Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3065

Datum uitspraak2007-09-06
Datum gepubliceerd2007-09-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers518033
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Samenwerkingsovereenkomst tussen hockeyvereniging en speler. Arbeidsovereenkomst? Gelet op bedoeling van partijen, de tekst van de overeenkomst en de voorgestane uitvoering daarvan is er geen sprake van een arbeidsovereekomst. Verzoek tot ontbinding van de overeenkomst om die reden afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch Zaaknummer : 518033 EJ verz. : 1751-07 Uitspraak : 6 september 2007 in de zaak van: [ver[verzoeker], hierna te noemen [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker, gemachtigde: mr. G.G.A.J.M. van Poppel, t e g e n : 1. Vereniging Hockeyclub ’s-Hertogenbosch, hierna te noemen HCDB, 2. Stichting Hockeyclub ’s-Hertogenbosch, hierna te noemen Stichting HCDB, 3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hockeyclub ’s-Hertogenbosch Beheer B.V., hierna te noemen HCDB Beheer, allen gevestigd te ‘s-Hertogenbosch, verweerders, gemachtigde: mr. N.J.W.M. de Leeuw. 1. De procedure Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch, op 8 augustus 2007, heeft [verzoeker] verzocht om de arbeidsovereenkomst met HCDB, Stichting HCDB en HCDB Beheer voorwaardelijk, namelijk voor het geval deze niet reeds eerder is geëindigd, te ontbinden. Zijdens HCDB, Stichting HCDB en HCDB Beheer is een verweerschrift ingediend en zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling producties toegezonden aan de rechtbank en aan [verzoeker]. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2007, bij welke gelegenheid partijen de zaak hebben doen bepleiten door hun gemachtigden voornoemd. Na gevoerd debat is de beschikking bepaald op heden. 2. Inleiding 2.1. [verzoeker] grondt het verzoek op het volgende. Op 30 maart 2007 hebben [verzoeker] en De Hockeyclub ’s-Hertogenbosch een samenwerkingsovereenkomst ondertekend. [verzoeker] gaat er van uit dat de overeenkomst tussen hem en HCDB is aangegaan maar omdat deze niet in het handelsregister is ingeschreven zijn ook Stichting HCDB en HCDB Beheer in rechte betrokken. De samenwerkingsovereenkomst kwalificeert als een arbeidsovereenkomst. [verzoeker] heeft de overeenkomst door – primair - ontbinding, - subsidiair – vernietiging en – meer subsidiair – opzegging beëindigd per 1 augustus 2007. Het onderhavige verzoek wordt ingediend voor zover de overeenkomst niet reeds is geëindigd. Er is in verband met de leegloop van het Heren 1 team van HCDB en het vertrek van een belangrijke speler alsmede de trainer/coach sprake van een dringende reden dan wel veranderingen van omstandigheden van dien aard dat de arbeidsovereenkomst dadelijk – althans op zeer korte termijn – dient te eindigen. 2.2. HCDB, Stichting HCDB en HCDB Beheer hebben tegen het verzoek, kort weergegeven, het navolgende tot verweer aangevoerd. De samenwerkingsovereenkomst, die is gesloten tussen [verzoeker] en HCDB, is niet te kwalificeren als een arbeidsovereenkomst zodat de kantonrechter niet bevoegd is van het ontbindingsverzoek kennis te nemen en hierop te beslissen. Er is geen sprake van een dringende reden of een verandering in de omstandigheden. Per saldo is Heren 1 van HCDB niet zwakker dan het vorige seizoen. Als het verzoek wordt toegewezen dan maken HCDB, Stichting HCDB en HCDB Beheer aanspraak op een vergoeding. 3. De beoordeling 3.1. Nu [verzoeker] heeft gesteld dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en hij ontbinding daarvan verzoekt, moet deze procedure worden aangemerkt als een zaak betreffende een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 93 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering en is de kantonrechter bevoegd van het geschil kennis te nemen. Het beroep op onbevoegdheid van de kantonrechter wordt daarom verworpen. 3.2. [verzoeker] heeft als productie 1 een op 30 maart 2007 ondertekende overeenkomst in het geding gebracht. Blijkens de tekst van die overeenkomst zijn [verzoeker] en ‘De Hockeyclub ’s-Hertogenbosch’ daarbij partij. Partijen gaan er van uit dat onder ‘De Hockeyclub ’s-Hertogenbosch’ moet worden verstaan HCDB. HCDB heeft onbetwist, onder overlegging van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel, gesteld dat zij een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is. HCDB zal daarom als wederpartij worden aangemerkt. Dit brengt mee dat het verzoek moet worden afgewezen voor zover gericht tegen Stichting HCDB en HCDB Beheer. 