Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2955

Datum uitspraak2007-09-04
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460265-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Rechtbank acht onder meer vernieling, brandstichting, diefstal en dealen in XTC bewezen en veroordeelt verdachte tot onder meer gevangenisstraf van 24 maanden (deels voorwaardelijk).


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460265-07 Uitspraak d.d.: 4 september 2007 tegenspraak/ DIP VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [geboortedatum], wonende te Apeldoorn. thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Zutphen. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 augustus 2007. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 06 mei 2007 te Apeldoorn [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (politieambtenaren) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak jullie en jullie kankerfamilie dood, maak mijn handboeien los en dan maak ik jullie beiden af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 06 mei 2007 te Apeldoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 14 XTC-tabletten, althans 14 MDMA-tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC en/of MDMA, zijnde XTC en/of MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 2 ahf/ond C Opiumwet 3. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 juli 2006 t/m 6 mei 2007 in de gemeente Apeldoorn en/of (elders) in Nederland (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende XTC en/of MDMA, zijnde XTC en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 2 ahf/ond B Opiumwet 4. hij in of omstreeks de periode van 20 april 2007 t/m 6 mei 2007 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (school)gebouw (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen twee flatscreens/computerbeeldschermen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Zonnehoek, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 5. hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 16 februari 2007 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een Abri (glazen (bus)wachthuisje), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan JCDeaux, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen/of diens mededader(s), heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (incident 1); art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht 6. hij in of omstreeks nacht van 13 februari 2007 op 14 februari 2007 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een) auto(ruit)en)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (incident 20); art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 7. hij op of omstreeks 12 maart 2007 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althns alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in/op/aan (een) grijze en/of groene afvalcontainer(s) (staande op/aan de Mandemakershoeve), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk wasbenzine, althans een (zeer) brandbare vloeistof in voornoemde container(s) gegoten en/of (vervolgens) (met de vlam van een aansteker) het in die container(s) aanwezige karton, althans afval aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met het in die containers aanwezige karton en/of afval en/of met wasbenzine, althans met (een) (zeer) brandbare (vloei)stof(fen), ten gevolge waarvan die grijze en/of groene containers geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die afval containers en/of een auto en/of een carpoort en/of een schuur, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was(incident 14); art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op of omstreeks 12 maart 2007 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een groene en/of grijze afvalcontainer(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt(incident 14); art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 8. hij op of omstreeks 6 maart 2007 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) onbekend gebleven perso(o)n(en) (te weten passagiers gezeten in een rijdende (stads)bus)), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) een steen, althans een hard (zwaar) projectiel door en/of tegen een ruit van die (rijdende) bus heeft gegooid/geworpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid(incident 31); art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op of omstreeks 6 maart 2007 in de gemmeente Apeldoorn opzettelijk en wederrechtelijk een ruit ((van een (stads)bus)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan BBA/Veolia Transport, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt(incident 31); art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 6 en 8 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 6 overweegt de rechtbank het volgende. Blijkens het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] (p. 187 van het dossier) heeft de vernieling van de ruit rechtsachter van een zwarte Peugeot 106 plaatsgevonden op de [adres] te Apeldoorn tussen 13 februari en 14 februari 2007. Verdachte heeft blijkens de processen-verbaal van verhoor verklaard dat hij tussen februari en de dag van het verhoor te weten 28 maart 2007, 25 à 26 ruiten van auto’s heeft ingegooid en later heeft hij