Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2925

Datum uitspraak2007-08-31
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200703983/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 29 september 2004 heeft de gemeenteraad van Bergen op Zoom het bestemmingsplan "Zuidelijke Stadsrand (Augustapolder)" vastgesteld.


Uitspraak

200703983/2. Datum uitspraak: 31 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: 1.    [verzoekers sub 1], wonend te Bergen Op Zoom, 2.    de vereniging "Benegora", gevestigd te Bergen op Zoom, verzoekers, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 29 september 2004 heeft de gemeenteraad van Bergen op Zoom het bestemmingsplan "Zuidelijke Stadsrand (Augustapolder)" vastgesteld. Bij besluit van 3 mei 2005, no. 1033291, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan. De Afdeling heeft het besluit van 3 mei 2005 bij uitspraak van 22 november 2006, no. 200505491/1, gedeeltelijk vernietigd. Verweerder heeft bij zijn besluit van 17 april 2007, no. 1265418, voor zover nodig opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben [verzoekers sub 1] bij brief van 8 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 11 juni 2007, en verzoekster sub 2 (hierna: Benegora) bij brief van 9 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 12 juni 2007, beroep ingesteld. Bij brief van 8 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 11 juni 2007, hebben [verzoekers sub 1] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft Benegora de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 augustus 2007, waar [verzoekers sub 1] in persoon en bijgestaan door mr. P. Elion, en Benegora, vertegenwoordigd door W. de Haan, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.F.M. Vos, ambtenaar van de provincie zijn verschenen. Voorts is daar de gemeenteraad van Bergen op Zoom, vertegenwoordigd door D.M.J. Lemmens en ing. L.A.M. Baalen, ambtenaren van de gemeente, gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Het plan beoogt ter plaatse van de zuidelijke stadsrand van Bergen op Zoom (de Augustapolder) de ontwikkeling van een stadsuitbreidingslocatie voor de bouw van maximaal 1.600 woningen mogelijk te maken en de overgang van stad naar landelijk gebied vorm te geven. 2.3.     [verzoekers sub 1] vrezen onomkeerbare gevolgen als gevolg van de inwerkingtreding van het besluit voor zover daarbij opnieuw goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Stadsuitbreiding: wonen en natuur -(SU/N)-" dat betrekking heeft op de deelgebieden VII en VIII. Zij wijzen daartoe op het feit dat in genoemde gebieden reeds grondwerkzaamheden worden verricht zonder dat ten behoeve van deze deelgebieden adequaat natuur- en milieuonderzoek is verricht. Verder voldoet het luchtkwaliteitsonderzoek niet aan de voorwaarden die de Afdeling daaraan heeft gesteld in haar uitspraak van 22 november 2006.    Benegora vreest eveneens onomkeerbare gevolgen als gevolg van de inwerkingtreding van het besluit voor zover daarbij opnieuw goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Stadsuitbreiding: wonen en natuur -(SU/N)-" dat betrekking heeft op de deelgebieden VI en VII. Zij voert daartoe aan dat in de deelgebieden volop werkzaamheden plaatsvinden die schade veroorzaken aan de ter plaatse voorkomende waarden. Benegora stelt verder dat het bestreden besluit ten onrechte voorbij gaat aan de voornoemde uitspraak van de Afdeling. Zij is er onder meer niet van overtuigd dat woningbouw binnen de genoemde deelgebieden niet in strijd is met het streekplan. 2.4.    Verweerder heeft het plan, voor zover hier van belang, opnieuw niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het plan in zoverre goedgekeurd. Nu woningbouw in de deelgebieden VI en VII eerst in 2010 is voorzien ontbreekt naar de mening van verweerder in zoverre het spoedeisende belang om een voorlopige voorziening te treffen. Wat betreft deelgebied VIII stelt verweerder dat voldoende natuuronderzoek is verricht en dat ook een vergunning op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 is verleend. Bij het plan dat op grond van artikel 30 van de WRO is vastgesteld is een notitie over de luchtkwaliteit opgenomen waaruit naar de mening van verweerder blijkt dat aan het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk 2005) kan worden voldaan. 2.5.    De Voorzitter overweegt verder dat ter zitting door verweerder is gesteld dat de werkzaamheden die in de deelgebieden VI en VII worden verricht betrekking hebben op natuurontwikkeling en de verlegging van de riolering voor bestaande woningen alsmede woningen waarvan de planregeling inmiddels onherroepelijk is. Anders dan verzoekers betogen hebben deze werkzaamheden derhalve geen betrekking op de verwezenlijking van de woonbestemming binnen deze deelgebieden. Daarbij is verder van belang dat de gemeenteraad ter zitting heeft gesteld dat de woningbouw in deze deelgebieden eerst in 2010 is voorzien. Met de realisering van het woon/werkgebied in deelgebied VIII wenst de gemeenteraad echter zo spoedig mogelijk te beginnen.    Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de Voorzitter, anders dan voor deelgebied VIII, niet gebleken van een spoedeisend belang voor de deelgebieden VI en VII. Derhalve bestaat in zoverre geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek van Benegora dient daartoe in zijn geheel, en het verzoek van [verzoekers sub 1, voor zover dat betrekking heeft op deelgebied VII, te worden afgewezen. 2.6.    Wat betreft de luchtkwaliteit heeft de Voorzitter ernstige twijfel of de luchtkwaliteitsnotitie van 12 januari 2006 waarop verweerder zich in het bestreden besluit heeft gebaseerd toereikend is om aan de uitspraak 200505491/1 van de Afdeling van 22 november 2006  tegemoet te komen. Zo is verzuimd onderzoek te verrichten naar de gevolgen van het plan voor de jaargemiddelde concentratie voor stikstofdioxide en zwevende deeltjes (PM10), terwijl dit in de overwegingen van voornoemde uitspraak uitdrukkelijk was opgenomen. Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen ziet de Voorzitter reeds hierin aanleiding om de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Stadsuitbreiding: wonen en natuur -(SU/N)-" dat betrekking heeft op deelgebied VIII, bij wijze van voorlopige voorziening, te schorsen. 2.7.    Wat betreft [verzoekers sub 1] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Voor een proceskostenveroordeling voor Benegora bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 17 april 2007, kenmerk 1265418, voor zover het betreft de  goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Stadsuitbreiding: wonen en natuur -(SU/N)-" dat betrekking heeft op deelgebied VIII; II.    wijst het verzoek van Benegora geheel en het verzoek van [verzoekers sub 1] voor het overige af; III.    gelast dat de provincie Noord-Brabant aan [verzoekers sub 1] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van der Sluijs, ambtenaar van Staat. w.g. Kosto    w.g. Van der Sluijs Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2007 461.