3.3.1. [verzoeker] heeft gesteld dat hij op grond van voormelde overeenkomst gehouden is arbeid te verrichten, bestaande in het deelnemen aan en geven van trainingen en het spelen van wedstrijden in Heren 1 alsmede in het deelnemen aan promotieactiviteiten. Volgens [verzoeker] is hij verplicht aanwijzingen die namens HCDB worden gegeven op te volgen en is de mate van zelfstandigheid van [verzoeker] ten aanzien van invulling en uitvoering daarbij uiterst beperkt. Hieruit blijkt eveneens dat er sprake is van een gezagsverhouding, aldus [verzoeker]. Voorts heeft hij gesteld dat ook de omstandigheid dat hij vergoedingen ontvangt en dat daarop wettelijke inhoudingen plaatsvinden alsmede dat partijen hebben afgesproken dat de vergoeding bij ziekte wordt doorbetaald meebrengt dat de samenwerkingsovereenkomst als een arbeidsovereenkomst kwalificeert. HCDB heeft daartegen aangevoerd dat er van een gezagsverhouding geen sprake is. Volgens HCDB heeft zij geen zeggenschap over [verzoeker] dan wel de wijze waarop hij speelt en traint. Weliswaar kan de coach aanwijzingen geven maar het begeleidingsteam en de speler werken samen. Partijen bij de samenwerkingsovereenkomst hebben niet beoogd een arbeidsovereenkomst te sluiten. De samenwerkingsovereenkomst dient daarom niet als een arbeidsovereenkomst te worden aangemerkt, aldus HCDB. Volgens HCDB is er geen sprake van arbeid en maakt de betaling van de vergoeding niet dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. 3.3.2. Nu HCDB heeft weersproken dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en HCDB dient in de eerste plaats de vraag te worden beantwoord of de overeenkomst die tussen hen is gesloten als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt. Het voor de beantwoording van deze vraag relevante artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek houdt in dat een arbeidsovereenkomst de overeenkomst is waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Van belang is derhalve of er sprake is van het verrichten van arbeid door [verzoeker], in dienst van HCDB, tegen loon en gedurende een zekere tijd. Bij de beantwoording van voormelde vraag dient acht te worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, naast de tekst van de overeenkomst meer in het bijzonder op hetgeen [verzoeker] en HCDB bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond en de wijze waarop aan de overeenkomst uitvoering wordt gegeven, een en ander zoals blijkend uit de stellingen van partijen. 3.3.3. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken het navolgende vast. HCDB is een hockeyvereniging die met teams in de door de hockeybond georganiseerde hockeycompetitie uitkomt. Hockey is een amateursport. [verzoeker] is sinds 1994 lid van HCDB en sindsdien in verenigingsverband actief als hockeyer. In het seizoen 2004-2005 heeft [verzoeker] als jeugdspeler incidenteel met het Heren 1 team van HCDB meegespeeld. In de seizoenen 2005-2006 en 2006-2007 maakte [verzoeker] volledig deel uit van Heren 1 van HCDB. [verzoeker] heeft gedurende deze jaren training gegeven aan andere teams van HCDB. Op grond van mondelinge afspraken ontving [verzoeker] gedurende deze seizoenen van HCDB betalingen. Door HCDB vonden daarbij ook wettelijke inhoudingen plaats. De voorzitter van HCDB die de vereniging tot in het najaar van 2006 leidde ging met spelers en coaches nooit schriftelijke overeenkomsten aan. Eind 2006/begin 2007 hebben [verzoeker] en HCDB met elkaar gesproken over het seizoen 2007-2008. [verzoeker] en HCDB hebben met elkaar afspraken gemaakt die zij hebben vastgelegd in een door hen op 30 maart 2007 ondertekende schriftelijke overeenkomst. HCDB had deze overeenkomst aanvankelijk voorzien van het opschrift ‘Vaststellingsovereenkomst’ maar heeft dat later op verzoek van [verzoeker] gewijzigd in ‘Samenwerkingsovereenkomst’. HCDB heeft soortgelijke overeenkomsten alleen gesloten met spelers uit Heren 1 van wie het aanblijven ter discussie stond en die een maandelijkse vergoeding krijgen. 