Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2915

Datum uitspraak2007-08-30
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200704634/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 21 mei 2007 heeft verweerder aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor opslaan, overslaan en bewerken van metalen, autowrakken en afvalhout alsmede het opslaan van glas, accu's en kabelafval. De beschikking is op 4 juni 2007 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200704634/2. Datum uitspraak: 30 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: [verzoekster], gevestigd te [plaats], en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 21 mei 2007 heeft verweerder aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor opslaan, overslaan en bewerken van metalen, autowrakken en afvalhout alsmede het opslaan van glas, accu's en kabelafval. De beschikking is op 4 juni 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 4 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. Bij brief van 4 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 augustus 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. W. Lever, advocaat te Leiden, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. drs. A.J. Rusting, ambtenaar van de provincie Zuid-Holland, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster als partij gehoord, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. Th.A.G. Vermeulen, advocaat te Rosmalen. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wetten doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het geding. 2.3.    Bij besluit van 13 januari 2005 heeft verweerder aan vergunninghoudster een revisievergunning verleend. Dit besluit is door de Afdeling vernietigd bij uitspraak van 1 februari 2006, nr. 200501587/1, onder meer, voor zover hier van belang, omdat de geluidsbelasting op het gezinsvervangend tehuis "De Nederhof" onvoldoende was onderzocht, en omdat de vergunde activiteiten ten onrechte niet waren getoetst aan het Besluit luchtkwaliteit 2005. Verweerder heeft daarop een nieuw ontwerpbesluit ter inzage gelegd volgens hetwelk de vergunning geweigerd zou worden op gronden die met de uitspraak van de Afdeling geen verband hielden. Vergunninghoudster heeft daartegen bedenkingen ingebracht. Verweerder heeft daarna het thans bestreden besluit genomen, waarbij de vergunning is verleend. 2.4.    Tegen het besluit is door onder meer verzoekster op een aantal gronden beroep ingesteld. Als grond voor haar verzoek voert verzoekster aan dat, haars inziens ten onrechte, aan het bestreden besluit geen uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.5 (oud) van de Algemene wet bestuursrecht ten grondslag ligt. Weliswaar is deze procedure gevolgd ter voorbereiding van het vernietigde besluit van 13 januari 2005, maar gelet op de wijzigingen ten opzichte van het vernietigde besluit, en de nieuwe onderzoeken die zijn gedaan, kan verweerder volgens verzoekster niet op de toen gevolgde procedure terugvallen. Verzoekster wijst in dat verband op aanvullend onderzoek naar de geluidsbelasting van het gezinsvervangend tehuis "De Nederhof", en de daarop gebaseerde wijzigingen in het besluit. Voorts wijst zij op de toets aan het Besluit luchtkwaliteit 2005 die na de vernietiging heeft plaatsgevonden. 2.5.    De Voorzitter overweegt dat het bevoegd gezag in het geval van vernietiging van een besluit door de bestuursrechter, in beginsel terug kan vallen op de procedure die aan het vernietigde besluit ten grondslag lag. In bijzondere gevallen kan een zorgvuldige voorbereiding en besluitvorming met zich brengen dat (mede gelet op aard en ernst van de gebreken die tot vernietiging hebben geleid) het bevoegd gezag de gelegenheid moet bieden te reageren op een nieuw ontwerp voordat wordt overgegaan tot het nemen van een definitief besluit, zoals de Afdeling heeft overwogen in onder meer haar uitspraken van 29 juni 2005, nr. 200407054/1, 4 november 2004, nr. 200407495/2, 30 juni 2004, nr. 200307450/1, 16 april 2003, nr. 200202984/1 en 29 januari 2003, nr. 200201530/1. De Voorzitter constateert dat de geluidsbelasting op "De Nederhof" aanvullend is vastgesteld op basis van hetzelfde geluidsmodel als gebruikt is voor het geluidsrapport bij de vergunningaanvraag. Het is niet gebleken dat verweerder op grond van deze aanvulling genoopt is wezenlijk andere conclusies te trekken dan hij gedaan heeft in het vernietigde besluit. Ten aanzien van de toets aan het Besluit luchtkwaliteit 2005, waar verzoekster op wijst, constateert de Voorzitter dat deze toets niet heeft geleid tot nieuwe gezichtspunten die verweerder tot een ander oordeel nopen. De toets leidt namelijk tot de conclusie dat aan de normen van het Besluit luchtkwaliteit 2005 wordt voldaan, en er op die grond dus geen beletsel is voor het verstrekken van de vergunning. De Voorzitter is mede gelet hierop voorshands van oordeel dat verweerder kon terugvallen op de aan het vernietigde besluit ten grondslag liggende procedure. Gelet hierop ziet de Voorzitter geen aanleiding om te verwachten dat het bestreden besluit op de in het verzoek aangevoerde grond vernietigd zal worden. 2.6.    Ter zitting heeft verzoekster te kennen gegeven dat ze ook de overige door haar in beroep aangevoerde gronden als gronden voor haar verzoek wil inbrengen. Noch het verzoek om voorlopige voorziening van 4 juli, noch een der overige door verzoekster ingediende stukken geeft echter houvast voor de opvatting dat het verzoek een zodanig ruime strekking heeft. Nu niet aannemelijk is dat zij de desbetreffende gronden voor het verzoek niet eerder had kunnen aanvoeren, is het alsnog inbrengen van deze gronden in de onderhavige procedure in strijd met de goede procesorde. De Voorzitter laat deze gronden daarom buiten beschouwing. 2.7.     Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat. w.g. Brink    w.g. Sparreboom Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2007 195-539.