Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2894

Datum uitspraak2007-08-28
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200703018/3
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 2 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Waterland (hierna: het college), voor zover thans van belang, aan Quartet Projecten B.V. (hierna: vergunninghoudster) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van acht appartementen met bergingen op het perceel Nieuwland 37 te Broek in Waterland.


Uitspraak

200703018/3. Datum uitspraak: 28 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: [verzoekers], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 07-925 en 06-11556 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 21 maart 2007 in het geding tussen: verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van Waterland. 1.    Procesverloop Bij besluit van 2 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Waterland (hierna: het college), voor zover thans van belang, aan Quartet Projecten B.V. (hierna: vergunninghoudster) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van acht appartementen met bergingen op het perceel Nieuwland 37 te Broek in Waterland. Bij besluit van 25 september 2006 heeft het college, voor zover thans van belang, het door verzoekers daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, doch de verleende vrijstelling en bouwvergunning in stand gelaten. Bij uitspraak van 21 maart 2007, verzonden op 22 maart 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem, voor zover thans van belang, het door verzoekers daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 27 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 mei 2007. Bij brief van 1 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 4 juni 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 augustus 2007, waar verzoekers in de personen van [verzoekers], bijgestaan door mr. H.A. Sarolea, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door drs. S. Wiedemeijer, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. W. de Vis, advocaat te Alkmaar, en [gemachtigden], gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    De Voorzitter stelt voorop dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft verklaard. 2.3.    Hetgeen verzoekers hebben aangevoerd, geeft op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling en bouwvergunning niet mochten worden verleend. Gelet hierop, en na afweging van de betrokken belangen, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat. w.g. Claessens    w.g. Van Roessel Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2007 457.