Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2864

Datum uitspraak2007-03-09
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/46122
Statusgepubliceerd


Indicatie

Mvv-aanvraag / studie / waarborg voor vertrek
Eiseres, van Turkse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “het volgen van een studie”. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat het vertrek van eiseres uit Nederland na voltooiing of tussentijdse beëindiging van de studie niet is gewaarborgd. Uit eerdere verzoeken om advies inzake de afgifte van een mvv en mvv-aanvragen, die tot doel hadden voor eiseres rechtmatig verblijf bij haar echtgenoot in Nederland te verkrijgen, leidt verweerder af dat eiseres een duurzaam gezinsleven met haar echtgenoot in Nederland beoogt. De rechtbank stelt vast dat verweerder beoordelingsruimte heeft ter zake van de vraag of het vertrek van de vreemdeling uit Nederland na voltooiing of tussentijdse beëindiging van de studie is gewaarborgd. De rechtbank is, gelet op het in B6/2.2 Vc neergelegde beleid, van oordeel dat verweerder, ook zonder dat hij eiseres in de gelegenheid heeft gesteld een M43-verklaring in te vullen, in de omstandigheid dat eerder de genoemde verzoeken om advies en mvv-aanvragen zijn ingediend, een (sterke) aanwijzing heeft kunnen zien die erop duidt dat eiseres bij voltooiing of tussentijdse beëindiging van haar studie Nederland niet zal verlaten.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Nevenzittingsplaats Haarlem zaaknummer: AWB 06 / 46122 uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 9 maart 2007 in de zaak van: [Eiseres], geboren op [geboortedatum] 1985, van Turkse nationaliteit, eiseres, gemachtigde: mr. P.W.M. Franssen, advocaat te Amsterdam, tegen: de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder, gemachtigde: mr. J.P. van den Bos, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage. 1. Procesverloop 1.1 Eiseres heeft op 15 februari 2006 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “het volgen van studie verpleegkunde aan de hogeschool INHOLLAND te Alkmaar”. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 8 juni 2006 afgewezen. Eiseres heeft tegen het besluit op 29 juni 2006 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 12 september 2006 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit op 20 september 2006 beroep ingesteld. 1.2 Verweerder heeft op 12 januari 2007 een verweerschrift ingediend. 1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 1 februari 2007. Eiseres en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Ter zitting is verschenen de echtgenoot van eiseres, de heer [de hoofdpersoon] (hierna: de hoofdpersoon). 2. Overwegingen 2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde. 2.2 Ingevolge artikel 72, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt een beschikking omtrent de afgifte van een visum, waaronder begrepen een mvv, voor de toepassing van hoofdstuk 7 “Rechtsmiddelen” van de Vreemdelingenwet 2000 gelijkgesteld met een beschikking omtrent een verblijfsvergunning regulier gegeven krachtens deze wet. 2.3 Verweerder pleegt de aanvraag tot het verlenen van een mvv te toetsen aan de voorwaarden die worden gesteld voor het verlenen van een verblijfsvergunning in Nederland. 2.4 Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder g, Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 worden afgewezen, indien de vreemdeling niet voldoet aan de beperking, verband houdende met het doel waarvoor hij wil verblijven. 2.5 Regels over de toepassing van deze afwijzingsgrond zijn neergelegd in het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder n, Vb behelst de hier relevante beperking verband houdend met het volgen van studie. 2.6 Ingevolge artikel 3.41, eerste lid, Vb kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met het volgen van studie worden verleend aan de vreemdeling: a. die voltijds hoger, voortgezet of beroepsonderwijs volgt aan een bij ministeriële regeling aan te wijzen onderwijsinstelling; b. die met een door de bevoegde autoriteiten van de onder a bedoelde onderwijsinstelling afgegeven schriftelijke verklaring aantoont dat hij als student is of zal worden ingeschreven voor voltijdsonderwijs; en c. wiens vertrek uit Nederland na voltooiing of tussentijdse beëindiging van de studie naar het oordeel van Onze Minister redelijkerwijs is gewaarborgd. 2.7 In de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie beleidsregels over de toepassing van deze bepaling vastgesteld. In B6/2.2 Vc is bepaald dat het tijdelijke karakter van het verblijf met zich mee brengt dat de vreemdeling die een verblijfsvergunning heeft voor studiedoeleinden bij voltooiing of tussentijdse beëindiging van de studie ons land dient te verlaten. De vreemdeling dient dan ook in elk geval een verklaring te ondertekenen waarmee hij verklaart ermee bekend te zijn dat hem uitsluitend voor studiedoeleinden verblijf in Nederland wordt toegestaan (model M43). Overigens blijft het ook dan in individuele gevallen mogelijk dat er aanwijzingen zijn die erop duiden dat de vreemdeling Nederland niet zal verlaten. 