ter correctie gesteld dat het om 15 autoruiten ging (p. 39 en 44). Hij heeft ten aanzien van de Viltmakersdonk verklaard dat hij daar een spiegel van een auto heeft afgetrapt en een ruit aan de bestuurderszijde en een ruit aan de bijrijderszijde heeft ingeslagen op de parkeerplaats met de huisnummers 222 tot 233 (p. 44). Nu verdachte in zijn bekentenis niet het huisnummer uit de aangifte heeft genoemd noch specifiek heeft aangegeven dat de vernieling een ruit rechtsachter betrof, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Ten aanzien van feit 8 overweegt de rechtbank het volgende. Blijkens het proces-verbaal van aangifte (p. 216) namens BBA/Veolia Transport reed de chauffeur van een bus op 6 maart 2007 te Apeldoorn en hoorde hij een harde knal en glasgerinkel en toen bleek dat er een ruit aan de linkerzijde van de bus vernield was. Blijkens het proces-verbaal van verhoor van [getuige A] (p. 77) verklaarde [getuige A] dat hij zag dat verdachte met een steen gooide en een ruit aan de linkerzijde van een bus raakte. Verdachte heeft ter zitting echter ontkend dat hij een steen naar een rijdende bus heeft gegooid. Gelet op bovenstaande verklaringen en de ontkenning van verdachte dat hij dit feit heeft gepleegd, in samenhang bezien met het feit dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten wel heeft bekend, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit ten laste gelegde feit heeft begaan. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, 2, 3, 4, 5 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij op 06 mei 2007 te Apeldoorn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (politieambtenaren) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:"Ik maak jullie dood, maak mijn handboeien los en dan maak ik jullie beiden af". 2. hij op 06 mei 2007 te Apeldoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad 14 XTC-tabletten, althans 14 MDMA-tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. 3. hij op tijdstippen omstreeks de periode van 18 juli 2006 t/m 6 mei 2007 in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. 4. hij omstreeks de periode van 20 april 2007 t/m 6 mei 2007 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (school)gebouw (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen twee flatscreens/computerbeeldschermen, geheel of ten dele toebehorende aan de Zonnehoek, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming. 5. hij omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 16 februari 2007 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een Abri (glazen (bus)wachthuisje), geheel of ten dele toebehorende aan JCDecaux, heeft vernield. (incident 1) 7. hij op 12 maart 2007 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een afvalcontainer (staande op/aan de Mandemakershoeve), immers hebben verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk wasbenzine, in voornoemde container gegoten en (vervolgens) het in die container aanwezige karton aangestoken, ten gevolge waarvan containers geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een auto en een carpoort en een schuur te duchten was. (incident 14) Ter toelichting op het onder 5 en 7 bewezenverklaarde overweegt de rechtbank het volgende. Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde feit heeft de raadsman ter zitting aangegeven dat het moeilijk vast te stellen is om welk bushokje het gaat, onder meer omdat bij dit incident in het dossier een proces-verbaal ambtelijk verslag en een proces-verbaal van verhoor van een getuige zijn gevoegd welke betrekking hebben op de vernieling van een bushok op 14 maart 2007. De officier van justitie heeft in reactie hierop gesteld dat er voor dit feit vrijspraak dient te volgen nu het onvoldoende helder is welk bushokje wordt bedoeld in de tenlastelegging. De rechtbank deelt deze mening niet en overweegt terzake het volgende. Blijkens de aangifte van vernieling (p. 110) is tussen 15 februari 2007 en 16 februari 2007 een abri vernield op de Gildenlaan te Apeldoorn, 60 meter na Eglantierlaan. Blijkens een aanvullend ambtelijk verslag aangiftes vernielde abri’s (p. 119), dient de pleegdatum genoemd in de aangifte ruimer geïnterpreteerd te worden omdat men als pleegdatum abusievelijk de datum van reparatie heeft gehanteerd en dat de pleegdatum een paar dagen daarvoor ligt. Blijkens processen-verbaal van verhoor van verdachte heeft hij bekend dat hij van het bushokje bij de Eglantier, ergens in februari, alle ruiten heeft ingegooid met een steen (p. 38) en heeft hij het ingooien van ruiten van verschillende bushokjes op de Gildenlaan, waaronder die bij halte Eglantier, bekend (p. 43). Ook heeft verdachte blijkens een proces-verbaal van bevindingen (p. 126) tijdens een rondrit met politieambtenaren door de wijk de Maten, halte Eglantier aan de Gildenlaan aangewezen en aangegeven dat hij met [mededader] een ruit had vernield van het bushokje aan de zijde van de Eglantier. