Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3034

Datum uitspraak2007-09-05
Datum gepubliceerd2007-09-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/7418 ZW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering ziekengeld. Hersteldverklaring eigen werk. Functionele belemmeringen tgv biochemische afwijking?


Uitspraak

05/7418 ZW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 11 november 2005, 05/552 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 5 september 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. J.P.C.M. van Es, advocaat te ‘s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2007. Appellant is met bericht van verhindering niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.W.G. Determan. II. OVERWEGINGEN Appellant is in oktober 2001 wegens hoofdpijnklachten en aanvallen van draaiduizeligheid uitgevallen voor zijn werk als inpakker van kazen bij Friko Kaasfabrieken. Tevens was sprake van schildklierproblemen. In aansluiting op de wachttijd van 52 weken is aan appellant geen uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toegekend, omdat hij weer geschikt werd geacht voor de maatgevende arbeid. Appellant heeft zich op 8 mei 2003 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet ziek gemeld. Naar aanleiding van dit ziektegeval is appellant op 18 juli 2003 op het spreekuur geweest van een verzekeringsarts, die vaststelde dat appellant dezelfde klachten had als voorheen en hem per 21 juli 2003 hersteld verklaarde. Bij besluit van 22 juli 2003 is aan appellant met ingang van 21 juli 2003 geen ziekengeld meer toegekend. In de bezwaarfase is appellant gezien door bezwaarverzekeringsarts A.J.D. Versteeg, die na onderzoek inlichtingen heeft ingewonnen bij de behandelend internist. Mede op grond hiervan heeft de bezwaarverzekeringsarts geconcludeerd dat appellant geschikt kon worden geacht voor zijn werkzaamheden als fabrieksarbeider. Bij besluit van 20 december 2004 (het bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 22 juli 2003 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Evenals de rechtbank heeft de Raad met name betekenis toegekend aan de onderzoeksbevindingen van voornoemde bezwaarverzekeringsarts en aan een van de zijde van het Uwv in eerste aanleg uitgebracht rapport van 1 september 2005 van bezwaarverzekeringsarts F.L. Duijn. Hierin wordt aandacht besteed aan de door de behandelend internist bij brief van 28 oktober 2004 verstrekte informatie, waaruit blijkt dat appellant het eerste halfjaar van 2003 euthyreood was, daarna hypothyreood en daarna een korte periode hyperthyreood. Bij appellant leek het erg lastig te zijn om een goede instelling te bereiken. Bezwaarverzekeringsarts Duijn heeft uiteengezet dat in algemene zin biochemische bepalingen geen directe relatie hebben met functionele belemmeringen, zodat sprake kan zijn van een relevante biochemische afwijking zonder een functionele stoornis. Volgens deze bezwaarverzekeringsarts liet het klachtenbeeld van appellant ten tijde in geding een aspecifiek beeld zien dat niet te relateren was aan een afwijkende schildklierfunctie. De Raad ziet geen reden om deze conclusie in twijfel te trekken. Hetgeen van de zijde van appellant is aangevoerd vormt voor de Raad geen reden voor een ander oordeel. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P. van der Wal als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 september 2007. (get.) Ch. van Voorst. (get.) P. van der Wal. JL