem vastgestelde legesnota's. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1 De heffingsambtenaar heeft op 15 juli 2002 respectievelijk op 20 maart 2003 twee legesnota's vastgesteld, respectievelijk één met nummer 000000 en één met nummer 000001. 1.2 Bij brief d.d. 24 maart 2004 heeft de heffingsambtenaar er bij belanghebbende op aangedrongen de legesnota's te betalen. 1.3 Belanghebbende heeft op 23 februari 2005 een beroepschrift d.d. 22 februari 2005, bij de rechtbank Groningen ingediend. Daarop heeft die rechtbank op 2 mei 2005 uitspraak gedaan. Bij die uitspraak heeft de rechtbank Groningen zich onbevoegd verklaard. Tevens heeft zij het vorenbedoeld beroepschrift (met bijlagen) doorgestuurd aan het hof, alwaar het op 28 juni 2006 is ingekomen. 1.4 De heffingsambtenaar heeft op 16 oktober 2006 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft belanghebbende op 8 mei 2007 nadere stukken ingediend. De heffingsambtenaar heeft bij faxbericht d.d. 16 mei 2007 en per post afschriften van de door de gemeente Loppersum afkomstige brieven/nota's, die gericht zijn aan belanghebbende, naar het hof gestuurd. 1.5 Het beroep is mondeling behandeld op 24 mei 2007 te Leeuwarden, alwaar belanghebbende is verschenen. Namens de heffingsambtenaar is toen met kennisgeving niemand verschenen. Ter zitting heeft belanghebbende diverse stukken overgelegd. Afschriften daarvan en van het proces verbaal zijn naar de heffingsambtenaar gestuurd. Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst. 1.6 De mondelinge behandeling van het beroep is hervat ter zitting van 27 juli 2007 te Leeuwarden. Belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote, was daarbij aanwezig, alsmede de heer A namens de heffingsambtenaar. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota (met bijlagen) overgelegd en voorgelezen. Na de zitting is bij faxbericht d.d. 17 augustus 2007 van de heffingsambtenaar een nader stuk betreffende de publicatie van de onder 4.4. vermelde Legesverordening 2002 ingekomen. 1.7 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd. 2. De feiten Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting stelt het hof als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast. 2.1 Op 15 juli 2002 en 20 maart 2003 heeft de heffingsambtenaar twee legesnota's ten name van belanghebbende vastgesteld in verband met de weigering van twee verschillende respectievelijk op 24 mei 2002 en 13 september 2002 door hem aangevraagde bouwvergunningen. Belanghebbende heeft tegen de voormelde legesnota's afzonderlijk bezwaar gemaakt. 2.2 Naar aanleiding van het onder 2.1 vermelde bezwaar heeft de heffingsambtenaar op 24 maart 2004 aan belanghebbende een brief gestuurd, waarin hem - samengevat - te kennen is gegeven dat hij de legesnota's moet betalen. Bij brief d.d. 8 maart 2005 heeft de heffingsambtenaar de voormelde brief als uitspraak op bezwaar aangemerkt en vervolgens bekrachtigd. Tevens heeft de heffingsambtenaar belanghebbende daarbij gewezen op het rechtsmiddel van beroep, in te stellen bij de rechtbank Groningen. 2.3 Belanghebbende heeft op 23 februari 2005 een beroepschrift ingediend bij de rechtbank Groningen, die zich bij uitspraak d.d. 2 mei 2005 onbevoegd heeft verklaard van het beroep kennis te nemen. 3. Het geschil en de standpunten van partijen 3.1 In geschil is of de onderhavige legesnota's terecht zijn vastgesteld. 3.2 Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend. 3.3 Voor een uitvoerige motivering van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken. 4. De rechtsoverwegingen vooreerst over de ontvankelijkheid van het beroep en van het bezwaar 4.1 De termijn voor het indienen van een beroep- en bezwaarschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (; Awb) zes weken. Op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (: AWR) vangt de termijn voor het instellen van beroep aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de uitspraak van de inspecteur, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van bekendmaking. Daarbij heeft ingevolge artikel 6:23 van de Awb te gelden dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij wordt vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld. 4.2 Gelet op de inhoud van de brief d.d. 24 maart 2004 van de heffingsambtenaar en van zijn brief d.d. 8 maart 2005, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de brief d.d. 24 maart 2004 als uitspraak op bezwaar moet gelden, waarvan de beroepstermijn pas op 8 maart 2005 is begonnen te lopen. Gelet op artikel 6:15, derde lid, van de Awb is op 23 februari 2005 beroep ingesteld bij het hof. Dit voortijdig ingestelde beroep dient naar het oordeel van het hof op de voet van artikel 6:10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb ontvankelijk te worden verklaard. 