Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2892

Datum uitspraak2007-08-28
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200704020/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 21 september 2006 heeft de gemeenteraad van Heel, thans Maasgouw, het bestemmingsplan "Kern Heel" vastgesteld.


Uitspraak

200704020/2. Datum uitspraak: 28 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: [verzoekers], wonend te [woonplaats], gemeente Maasgouw, en het college van gedeputeerde staten van Limburg, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 21 september 2006 heeft de gemeenteraad van Heel, thans Maasgouw, het bestemmingsplan "Kern Heel" vastgesteld. Bij besluit van 1 mei 2007, kenmerk 2007/17578 heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan. Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 6 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 12 juni 2007, beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 augustus 2007, waar verzoekers, in persoon, en verweerder, vertegenwoordig door mr. P.F. Winkels, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. E.J.T.H.M. Savelkoul, ambtenaar van de gemeente, gehoord. Buiten bezwaren van partijen zijn nadere stukken in het geding gebracht. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor de kern Heel. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan grotendeels goedgekeurd. 2.3.    Verzoekers, woonachtig aan de [locatie], kunnen zich niet met dit besluit verenigen, voor zover daardoor een verruiming van de gebruiksmogelijkheden voor horecadoeleinden wat betreft de [locatie] te [plaats] mogelijk wordt gemaakt. Zij vrezen voor parkeerproblemen. Verder voeren verzoekers aan dat het plan in zoverre een aantasting van hun privacy met zich brengt. Zij wijzen op negatieve ervaringen met de eigenaar van het desbetreffende perceel in het verleden. Verzoekers verwachten dat ter plaatse buitenlandse werknemers zullen worden ondergebracht, hetgeen volgens hen overlast zal veroorzaken. 2.4.    Op het perceel [locatie] is thans een horecabedrijf gevestigd. De woning van verzoekers is van het horecabedrijf gescheiden door de [weg]. In het vorige plan zijn de gronden aan de [locatie] aangewezen voor "Dorpscentrum -C-". Ingevolge artikel 2.08, eerste lid, van de voorschriften van dat plan zijn de gronden daarmee onder meer bestemd voor horeca. Ingevolge artikel 2.08, tweede lid, aanhef en onder f, van de voorschriften van het vorige plan zijn horecabedrijven uitsluitend toegestaan op de begane grondlaag van een hoofdgebouw. In het voorliggende plan zijn de gronden aan de [locatie] aangewezen voor "Centrumgebied -C-" en daarmee ingevolge artikel 8, eerste lid, van de planvoorschriften onder meer bestemd voor horeca. In het tweede lid onder f van dit artikel is bepaald dat horecadoeleinden uitsluitend zijn toegestaan: (1) ter plaatse en in de omvang van de op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerpplan bestaande horecabedrijven; (2) uitsluitend op de begane grondlaag; (3) uitsluitend in het hoofdgebouw. In afwijking van het onder 1 t/m 3 bepaalde is nieuwvestiging toegestaan, zowel op begane grondlaag als verdiepingen alsmede in de bijgebouwen, mits: - het aantal nieuwe horecabedrijven niet meer dan 1 bedraagt; - sprake is van een horecabedrijf dat nachtverblijf verstrekt. 2.4.1.    De Voorzitter verwacht op voorhand niet dat de veranderingen die het plan wat betreft het gebruik voor horecadoeleinden van het perceel [locatie] ten opzichte van het vorige plan mogelijk maakt, er toe zullen leiden dat er zodanige parkeerproblemen zullen ontstaan dat verweerder hieraan in redelijkheid niet heeft kunnen voorbijgaan. Hierbij neemt hij in aanmerking dat in het vorige plan reeds een vrijstellingsregeling was opgenomen voor het gebruik van de verdiepingslaag van het hoofdgebouw voor horeca. De Voorzitter is verder van oordeel dat de eventuele vermindering van privacy, gelet op het feit dat er een openbare weg ligt tussen de woning van verzoekers en het horecabedrijf, alsmede het feit dat een zekere mate van hinder inherent is aan het wonen in een centrumgebied, niet op voorhand onaanvaardbaar moet worden geacht. De Voorzitter overweegt tot slot dat voor de planologische aanvaarbaarheid van het plan op dit punt het niet relevant is wie de eigendom bezit van de gronden aan de [locatie], noch wie er gebruik van de in het plan geboden mogelijkheden ter plaatse gaat maken. Voor het bestaan van een uitzonderingssituatie in deze ziet de Voorzitter geen aanknopingspunten. 2.5.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat. w.g. Bartel    w.g. Nienhuis Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2007 466.