3.3.4. Tussen partijen is niet in geschil dat bij geen van hen de bedoeling heeft bestaan om met de andere partij een arbeidsovereenkomst aan te gaan en dat zij er nimmer over hebben gesproken om met elkaar een arbeidsovereenkomst te sluiten. Ook uit de aanvankelijke titel van de overeenkomst en uit de definitieve titel daarvan kan worden afgeleid dat partijen met de vastlegging van hun afspraken niet het oog op hebben gehad op het sluiten van een arbeidsovereenkomst. Uit de stellingen van partijen volgt dat voor [verzoeker] belangrijk was wat hij het seizoen 2007-2008 van HCDB zou kunnen verwachten aangaande de samenstelling van Heren 1 en de vergoeding die HCDB aan hem zou willen voldoen en dat voor HCDB van belang was dat [verzoeker] niet voor een andere hockeyvereniging zou gaan spelen maar dat zij [verzoeker] voor dat seizoen als speler zou kunnen vasthouden voor Heren 1. HCDB wilde daarover in een vroegtijdig stadium zekerheid. In de considerans van de samenwerkingsovereenkomst hebben partijen het aldus verwoord: - [verzoeker] komt reeds uit voor Heren 1 van HCDB; - [verzoeker] heeft naast zijn hockeytechnische kwaliteiten tevens een in belang groeiende inbreng bij Heren 1 van HCDB; - [verzoeker] heeft te kennen gegeven in principe langer dan één seizoen in de hoofdklasse te willen blijven hockeyen; - HCDB acht het opportuun dat [verzoeker] zulks bij haar doet; - HCDB en [verzoeker] achten het opportuun wederzijdse rechten en verplichtingen meer formeel vast te leggen. Zoals hiervoor is overwogen is ook van belang de wijze waarop partijen aan de overeenkomst uitvoering geven. De looptijd van de overeenkomst brengt mee dat partijen daaraan nog geen uitvoering hebben gegeven. Uit de tekst van de overeenkomst en hetgeen partijen hebben gesteld kan hun bedoeling dienaangaande worden afgeleid, waarbij ook in aanmerking kan worden genomen de wijze waarop partijen voorheen inhoud aan hun relatie hebben gegeven. [verzoeker] en HCDB zijn bij de samenwerkingsovereenkomst onder meer het volgende overeen gekomen: - [verzoeker] zal tot en met seizoen 2007-2008 beschikbaar zijn als speler van Heren 1 van HCDB; in geval HCDB niet langer in de hoofdklasse uitkomt wordt deze overeenkomst van rechtswege ontbonden; - de overeenkomst eindigt per 30 juni 2008; - besprekingen over verlenging van voormelde periode zullen aan het eind van 2007 plaatsvinden. Het is de intentie van HCDB basisspelers voor een zo lang mogelijke periode aan zich te binden; - [verzoeker] zal tevens als trainer actief zijn voor HCDB, op basis van een aan het begin van het seizoen vastgesteld trainingsschema; - zolang [verzoeker] als speler is geselecteerd voor enig vertegenwoordigend Nederlands Herenteam, zal [verzoeker] prioriteit kunnen geven aan activiteiten gerelateerd aan dit Nederlands Herenteam; - HCDB zal [verzoeker] met ingang van augustus 2007 maandelijks een bedrag voldoen van bruto € 500,- en wel gedurende 10 achtereenvolgende maanden; - een aanvullend bedrag ter grootte van bruto € 1.000,- zal door HCDB aan [verzoeker] worden toegekend indien Heren 1 deelname aan de play-off heeft zeker gesteld; - op al deze bedragen zullen wettelijke inhoudingen plaatsvinden; - ingeval van korter dan 3 weken durende arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] zal HCDB aan [verzoeker] voormeld bedrag van maandelijks € 500,- voor 100% uitbetalen; - ingeval van een langer dan 3 weken durende arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] zal HCDB aan [verzoeker], na het verstrijken van de periode van 3 weken, voormeld bedrag van maandelijks € 500,- voor 70% blijven uitbetalen, dit maximaal gedurende de periode overeenkomend met de duur van deze overeenkomst; - de in de considerans van deze overeenkomst genoemde groeiende inbreng komt onder meer tot uitdrukking in de inspraak die [verzoeker] zal hebben ten aanzien van de samenstelling van het begeleidingsteam, mochten zich daar wijzigingen aankondigen; - [verzoeker] zal zich in zijn hoedanigheid van Bossche selectiespeler, binnen redelijke grenzen en na wederzijds goedvinden, ter beschikking stellen van HCDB voor promotionele activiteiten, clinics, gasttrainingen en dergelijke. Op deze wijze verkregen verdiensten en/of opbrengsten worden op vooraf bepaalde wijze verdeeld, waarbij het uitgangspunt is dat de initiatiefnemer in principe en onder voorwaarden van toe te passen regelgeving de baten zal ontvangen. Uit hetgeen partijen hebben gesteld blijkt dat het belangrijkste element van de samenwerkingsovereenkomst is dat [verzoeker] beschikbaar is als speler van Heren 1. Enkel die beschikbaarheid houdt nog niet in dat [verzoeker] moet worden geacht in dienst te zijn van HCDB. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt niet hoe ver de verplichting om als speler beschikbaar te zijn, reikt. Niet gesteld is dat partijen daar nadere afspraken over hebben gemaakt. Kennelijk hebben partijen dit aspect van hun overeenkomst niet nader ingevuld. Enkel is overeengekomen dat [verzoeker] inspraak zal hebben ten aanzien van de samenstelling van het begeleidingsteam. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] als speler en HCDB als hockeyclub met het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst voor het overige de bedoeling hebben gehad hun relatie wezenlijk anders inhoud te geven dan eerder gedurende het lidmaatschap van [verzoeker] en de voorafgaande seizoenen, in die zin dat [verzoeker] in dienst zou treden bij HCDB. Zo is niet gesteld of gebleken dat partijen zijn overeengekomen dat [verzoeker] op grond van de overeenkomst naast het feit dat hij als Heren 1 speler beschikbaar zal zijn, verplichtingen heeft die meer inhouden dan de verplichtingen die op [verzoeker] rusten uit hoofde van zijn lidmaatschap van HCDB zoals die ook gelden voor teamgenoten met wie geen samenwerkingsovereenkomst is gesloten en die geen betaling ontvangen. Dat er aan [verzoeker] aanwijzingen kunnen worden gegeven door de trainer/coach en de technische staf en dat [verzoeker] bij het niet opvolgen daarvan buiten de opstelling van het team kan worden gelaten of kan worden gewisseld brengt nog niet mee dat er sprake is van een gezagsverhouding die de samenwerkingsovereenkomst tot een arbeidsovereenkomst maakt. Afgezien van een verwijzing naar een nog vast te stellen trainingsschema is ook niet nader geconcretiseerd wat de verplichting van [verzoeker] inhoudt om als trainer actief te zijn. Meer in het bijzonder is het aantal uren dat [verzoeker] training zou moeten geven niet bepaald en blijkt niet of [verzoeker] een door HCDB vastgesteld schema zonder meer dient te accepteren. Partijen hebben zich over dit, in het geheel van de overeenkomst kennelijk ondergeschikte, punt van het actief zijn als trainer niet nader uitgelaten. In het verleden was er kennelijk, voor zover er concretere afspraken waren gemaakt, geen sprake van een dwingende verplichting. [verzoeker] heeft ter zitting immers verklaard dat hij met de trainingen die hij het afgelopen seizoen gaf wegens tijdgebrek is gestopt en gesteld noch gebleken is dat hij daartoe op grond van gemaakte afspraken niet gerechtigd was. Bovendien is in de samenwerkingsovereenkomst uitdrukkelijk bepaald dat [verzoeker] prioriteit zal kunnen geven aan activiteiten gerelateerd aan enig Nederlands Herenteam zolang hij daarvoor is geselecteerd. [verzoeker] dient zich ter beschikking van HCDB te stellen voor promotionele activiteiten, clinics, gasttrainingen e.d. voor zover dat binnen redelijke grenzen blijft terwijl dit aan wederzijds goedvinden is verbonden. [verzoeker] heeft aldus een grote vrijheid om al dan niet aan deze activiteiten deel te nemen en kan daar kennelijk ook van af zien. 3.4. Uit het voorgaande volgt dat partijen niet alleen niet de bedoeling hebben gehad een arbeidsovereenkomst te sluiten maar dat ook de tekst van de overeenkomst en voorgestane uitvoering daarvan, reeds gelet op het ontbreken van een relevante gezagsverhouding, niet de conclusie rechtvaardigen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Elementen in de samenwerkingsovereenkomst zoals de vergoeding die bij ziekte wordt doorbetaald en waarop inhoudingen plaatsvinden, zijn in het geheel van de omstandigheden van onvoldoende gewicht om de overeenkomst als een arbeidsovereenkomst aan te merken. 3.5. Reeds op de grond dat er tussen partijen geen arbeidsovereenkomst bestaat moet het verzoek tot ontbinding van de gestelde arbeidsovereenkomst worden afgewezen. Hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd kan in verband daarmee verder onbesproken blijven. Gelet op de aard van het geschil zullen de kosten van deze procedure worden gecompenseerd als na te melden. 4. De beslissing De kantonrechter: wijst het verzoek af; compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2007 door mr. E.J.C. Adang, kantonrechter te 's-Hertogenbosch, in tegenwoordigheid van de griffier.