Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2922

Datum uitspraak2007-08-30
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200705100/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 16 augustus 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht (hierna: het college) de door [wederpartijen] (hierna: [wederpartij]) aangevraagde Drank- en Horecawetvergunning geweigerd. Bij besluit van 16 augustus 2006 heeft de burgemeester van Dordrecht de door [wederpartij] aangevraagde exploitatievergunning geweigerd.


Uitspraak

200705100/2. Datum uitspraak: 30 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, verzoekers, tegen de uitspraak in zaak no. AWB 07/155 van de rechtbank Dordrecht van 11 mei 2007 in het geding tussen: [wederpartijen], en verzoekers. 1.    Procesverloop Bij besluit van 16 augustus 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht (hierna: het college) de door [wederpartijen] (hierna: [wederpartij]) aangevraagde Drank- en Horecawetvergunning geweigerd. Bij besluit van 16 augustus 2006 heeft de burgemeester van Dordrecht de door [wederpartij] aangevraagde exploitatievergunning geweigerd. Bij besluit van 16 februari 2007 hebben verzoekers het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard en de besluiten van 16 augustus 2006 gehandhaafd onder wijziging van de motivering verklaard. Bij uitspraak van 11 mei 2007, verzonden op 8 juni 2007, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en de voorlopige voorziening getroffen dat verzoekers [wederpartij] dienen te behandelen als beschikken zij over de door hen aangevraagde Drank- en Horecawetvergunning en exploitatievergunning met ingang van zes weken na verzending van de uitspraak. Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 20 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 2 augustus 2007 hebben verzoekers de Afdeling een drietal stukken van het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur toegezonden en de Afdeling verzocht op de voet van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat uitsluitend de Afdeling kennis mag nemen van deze stukken. Op 3 augustus 2007 heeft de Afdeling in een andere samenstelling beslist dat de verzochte beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. [wederpartij] heeft desgevraagd geen toestemming verleend als bedoeld in het vijfde lid van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2007, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. R.C.M. van Meer-Dijksman en S. van Dongen, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de gemeente, en [wederpartij] in persoon en bijgestaan door mr. A.H. Gaastra, advocaat te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Het verzoek strekt ertoe de voorziening te treffen dat verzoekers [wederpartij] niet dienen te behandelen als beschikten zij over de door hen aangevraagde exploitatie- en Drank- en Horecawetvergunning. 2.3.    Mede gelet op de uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2007 in zaak no. 200606025/1 staat op voorhand niet vast dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure bevestigd zal worden en geconcludeerd zal worden dat verzoekers de aangevraagde vergunningen niet hebben mogen weigeren op de grond dat ernstig gevaar bestaat dat deze mede zullen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen op geld waardeerbare voordelen te benutten. Gelet op het zwaarwegende belang van verzoekers bij het voorkomen dat door hen verleende vergunningen hiertoe worden benut, vormt het belang van [wederpartij] bij de exploitatie van hun onlangs ten gevolge van de door de rechtbank getroffen voorziening geopende café onvoldoende grond voor afwijzing van het verzoek. 2.4.    De Voorzitter ziet aanleiding de na te melden voorziening te treffen. 2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak in zaak no. AWB 07/155 van de rechtbank Dordrecht van 11 mei 2007, voor zover daarbij de voorlopige voorziening is getroffen dat [wederpartijen] dienen te worden behandeld als beschikten zij over de door hen gevraagde Drank- en Horecawetvergunning en exploitatievergunning. Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van Staat. w.g. Troostwijk    w.g. Mathot Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2007 413.