Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2888

Datum uitspraak2007-08-29
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200704521/1 en 200704521/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 22 augustus 2006 heeft verweerder het verzoek van appellant om het treffen van bestuurlijke handhavingsmaatregelen met betrekking tot de rundveehouderij van [vergunninghouder] op het perceel [locatie] te [plaats], afgewezen.


Uitspraak

200704521/1 en 200704521/2. Datum uitspraak: 29 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Liesveld, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 22 augustus 2006 heeft verweerder het verzoek van appellant om het treffen van bestuurlijke handhavingsmaatregelen met betrekking tot de rundveehouderij van [vergunninghouder] op het perceel [locatie] te [plaats], afgewezen. Bij besluit van 7 juni 2007, op dezelfde dag verzonden, heeft verweerder het door appellant hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 2 juli 2007, bij de Raad van State op dezelfde dag ingekomen, beroep ingesteld. Bij brief van 2 juli 2007, bij de Raad van State op dezelfde dag ingekomen, heeft appellant de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2007, waar appellant, in persoon en bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en verweerder, vertegenwoordigd door H.G.J. Scholts en G. van Dorp, beiden werkzaam bij de Milieudienst Zuid-Holland Zuid, en T.C. van Gelder, wethouder van de gemeente Liesveld, zijn verschenen. Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht. Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2.    Overwegingen 2.1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2.2.    Appellant betoogt dat verweerder zijn verzoek om handhaving ten onrechte heeft afgewezen. Hiertoe voert hij - kort weergegeven - aan dat het in werking zijn van de inrichting onaanvaardbare geluid- en trillinghinder veroorzaakt. 2.3.    Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit waren geen gegevens bekend omtrent de geluid- en trillinghinder die door het in werking zijn van de inrichting wordt veroorzaakt. Deze gegevens waren naar het oordeel van de Voorzitter, en zoals door verweerder ook ter zitting is erkend, nodig om een zorgvuldige beslissing op bezwaar te kunnen nemen. Het bestreden besluit is derhalve in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht op grond waarvan verweerder bij de voorbereiding van een besluit onderzoek dient te doen naar de relevante feiten. 2.4.    Het beroep is gegrond. De bestreden beslissing op bezwaar komt voor vernietiging in aanmerking. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daartoe zal de Voorzitter een termijn stellen. 2.5.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.6.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het beroep gegrond; II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Liesveld van 7 juni 2007, kenmerk 06-1788/2045; III.    draagt het college van burgemeester en wethouders van Liesveld op binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit te nemen; IV.    wijst het verzoek af; V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Liesveld tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 984,83 (zegge: negenhonderdvierentachtig euro en drieëntachtig cent), waarvan een gedeelte groot € 966,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Liesveld aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VI.    gelast dat de gemeente Liesveld aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 286,00 (zegge: tweehonderdzesentachtig euro) voor de behandeling van het beroep en het verzoek vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat. w.g. Boll    w.g. Van der Maesen de Sombreff Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2007 190-493.