Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2953

Datum uitspraak2007-05-02
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700482-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verdachte heeft zich blijkens het bewezenverklaarde schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen en pogingen tot diefstal. Uit het over verdachte opgemaakte deskundigenrapport volgt dat verdachte ten tijde van het plegen van de diefstallen en pogingen tot diefstal (licht) verminderd toerekeningsvatbaar was. De raadsman heeft betoogd dat ten aanzien van in totaal vier ten laste gelegde feiten lagere bedragen door zijn cliënt zijn weggenomen, dan in de tenlastelegging staan vermeld. De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij, reeds omdat verdachte bij de politie, noch tijdens het onderzoek ter terechtzitting en bij de rechter-commissaris eenduidig over de hoogte van de weggenomen bedragen heeft verklaard. De rechtbank hecht gelet op het vorenstaande meer waarde aan de verklaringen van de aangevers dan aan die van verdachte. Op grond van de verklaringen van de aangevers gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte de onder 2, 3, 4 primair en 6 van de tenlastelegging genoemde bedragen heeft weggenomen.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummer: 03/700482-06 Datum uitspraak: 2 mei 2007 Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [Naam verdachte], geboren te [Geboorteplaats en datum verdachte], wonende te [Adres verdachte], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid – Huis van Bewaring Overmaze te Maastricht. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 9 september 2006 te Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan frituur [Naam frituur 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [Naam slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, een mes heeft vastgehouden, terwijl de punt van dat mes wees in de richting van die [Naam slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 7 augustus 2006 te Meerssen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 600 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan frituur [Naam frituur 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [Naam slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp heeft gehouden in de richting van die [Naam slachtoffer 2]; 3. hij op of omstreeks 26 augustus 2006 te Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 881,20 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam videotheek], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [Naam slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp is gelopen in de richting van die [Naam slachtoffer 3]; 4. hij op of omstreeks 1 augustus 2006 te Meerssen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 100 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan frituur [Naam frituur 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [Naam slachtoffer 4] en/of [Naam slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [Naam slachtoffer 4] en/of (vervolgens) voornoemde [Naam slachtoffer 5] met kracht heeft vastgepakt en/of een mes op korte afstand heeft gehouden van de keel van die [Naam slachtoffer 5] en/of (vervolgens) heeft gezegd: "geld, geld"; subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij op of omstreeks 1 augustus 2006 te Meerssen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Naam slachtoffer 4] en/of [Naam slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 100 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan frituur [Naam frituur 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [Naam slachtoffer 4] en/of (vervolgens) voornoemde [Naam slachtoffer 5] bij haar keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heeft gezegd: "geld, geld"; 5. hij op of omstreeks 15 augustus 2006 te Meerssen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan frituur [Naam frituur 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft getracht de kassa open te maken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 6. hij op of omstreeks 20 augustus 2006 te Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, te weten ongeveer 800 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Frituur [Naam frituur 4] (eigenaar [Naam eigenaar frituur 4]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [Naam slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een mes heeft gehouden in de richting van die [Naam slachtoffer 6]. Verbeterde schrijffouten Tengevolge van kennelijke schrijffouten staat in de dagvaarding in het tenlastegelegde onder 4 telkens vermeld “[Naam slachtoffer 5]” in plaats van “[Naam slachtoffer 5]”; De rechtbank herstelt deze fouten, aangezien dit mogelijk is zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. hij op 9 september 2006 te Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan frituur [Naam frituur 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [Naam slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, een mes heeft vastgehouden, terwijl de punt van dat mes wees in de richting van die [Naam slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 7 augustus 2006 te Meerssen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 600 euro, toebehorende aan frituur [Naam frituur 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [Naam slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een mes heeft gehouden in de richting van die [Naam slachtoffer 2]; 3. hij op 26 augustus 2006 te Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 881,20 euro, toebehorende aan [Naam videotheek], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [Naam slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, met