2.8 De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten, zoals die zijn vermeld in het bestreden besluit en niet zijn weersproken. Eiseres en de hoofdpersoon zijn op 4 augustus 2004 in Turkije getrouwd. Op 28 december 2004 is door de hoofdpersoon aan verweerder advies gevraagd inzake de afgifte van een mvv ten behoeve van eiseres in het kader van gezinsvorming. Op 3 maart 2005 is hierop een negatief advies uitgebracht met als motivering dat eiseres nog geen 21 jaar is. Op 18 maart 2005 is door de hoofdpersoon aan verweerder wederom advies gevraagd inzake de afgifte van een mvv ten behoeve van eiseres in het kader van familiebezoek bij de hoofdpersoon. Op 8 juni 2005 heeft verweerder hierop een negatief advies uitgebracht met als motivering dat de terugkeer van eiseres niet is gewaarborgd. Op 21 april 2005 heeft eisers bij de Nederlandse vertegenwoordiger te Ankara een mvv-aanvraag ingediend in het kader van gezinsvorming bij de hoofdpersoon. Deze aanvraag is op 8 juni 2005 afgewezen met als motivering dat eiseres nog geen 21 jaar is. 2.9 Verweerder heeft de onderhavige aanvraag afgewezen omdat door eiseres niet wordt voldaan aan de in artikel 3.41, eerste lid, aanhef en onder c, Vb genoemde voorwaarde. Aan dat standpunt heeft verweerder, zo blijkt uit het bestreden besluit en de toelichting daarop in het verweerschrift, de volgende motivering ten grondslag gelegd. Uit de eerdere mvv-aanvragen kan worden afgeleid dat eiseres een duurzaam gezinsleven met haar echtgenoot in Nederland beoogt. Die eerdere pogingen om een verblijfsvergunning te verkrijgen met het oog op duurzaam verblijf in Nederland bij haar echtgenoot vormen een zeer sterke indicatie dat eiseres niet de intentie heeft om bij tussentijdse beëindiging of voltooiing van haar studie naar Turkije terug te keren. Voorts is van belang dat eiseres geen zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen heeft die haar noodzaken terug te keren naar Turkije. Bovendien is de hoofdpersoon woonachtig in Nederland er is er geen sprake van substantiële economische binding van eiseres met Turkije. 2.10 Eiseres heeft hiertegen in beroep, verkort weergegeven, het volgende aangevoerd. Ten onrechte heeft verweerder geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan het gestelde in artikel 3.41, eerste lid, aanhef en onder c, Vb. Om te waarborgen dat zij na voltooiing of tussentijdse beëindiging van haar studie vertrekt heeft zij aan verweerder te kennen gegeven dat zij bereid is de verklaring M43 te ondertekenen. Dat haar echtgenoot in Nederland woont en dat eerder een aanvraag om een mvv voor verblijf bij echtgenoot is afgewezen staat er niet aan in de weg dat zij gerechtigd is om in Nederland te komen studeren. Het bestaan van het huwelijk tussen eiseres en de hoofdpersoon is geen grond om haar het volgen van de beoogde studie verpleegkunde onmogelijk te maken. Ook de omstandigheid dat eiseres in Turkije geen werk gevonden heeft rechtvaardigt de weigering van de gevraagde mvv niet. Verweerder heeft op geen enkele wijze geconcretiseerd en aangetoond dat eiseres misbruik zou maken van de toelatingsprocedure voor studenten dan wel zijn beleid op dit punt zodanig te hebben aangepast dat het uitsluitend hebben van een huwelijkse relatie met een Nederlander of dat eerdere pogingen tot toelating voldoende zijn om een aanvraag af te wijzen. Ter zitting heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat de bestreden beslissing in strijd is met Richtlijn 2004/114/EG van 13 december 2004, betreffende de voorwaarden voor toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie (hierna: de Richtlijn), welke geïmplementeerd is op 2 oktober 2006 en in werking is getreden op 11 oktober 2006. De rechtbank overweegt als volgt. 2.11 Met betrekking tot het beroep van eiseres op de Richtlijn overweegt de rechtbank als volgt. Nog afgezien van het feit dat eiseres zich in strijd met de goede procesorde pas ter zitting op de Richtlijn heeft beroepen, kan het beroep daarop niet slagen, nu volgens artikel 22 van de Richtlijn de implementatietermijn hiervan nog niet verstreken is en niet gesteld of gebleken is dat Nederland deze Richtlijn voor het einde van deze termijn geïmplementeerd heeft. 2.12 De rechtbank stelt vast dat, blijkens de tekst van artikel 3.41, eerste lid, aanhef en onder c, Vb, verweerder ter zake van de vraag of het vertrek van de vreemdeling uit Nederland na voltooiing of tussentijdse beëindiging van zijn of haar studie is gewaarborgd beoordelingsruimte heeft. Dat betekent dat de rechtbank dient te beoordelen of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het vertrek van eiseres na voltooiing of beëindiging van de door haar in Nederland gewenste studie verpleegkunde is gewaarborgd. Uit het in B6/2.2 Vc neergelegde beleid blijkt dat verweerder met het oog op de gewenste waarborg voor terugkeer van de vreemdeling die in Nederland wil studeren, de vreemdeling zogenoemde M43-verklaring ter tekening voorlegt, maar dat het in individuele gevallen mogelijk blijft dat er aanwijzingen zijn die erop duiden dat de vreemdeling Nederland niet zal verlaten. Gelet op deze beleidsregels is de rechtbank van oordeel dat verweerder, ook zonder dat hij eiseres in de gelegenheid heeft gesteld een M43-verklaringin te vullen en te ondertekenen, in de omstandigheid dat ten behoeve en door eiseres eerder vermelde mvv-(advies) aanvragen zijn gedaan, die allen tot doel hadden om voor eiseres rechtmatig verblijf bij haar echtgenoot (de hoofdpersoon) in Nederland te verkrijgen, een (sterke) aanwijzing heeft kunnen zien die erop duidt dat eiseres bij voltooiing of tussentijdse beëindiging van haar studie Nederland niet zal verlaten. Reeds op grond hiervan heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat in dit geval niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 3.41, eerste lid, aanhef en onder c, Vb en eiseres derhalve niet in aanmerking komt voor de gevraagde verblijfsvergunning. 2.13 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. 2.14 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten. 3. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, en op 9 maart 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier. Afschrift verzonden op: Coll: Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.