Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2898

Datum uitspraak2007-09-05
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200608992/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 31 oktober 2006 heeft verweerder aan de besloten [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een tankstation met autowasgelegenheid op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 10 november 2006 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200608992/1. Datum uitspraak: 5 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellante], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Bernheze, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 31 oktober 2006 heeft verweerder aan de besloten [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een tankstation met autowasgelegenheid op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 10 november 2006 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 13 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 14 december 2006, beroep ingesteld. Bij brief van 29 januari 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 19 april 2007. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2007, waar appellante, in persoon en bijgestaan door drs. H.P.W. Havens, en verweerder, vertegenwoordigd door J.F.C. van den Braak, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    De inrichting betreft een tankstation voor de aflevering van brandstoffen voor motorvoertuigen, inclusief LPG, met bijbehorende opslag van brandstoffen in ondergrondse tanks. Er zijn verder twee autowasboxen, een shop, kantoorruimten, een magazijn, een opslag voor gasflessen en enkele garageboxen die aan derden worden verhuurd. Voor deze situatie is bij besluit van 26 mei 1999 een revisievergunning verleend. De verandering betreft de ingebruikneming van een inpandige autowasplaats, bestaande uit vier autowasboxen voor het handmatig wassen van auto's met hogedrukreinigers, en een geautomatiseerde wasstraat voor het wassen, drogen en in de was zetten van auto's. Eén van de twee bestaande wasboxen blijft, zo blijkt uit de bij de aanvraag behorende tekening, gehandhaafd. Appellante is woonachtig naast de inrichting. 2.2.    Appellante voert aan dat zij geluidhinder van de inrichting ondervindt en dat door de uitbreiding met de wasplaats sprake zal zijn van een cumulatie van geluid. Zo zal naast de geluidbelasting vanwege het tankstation sprake zijn van geluidoverlast van bezoekers aan de wasstraat, aldus appellante. 2.2.1.    Verweerder heeft zich bij de beoordeling van de van de uitbreiding met de wasstraat te verwachten geluidhinder gebaseerd op het bij de aanvraag behorende akoestisch rapport van Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. van 25 oktober 2005 (hierna: het akoestisch rapport). Dit rapport heeft uitsluitend betrekking op de geluidbelasting van de nieuwe wasplaats. Op basis van het akoestisch rapport heeft verweerder zich bij het nemen van het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat aan de gestelde geluidgrenswaarden kan worden voldaan. 2.2.2.    In het aan de vergunning verbonden voorschrift 1.1.1 is, voor zover hier van belang, bepaald dat de in paragraaf 2.1 van de revisievergunning van 26 mei 1999 gestelde geluidvoorschriften van toepassing zijn op de veranderingen bij het bestreden besluit verleend. In het akoestisch rapport is beoordeeld of vanwege de wasplaats kan worden voldaan aan de geluidnormen gesteld in het aan de vergunning van 26 mei 1999 verbonden voorschrift 2.1.1. Dit voorschrift heeft betrekking op de gehele inrichting. Dit betekent dat de inrichting als geheel, dus inclusief de uitbreiding met de wasplaats, moet voldoen aan de in voornoemd voorschrift gestelde geluidnormen. Nu dit in het akoestisch rapport niet is beoordeeld, kan - zo blijkt uit het deskundigenbericht - niet met zekerheid worden gesteld dat dit, mede gelet op de gebruiksintensiteit van het tankstation, het geval is. In dit verband is relevant dat de geluidbelasting van de wasplaats in de avondperiode ter plaatse van de woning van appellante 2 dB(A) onder de voor de inrichting geldende norm ligt, aldus het deskundigenbericht.    Gelet op het vorenstaande is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onzorgvuldig voorbereid. 2.3.    Het beroep is gegrond. Nu het geluidaspect bepalend is voor de beantwoording van de vraag of de gevraagde vergunning kan worden verleend, dient het bestreden besluit in zijn geheel te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven dan ook geen bespreking. 2.4.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het beroep gegrond; II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bernheze van 31 oktober 2006; III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bernheze tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 675,73 (zegge: zeshonderdvijfenzeventig euro en drieënzeventig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Bernheze aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; IV.    gelast dat de gemeente Bernheze aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat. w.g. Brink    w.g. Van Leeuwen Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2007 373-468.