een mes is gelopen in de richting van die [Naam slachtoffer 3]; 4. primair hij op 1 augustus 2006 te Meerssen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 100 euro, toebehorende aan frituur [Naam frituur 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [Naam slachtoffer 4] en [Naam slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, [Naam slachtoffer 5] met kracht heeft vastgepakt en een mes op korte afstand heeft gehouden van de keel van die [Naam slachtoffer 5] en heeft gezegd: "geld, geld"; 5. hij op 15 augustus 2006 te Meerssen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan frituur [Naam frituur 3], heeft getracht de kassa open te maken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 6. hij op 20 augustus 2006 te Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, te weten ongeveer 800 euro, toebehorende aan Frituur [Naam frituur 4] (eigenaar [Naam eigenaar frituur 4]), welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [Naam slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een mes heeft gehouden in de richting van die [Naam slachtoffer 6]. Nadere bewijsoverweging Ten aanzien van de onder 2, 3, 4 primair en 6 van de tenlastelegging genoemde bedragen heeft de raadsman, samengevat, betoogd dat niet deze, maar lagere bedragen door cliënt zijn weggenomen. De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij, reeds omdat verdachte bij de politie, noch tijdens het onderzoek ter terechtzitting en bij de rechter-commissaris eenduidig over de hoogte van de weggenomen bedragen heeft verklaard. De rechtbank hecht gelet op het vorenstaande meer waarde aan de verklaringen van de aangevers dan aan die van verdachte. Op grond van de verklaringen van de aangevers gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte de onder 2, 3, 4 primair en 6 van de tenlastelegging genoemde bedragen heeft weggenomen. De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt. Feit 1: poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Feit 2: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Feit 3: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Feit 4 primair: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Feit 5: poging tot diefstal. Feit 6: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken. De strafbaarheid van de verdachte Ten aanzien van verdachte is door drs. J.F.G.M. van Nunen, klinisch psycholoog, na inzage van de gerechtelijke stukken, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psycholoog een rapport, gedateerd 14 februari 2007, opgemaakt, welk rapport bij de beantwoording van de vraagstellingen vermeldt -zakelijk weergegeven-: - Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een (lichte) (gemengde) persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anders omschreven). - Hiervan was sprake ten tijde van het tenlastegelegde. - Vanuit een sterke impuls om aan de behoefte aan zorg van zijn zuster en haar pasgeboren baby tegemoet gekomen is betrokkene, toen dat niet op sociaal/maatschappelijk aanvaarde manier lukte, tot het aan hem tenlastegelegde gekomen. Er was inzicht in de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde maar de impuls om voor zijn zuster en haar baby te zorgen was sterker, stond centraal en was gedragsbepalend. Er is een directe relatie tussen het tenlastegelegde en de bij betrokkene geconstateerde gebrekkige ontwikkeling/(lichte) persoonlijkheidsstoornis. Voor het aan hem tenlastegelegde kan betrokkene als (licht) verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd worden. De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, met de in het rapport gegeven beantwoording en maakt deze mitsdien tot de hare. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straffen en maatregel De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten feit onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook indien zulks ambulante en/of deeltijd behandeling in een FPK inhoudt. De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde gevangenisstraf aangevoerd dat deze te hoog is en dat, mede gelet op het blanco strafblad van verdachte het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zo kort mogelijk dient te zijn, zodat zo snel mogelijk begonnen kan worden met de behandeling van verdachte. Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen en maatregel het volgende. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen en maatregel gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving en de mate waarin het bewezenverklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht. Voorts is rekening gehouden met het gewelddadig karakter van het bewezenverklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke overvallen door de slachtoffers als uitermate beangstigend worden ervaren. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans nog lange tijd nadelige psychische gevolgen ondervinden. Verdachte is aan de gevolgen van zijn handelen volledig voorbijgegaan en heeft zich uitsluitend laten leiden door zijn streven naar geldelijk gewin. De rechtbank betrekt bij de straftoemeting voorts dat de zich in het dossier bevindende verklaringen van verdachte en zijn houding ter terechtzitting niet getuigen van doorleefde spijt en van het inzicht daadwerkelijk verkeerd te hebben gehandeld. Bij de bepaling van de straf is voorts rekening gehouden met het voormelde rapport van drs. Van Nunen -zakelijk weergegeven-: Er is een (geringe) kans op recidive, als zijn zuster en/of haar kinderen of mogelijk ook andere dierbare familieleden (vader, zwager) in de problemen komen dan zal betrokkene proberen deze problemen coûte que coûte proberen op te lossen ook al moet hij daarvoor de wet overtreden. Een geringe kans