4.3 Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de bezwaarschriften is het hof het volgende van oordeel. Afschriften van de legesnota's behoren tot de gedingstukken dan wel zijn ter zitting getoond. Van een rechtsmiddelverwijzing geven deze legesnota's geen blijk. Met betrekking tot de legesnota d.d. 20 maart 2003 heeft belanghebbende ter zitting van 24 mei 2007 het betreffende bezwaarschrift d.d. 15 april 2003 overgelegd. Daarop is door middel een stempel en een handtekening de ontvangst door de gemeente Loppersum op diezelfde datum bevestigd. Gelet hierop is dit bezwaar binnen zes weken ingediend en daarom terecht ontvankelijk verklaard. Dit laatste geldt ook voor de legesnota d.d. 15 juli 2002, waarvan de bezwaardatum niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Voor zover het bezwaar is ingediend op 7 augustus 2002, is dit tijdig ingediend en dus ontvankelijk. Voor zover uitgegaan dient te worden van 18 november 2002 is het ontvankelijk omdat op de nota geen rechtsmiddelverwijzing is gegeven, zodat zich hier een omstandigheid in de zin van artikel 6:11 van de Awb voordoet. 4.4 Met betrekking tot het inhoudelijke geschil. Belanghebbende heeft respectievelijk op 24 mei 2002 en op 13 september 2002 bij de gemeente Loppersum twee verschillende bouwvergunningen aangevraagd. In verband daarmee zijn op grond van de artikelen 2 en 3 van de Legesverordening 2002 en op grond van Hoofdstuk 1, onderdeel A, punt 1.2.2 van de daarbij behorende Tarieventabel ten aanzien van hem de twee onderhavige legesnota's vastgesteld. De Legesverordening 2002 is vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Loppersum van 5 november 2001. De gemeente Loppersum heeft hiervan bekendheid gegeven en de Legesverordening 2002 heeft vervolgens ter inzage gelegen in het gemeentehuis. Nu van gebreken in de totstandkoming van de Legesverordening 2002 voorts niet is gebleken, stelt belanghebbende zijn grief dat er geen legesverordening zou zijn tevergeefs voor. Dit geldt ook voor zijn niet nader onderbouwde stelling dat de legesnota's niet voldeden aan de in de Awb neergelegde eisen. Voor zover belanghebbende hiermee heeft bedoeld te stellen dat er geen rechtsmiddelverwijzing op de nota's was vermeld, heeft het hof hiermee reeds rekening gehouden voor wat betreft de legesnota van 15 juli 2002 (zie 4.2). Het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing kan echter niet leiden tot een vernietiging van de onderhavige legesnota's. De stelling van belanghebbende dat de gemeente Loppersum ten tijde van de aanvraag al wist dat de door hem aangevraagde vergunningen geweigerd zouden worden, hetgeen de heffingsambtenaar ter zitting van 27 juli 2007 betwist, staat evenmin aan de rechtmatigheid van de legesnota's in de weg. Voor een vergoeding van de door belanghebbende in verband met de aangevraagde bouwvergunningen gemaakte kosten is evenmin plaats. 4.5 In de omstandigheden dat de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de betreffende legesnota's niet verwezen heeft naar het daartegen in te stellen rechtsmiddel en dat in de onder 2.2.en 4.2 vermelde brief van 8 maart 2005 voor het rechtsmiddel van beroep abusievelijk is verwezen naar de rechtbank Groningen ziet het hof aanleiding dat de gemeente Loppersum het door belanghebbende betaalde griffierecht ad € 37, - aan hem vergoedt. 5. De proceskosten Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 6. De beslissing Het hof verklaart het beroep ongegrond; en gelast de gemeente Loppersum het griffierecht ad € 37, - aan belanghebbende te vergoeden. Gedaan op 31 augustus 2007 door mr. G.M. van der Meer, raadsheer en voorzitter, op die dag in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. de Jong-Braaksma en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier. Op 5 september 2007 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.