Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2903

Datum uitspraak2007-09-05
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702753/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 2 oktober 2006 heeft verweerder een verzoek van appellante om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met betrekking tot het jaarlijks afsteken van professioneel vuurwerk vanaf het dak van de parkeergarage aan het Stadhuisplein te Almelo afgewezen.


Uitspraak

200702753/1. Datum uitspraak: 5 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de stichting "Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu", gevestigd te Hengelo, appellante, en het college van burgemeester en wethouders van Almelo, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 2 oktober 2006 heeft verweerder een verzoek van appellante om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met betrekking tot het jaarlijks afsteken van professioneel vuurwerk vanaf het dak van de parkeergarage aan het Stadhuisplein te Almelo afgewezen. Bij besluit van 16 april 2007, verzonden op 17 april 2007, heeft verweerder het door appellante hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 18 april 2007, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. Bij brief van 22 mei 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. ing. M. de Wever, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Aan het onderhavige geding ligt ten grondslag het verzoek van appellante om handhavend op te treden ten aanzien van het jaarlijks afsteken van professioneel vuurwerk vanaf het dak van de parkeergarage aan het Stadhuisplein te Almelo. Appellante stelt dat dit in strijd is met artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, nu voor het afsteken van vuurwerk binnen de inrichting geen vergunning krachtens de Wet milieubeheer is verleend. 2.2.    In de beslissing tot afwijzing van het handhavingsverzoek heeft verweerder zich op het standpunt gesteld, dat voor het incidenteel - te weten één keer per jaar gedurende 20 minuten - tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk op het dak van de betreffende parkeergarage geen vergunning ingevolge de Wet milieubeheer nodig is. Volgens verweerder is deze activiteit dusdanig incidenteel van aard, dat dit geen bedrijfsmatige activiteit is die is toe te rekenen aan de inrichting. Het dak van de parkeergarage wordt bij het afsteken van vuurwerk slechts gebruikt als faciliteit, aldus verweerder. Ook wijst verweerder er op dat binnen de inrichting geen opslag van vuurwerk plaatsvindt. In het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van het verzoek om handhaving gehandhaafd. 2.3.    Voor zover appellante in haar beroepschrift heeft aangevoerd dat verweerder in de beslissing op het verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen, zoals gehandhaafd bij de beslissing op bezwaar, ten onrechte geen beoordeling in het kader van het Besluit luchtkwaliteit en de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening heeft uitgevoerd, overweegt de Afdeling dat het verzoek om handhaving van appellante hier geen betrekking op heeft. Gelet hierop blijven deze aspecten bij de beoordeling van het bestreden besluit buiten beschouwing. 2.4.    Appellante betoogt dat verweerder op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (hierna: het Ivb) in het onderhavige geval niet het bevoegd gezag was om op het verzoek om handhaving te beslissen.    Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting staat vast dat binnen de inrichting geen vuurwerk wordt opgeslagen. Gelet hierop valt de inrichting niet onder categorie 3 van bijlage I van het Ivb. Voorts heeft appellante niet verzocht om handhaving van de bepalingen van het Vuurwerkbesluit. Het vorenstaande in aanmerking genomen is de Afdeling van oordeel dat verweerder in dit geval het bevoegd gezag is om te beslissen op het verzoek van appellante om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen. 2.5.    Appellante kan zich met de afwijzing van haar verzoek om handhaving niet verenigen. In dit verband voert zij aan dat het afsteken van vuurwerk op het dak van de parkeergarage een activiteit is die onderdeel uitmaakt van de inrichting. Hierdoor valt de inrichting niet onder de werkingssfeer van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit) en is de inrichting zonder de daartoe op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer benodigde vergunning in werking. 2.5.1.    In artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit is bepaald dat het Besluit van toepassing is op een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is voor het parkeren, stallen of verhuren van voor het vervoer van mensen of goederen over de weg bestemde motorvoertuigen, gelede voertuigen, aanhangwagens of caravans. 2.5.2.    Op 11 april 2005 heeft de drijver van de inrichting, Stadstoezicht Almelo B.V., een melding gedaan op grond van het Besluit. Hierin is aangegeven dat binnen de inrichting, een parkeergarage, tegen vergoeding personenauto's worden gestald. Uit de stukken blijkt dat één keer per jaar ter afsluiting van de centrumkermis in Almelo gedurende 20 minuten professioneel vuurwerk wordt afgestoken waarbij het dak van de parkeergarage wordt gebruikt als voorziening. Het afsteken van het vuurwerk en de voorbereidingen hiervoor worden uitgevoerd door een particulier bedrijf, dat beschikt over een daartoe benodigde vergunning op grond van het Vuurwerkbesluit. Voor het afsteken van het vuurwerk vanaf het dak van de parkeergarage wordt door het college van gedeputeerde staten aan dit bedrijf een ontbrandingstoestemming als bedoeld in het Vuurwerkbesluit verleend.    Het vorenstaande in aanmerking genomen is de Afdeling van oordeel dat het eenmaal per jaar gedurende 20 minuten afsteken van professioneel vuurwerk vanaf het dak van de parkeergarage geen activiteit is die onderdeel uitmaakt van de inrichting. Gelet hierop is de inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd voor het parkeren van voor het vervoer van mensen of goederen over de weg bestemde motorvoertuigen en valt zij daarmee onder de werkingssfeer van het Besluit. Nu derhalve artikel 8.1 van de Wet milieubeheer niet is overtreden, heeft verweerder bij het bestreden besluit zijn besluit tot afwijzing van het verzoek van appellante om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen, terecht gehandhaafd. 2.6.    Appellante heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de gronden van haar verzoek om handhaving en haar bezwaarschrift. In het bestreden besluit heeft verweerder zijn reactie daarop gegeven. Appellante heeft noch in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom deze reactie onjuist zou zijn. Ook voor het overige zijn daarvoor geen gronden. Het beroep is in zoverre ongegrond. 2.7.    Het beroep is ongegrond. 2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Douwes, ambtenaar van Staat. w.g. Brink    w.g. Douwes Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2007 443