omdat de financiële situatie van zijn zwager en zuster inmiddels verbeterd is en ook omdat hij nu geconfronteerd is geweest met de gevolgen van zijn daden en des te meer heeft ingezien dat hij door het tenlastegelegde de slachtoffers psychische schade heeft berokkend. De rechtbank acht in tegenstelling tot de psycholoog drs. Van Nunen de kans op recidive, gelet op de houding van verdachte ter terechtzitting, het ontbreken van het inzicht van verdachte in de strafwaardigheid van zijn handelen en het gemak waarmee verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd, hoog. De rechtbank zal teneinde de recidivekans te verkleinen, gelijk ook het advies van reclasseringswerkster [Naam reclasseringsmedewerkster] in haar voorlichtingsrapportage en haar toelichting ter terechtzitting, verdachte verplicht reclasseringscontact opleggen als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk gedeelte van na te melden straf, ook indien zulks ambulante en/of deeltijd behandeling in de GGZE danwel een gelijksoortige instelling inhoudt. Het in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes, blijkens het onderzoek ter terechtzitting toebehorend aan verdachte, is vatbaar voor verbeurdverklaring. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het een voorwerp is met betrekking tot welke het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 bewezenverklaarde is begaan. De vorderingen van de benadeelde partijen Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [Naam slachtoffer 2] en [Naam slachtoffer 4] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer 2] door het hiervoor onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 1400,00 (bestaande uit € 600,00 materiële schade en de immateriële schade voorlopig vast te stellen op € 800,00) en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij [Naam slachtoffer 4], voor zover deze vordering betrekking heeft op een vergoeding ter zake winstderving, niet van zodanig eenvoudige aard dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent, reden waarom zij zal bepalen dat deze benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk is en die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Voor het overige is de vordering van de benadeelde partij [Naam slachtoffer 4] wel van zodanig eenvoudige aard gebleken dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer 4] door de hiervoor onder 4 primair en 5 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 1100,00 (bestaande uit materiële schade € 100,00 en de immateriële schade voorlopig vast te stellen op € 1000,00) en nu aan de verdachte ter zake van die feiten een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Nu de verdachte onder meer ter zake van de hiervoor onder 2, 4 primair en 5 bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de slachtoffers zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partijen [Naam slachtoffer 2] en [Naam slachtoffer 4] aansprakelijk is voor de schade die door deze strafbare feiten is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten. De toepasselijke wettelijke bepalingen De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VEERTIG MAANDEN; - beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot tien maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, danwel de volgende bijzondere voorwaarde; - stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht, Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook indien zulks ambulante en/of deeltijd behandeling in de GGZE danwel een gelijksoortige instelling inhoudt; - geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - verklaart verbeurd het inbeslaggenomen mes; - gelast de teruggave van het volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp: videoband bespeeld, aan [Naam videotheek] [Adres videotheek]; - veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer 2], [Adres slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 1.400,00 (duizendvierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente van 7 augustus 2006 tot aan de dag der algehele voldoening; - veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [Naam slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil; - legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het laatstgenoemde slachtoffer aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast naar de maatstaf van één dag voor elke volle 50 euro van het te betalen bedrag, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft; - bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen; - veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Friture [Naam frituur 3] mw. [Naam slachtoffer 4], [Adres slachtoffer 4] te betalen een bedrag van € 1.100,00 (duizendhonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2006 tot aan de dag der algehele voldoening; - bepaalt dat de benadeelde partij Friture [Naam frituur 3] mw. [Naam slachtoffer 4], [Adres slachtoffer 4] ter zake de post winstderving in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; - veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij Friture [Naam frituur 3] mw. [Naam slachtoffer 4] in het kader van deze procedure gemaakt, alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil; - legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het laatstgenoemde slachtoffer aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast naar de maatstaf van één dag voor elke volle 50 euro van het te betalen bedrag, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft; - bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. A.C.A. Schreinemakers, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr. W.A.P. Hillen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 2 mei 2007.