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 tenlaste gelegde feit en aldus incident 1 kennelijk het bushokje op de Gildenlaan bij Eglantier betreft waar verdachte omstreeks de ten laste gelegde periode een bushokje heeft vernield. Dat er in het dossier bij dit incident stukken omtrent een andere vernieling zijn gevoegd berust kennelijk op een vergissing. Ten aanzien van feit 7 heeft verdachte ter zitting aangegeven dat er geen gemeen gevaar voor goederen te duchten was omdat hij de container op het fietspad had gezet en er in de buurt geen auto stond zodat er geen auto of carpoort in brand kon raken. In zijn aangifte (p. 171) geeft [slachtoffer 4] zakelijk weergegeven het volgende aan. Er was brand achter bij zijn carpoort en hij zag dat de groene en grijze afvalcontainers in brand stonden. Hij kon nog net zijn personenauto die onder de carport stond, naar buiten rijden. Door de brand is de gevel van de schuur beschadigd evenals de buitenlamp. Gelet op voornoemde aangifte acht de rechtbank bewezen dat er sprake was van gemeen gevaar voor goederen. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: • Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. • Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod. • Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. • Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming. • Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen. • Ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde: medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie te weten 25 maanden gevangenisstraf waarvan 10 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van 3 jaar. Als bijzondere voorwaarde heeft de officier van justitie gevorderd op te leggen dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland en in welk kader verdachte dient mede te werken aan het plan van aanpak dat in het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 19 juli 2007 is beschreven. Daarbij is de officier van justitie uitgegaan van vrijspraak ten aanzien van feit 5 en feit 8. De raadsman heeft gesteld dat de strafeis van de officier van justitie te hoog is gelet op de jeugdige leeftijd en positieve opstelling van verdachte en het feit dat hij zo spoedig mogelijk aan zijn schoolopleiding wil beginnen. De raadsman heeft voorgesteld een werkstraf op te leggen en eventueel electronisch toezicht. Uit een psychiatrisch advies van S. de Jong van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie van 12 juni 2007 blijkt het volgende. Verdachte heeft ADHD. Hij kent sinds enige tijd gedragsproblemen en delictgedrag. Hij is nog te jong om van een persoonlijkheidsstoornis te spreken maar het risico van verdere scheefgroei is er wel. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een verplicht reclasseringscontact en toezicht. Uit voornoemd rapport van Stichting Reclassering Nederland blijkt het volgende. Verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn om begeleid te worden en zijn leven te veranderen. Wanneer wordt ingezet op begeleiding, controle en behandeling zal het recidiverisico afnemen. Er is een plan van aanpak gemaakt. Geadviseerd wordt verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met een reclasseringstoezicht waarin aan het opgestelde plan van aanpak wordt gewerkt. Verdachte heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de strekking van het plan van aanpak. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – het volgende. Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een reeks vernielingen en een diefstal uit een school, waardoor voor de benadeelden veel overlast, ergernis en schade is ontstaan. Daarnaast heeft verdachte politieambtenaren bedreigd en hun zo angst aangejaagd. Ten slotte heeft verdachte drugs opzettelijk aanwezig gehad en opzettelijk verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hetgeen, naar algemeen bekend is, een gevaar voor de volksgezondheid oplevert. Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte een strafblad heeft waaruit blijkt dat hij al meerdere keren is veroordeeld onder meer voor vernieling en diefstal. Aan de andere kant heeft verdachte zich op 28 maart 2007 vrijwillig gemeld en bekend meerdere, thans deels ten laste gelegde, deels als ad info zaken ter kennisneming gevoegde, feiten te hebben gepleegd en heeft verdachte ter zitting aangegeven spijt te hebben van de feiten. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij zal zij een proeftijd van 3 jaar bepalen nu zij het, gelet op de hoeveelheid door verdachte bekende feiten die hij heeft gepleegd, van belang acht dat de dreiging van een gevangenisstraf langere tijd aanwezig is. De rechtbank zal voorts de bijzondere voorwaarde stellen, dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Ook zal zij genoemde reclasseringsinstelling opdracht geven de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen. Ad informandum gevoegde zaken De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, voorheen bekend onder parketnummer 06/801634-07, op de dagvaarding vermeld onder parketnummer 06/460265-07, betreffende de incidenten 2 tot en met 11, 12, 13, 16, 17, 18, 19, 21 tot en met 30 en 33 en de twee pogingen tot inbraak in een school in de periode van 20 april 2007 tot en met 6 mei 2007 te Apeldoorn, nu aannemelijk is geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd - verdachte heeft deze feiten immers ter terechtzitting bekend - en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen. Nu verdachte incident 15 heeft ontkend, heeft de rechtbank dit incident niet in aanmerking genomen. In beslag genomen voorwerp In beslag genomen zijn 14 XTCpillen en een zakmes, type stainless steel. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte daar schriftelijk afstand van heeft gedaan. Nu de in beslag genomen drugspillen middelen zijn als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, dienen deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet te worden onttrokken aan het verkeer. Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven zakmes, dient te worden onttrokken aan het verkeer, nu dit voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven werd aangetroffen, dit aan verdachte toebehoort, kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet. Vorderingen tot schadevergoeding 1. De benadeelde partij school De Zonnehoek heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 111,54 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 4 tenlaste gelegde feit. Dit bedrag heeft betrekking op 6 arbeidsuren van € 18,59 per uur voor het naar de plaats van de inbraak komen, politie en schoonmaakbedrijf inschakelen, afhandelen van het glasbedrijf en de aanschaf van nieuwe apparatuur, door een systeembeheerder aan te sluiten. Blijkens een aan het voegingsformulier gehechte brief van slachtofferhulp Nederland wordt tevens de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit gevorderd. De officier van justitie heeft gevorderd deze vordering toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De raadsman heeft gesteld dat nu het bedrag niet onderbouwd is, de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering omdat de vordering eenvoudig van aard is. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorde¬ring is voor toewijzing vatbaar. Voorts zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. 2. De benadeelde partij JCDecaux Nederland BV heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 7835,76, betrekking hebbend op opruim- en herstelwerkzaamheden, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 5 tenlaste gelegde feit. Blijkens de bijlagen en een aan het voegingsformulier gehechte brief van slachtofferhulp Nederland heeft het bedrag op het voegingsformulier betrekking op 11 vergelijkbare schadegevallen zodat de kosten van 1 abri kunnen worden geschat op € 712,=. Tevens wordt gevorderd de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit. De officier van justitie heeft in eerste instantie verzocht aan de benadeelde partij € 712,= toe te kennen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen doch daarna verzocht om vrijspraak van dit feit en aldus afwijzing van voornoemde vordering. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering omdat de vordering eenvoudig van aard is. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van € 712,=, te weten de kosten van een bushuisje, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. 3. De benadeelde partij Gemeente Apeldoorn heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1076,34 gevoegd in het strafproces ten aanzien van een ad informandum zaak. Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering. 4. De benadeelde partij J.T.M. Dellint heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 65,= gevoegd in het strafproces ten aanzien van een ad informandum zaak. Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering. 5. De benadeelde partij BBA Personenvervoer NV/BBA Veluwe heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 811,41 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 8 tenlaste gelegde feit. Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder 8 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a t/m 14d, 27, 36b t/m 36d, 36f, 47, 57, 91, 157, 285, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 6 en 8 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder de feiten 1, 2, 3, 4, 5, en 7 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 3 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven, waaronder het naleven van het plan van aanpak, door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - 14 drugspillen; - Een zakmes, type stainless steel. Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij school De Zonnehoek ([adres, postcode plaats], bank- of girorekeningnummer [cijfers] t.n.v. CSO De Zonnehoek Projecten), van een bedrag van € 111,54, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2007. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer school De Zonnehoek, een bedrag te betalen van € 111,54, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 2 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij JCDecaux Nederland BV ([adres, postcode plaats]), van een bedrag van € 712,=, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2007. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer JCDecaux Nederland BV, een bedrag te betalen van € 712,=, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 14 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Verklaart de benadeelde partijen Gemeente Apeldoorn, J.T.M. Dellint en BBA Personenvervoer NV/BBA Veluwe niet-ontvankelijk in hun vorderingen. Aldus gewezen door mrs. De Bie, voorzitter, Van Harreveld en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. Steenweg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 september 2007.