Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2908

Datum uitspraak2007-09-05
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200608911/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 8 november 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht (hierna: het college) bouwvergunning geweigerd voor het gewijzigd uitvoeren van een bouwplan op het perceel [locatie] (hierna: het perceel).


Uitspraak

200608911/1. Datum uitspraak: 5 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/3226 van de rechtbank Breda van 1 november 2006 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht. 1.    Procesverloop Bij besluit van 8 november 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht (hierna: het college) bouwvergunning geweigerd voor het gewijzigd uitvoeren van een bouwplan op het perceel [locatie] (hierna: het perceel). Bij besluit van 4 mei 2006 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 1 november 2006, op dezelfde dag verzonden, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 7 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 12 december 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 12 februari 2007 heeft het college van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2007 waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door H.J.M. Marcus, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Voor het oorspronkelijke bouwplan is bij besluit van 16 april 2003 bouwvergunning verleend. Het gewijzigd uitvoeren van dit bouwplan betreft het met andere afmetingen, materialen en kleurstelling uitvoeren van de dakkapel aan de achterzijde en de nokverhoging aan de voorzijde van de woning op het perceel. Voorts voorziet het bouwplan in de vervanging van de boeiboorden aan de zijgevels door trespa elementen.   2.2.    Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de weigering van de bouwvergunning niet had mogen baseren op de negatieve adviezen van de adviescommissie Welstandszorg Noord-Brabant van 14 september 2005 en 11 oktober 2005. 2.3.    Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college in dit geval mocht afgaan op de adviezen van de adviescommissie Welstandszorg Noord-Brabant, nu appellant geen tegenadvies van een deskundige heeft overgelegd en er ook overigens geen grond bestond voor het oordeel dat deze adviezen naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoonden dat het college ze niet - of niet zonder meer - aan het oordeel over de welstand ten grondslag had mogen leggen.    Appellant betoogt tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het college inconsistent heeft gehandeld nu het de blauwe kleur van de dakkapel in ernstige strijd acht met de redelijke eisen van welstand, maar de boeiboorden langs het zadeldak van de woning, die in dezelfde blauwe kleur zijn uitgevoerd niet. In het welstandsadvies van 11 oktober 2005 is vermeld dat de aangebrachte blauwe kleurstelling in ernstige mate strijdig is met de redelijke eisen van welstand hetgeen betrekking heeft op alle onderdelen van het bouwplan waarvoor bouwvergunning is geweigerd, derhalve met inbegrip van de boeiboorden.    Anders dan appellant veronderstelt, worden in onderdeel "gebied 8, Gele Helmbloem" van de Nota Welstandsbeleid, Kern Huijbergen, juni 2002, felle kleuren in het geheel niet genoemd. De stelling van appellant dat de rechtbank ter zake niet heeft onderkend dat de welstandsadviezen op dit punt naar inhoud onjuist zijn, faalt derhalve. 2.4.    Appellant doet voorts een beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat een ambtenaar van bouwtoezicht bij een controlebezoek hem niet op de gevolgen van zijn renovatie- en bouwactiviteiten heeft gewezen. 2.5.    Het betoog slaagt niet. De rechtbank heeft terecht overwogen dat slechts het college een bouwvergunning kan verlenen. In dit verband is tevens van belang dat de ambtenaar van bouwtoezicht appellant heeft geadviseerd om een bouwvergunning aan te vragen voor het gewijzigde bouwplan. Appellant wist, althans kon weten dat het college en niet de ambtenaar bevoegd is om op de aanvraag te beslissen en dat deze beslissing in zijn nadeel kon uitvallen. 2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van Staat. w.g. Slump    w.g. Huijben Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2007 17-313-560.