Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3119

Datum uitspraak2007-09-05
Datum gepubliceerd2007-09-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers177583 KGZA 07-396
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Eiseres niet ontvankelijk verklaard, omdat slechts één van de drie aanbestedende gemeenten is gedagvaard.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK BREDA Sector civiel recht Team handelsrecht zaaknummer / rolnummer: 177583 / KG ZA 07-396 Vonnis in kort geding van 5 september 2007 in de zaak van de stichting STICHTING REGIONAAL OPLEIDINGSCENTRUM ZUID-HOLLAND, gevestigd te Dordrecht, eiseres, procureur mr. N.C.M. Koch, advocaat mr. L.P. Quist te Zwijndrecht, tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE WERKENDAM, zetelend te Werkendam, gedaagde, procureur mr. drs. E.C.M. Wagemakers, advocaat mr. R.G. Degenaar te Gorinchem. Partijen zullen hierna Da Vinci en de gemeente Werkendam genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding, - de mondelinge behandeling, - de pleitnota van Da Vinci, - de pleitnota van de gemeente Werkendam. 2. Het geschil 2.1. Da Vinci vordert, na wijziging van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: Primair: de gemeente Werkendam te verbieden om het werk aan een ander te gunnen dan aan Da Vinci op straffe van een dwangsom van euro 300.000,-- bij overtreding van dit verbod; Subsidiair: zo reeds gegund mocht zijn de gemeente Werkendam te verbieden enig verder gevolg aan de alsdan gesloten overeenkomst te geven, althans de gemeente Werkendam te gebieden deze te beëindigen, dan wel op te zeggen op straffe van een dwangsom ad euro 300.000,-- bij overtreding van dit ge-/verbod; Meer subsidiair: de gemeente Werkendam te gelasten de aanbestedingsprocedure ter zake de opdracht inburgeringtrajecten STW/WJ/PEM/150307 te staken en gestaakt te houden en de gemeente Werkendam te gelasten voornoemde aanbestedingsprocedure opnieuw aan te besteden voor zover het voornemen nog bestaat dat tot gunning van de opdracht, althans onderdelen daarvan, wordt overgegaan. Primair en (meer) subsidiair: de gemeente Werkendam te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen. 2.2. De gemeente Werkendam voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 3. De beoordeling 3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten: a. Da Vinci heeft samen met USG Restart ingeschreven op een aanbesteding “Inburgeringtrajecten Gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem”. b. De gemeente Werkendam heeft bij brief van 5 juli 2007 aan Da Vinci medegedeeld dat zij niet de “economisch meest voordelige inschrijving” heeft ingediend. c. Op 17 juli 2007 heeft een bespreking plaats gevonden tussen het inkoopbureau West-Brabant, die blijkens artikel 4.1.4 van het programma van eisen de penvoerder voor deze aanbesteding is, en Da Vinci. c. Da Vinci heeft op 19 juli 2007 een bezwaarschrift ingediend bij de gemeente Werkendam. 3.2. De gemeente Werkendam voert als primair verweer dat Da Vinci niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen. Hiertoe voert zij aan dat Da Vinci binnen de termijn van 15 dagen na 5 juli 2007 alle opdrachtgevers in rechte had moeten betrekken, omdat de gemeente Werkendam het niet in haar macht heeft om alleen, zonder de gemeenten Aalburg en Woudrichem, een veroordelend vonnis na te komen. 3.3. Da Vinci stelt dat zij van de gemeente Werkendam de afwijzingsbrief heeft ontvangen en dat zij nadien met de gemeente Werkendam een gesprek heeft gehad over de afwijzing van Da Vinci. Daaruit heeft Da Vinci afgeleid dat het zou volstaan om de gemeente Werkendam te dagvaarden. 3.4. Het primair verweer van de gemeente Werkendam slaagt. Dat de drie gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem samen de aanbestedende dienst zijn blijkt uit het programma van eisen, in het bijzonder uit het bepaalde in hoofdstuk 4. Vast staat dat het thans niet meer mogelijk is de twee andere gemeenten alsnog in rechte te betrekken, omdat de termijn van vijftien dagen na 15 juli 2007 inmiddels is verlopen. Omdat de gemeente Werkendam zonder de medewerking van de andere twee gemeenten een veroordelend vonnis niet kan nakomen moet Da Vinci dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen. 3.5. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat, anders dan Da Vinci stelt, niet uit het programma van eisen blijkt dat de gemeenten de voorkeur geven aan bedrijven waarmee een raamovereenkomst is aangegaan. Het beroep van Da Vinci op artikel 5.7.5 van de Nota inburgeren in Aalburg, Werkendam en Woudrichem, waarvan de laatste zin luidt: “Indien bij het uitvoeren van gecombineerde trajecten de inzet van re-integratiebedrijven nodig is, kiezen de gemeenten in beginsel voor de bedrijven waarmee, na een Europese aanbesteding, per 1 januari 2007 raamovereenkomsten zijn aangegaan”, slaagt niet, omdat genoemde beleidsnota geen onderdeel vormt van het programma van eisen. Dat Da Vinci uit artikel 2.2.5 van het programma van eisen, waarin tot uitgangspunt wordt gesteld dat de inburgeraars zo snel mogelijk en duurzaam aan het werk moeten worden geholpen, heeft afgeleid dat er garanties moesten worden gegeven ten behoeve van de re-integratie, en daarom haar prijs veel hoger was dan de andere inschrijvers, komt voor rekening en risico van Da Vinci, aangezien in het programma van eisen niet om een dergelijke garantie wordt gevraagd. Nu volgens de gemeente Werkendam Da Vinci tijdens het gesprek van 17 juli 2007 heeft erkend dat het re-integratie¬onderdeel met betrekking tot de inburgering heeft geleid tot veel interne discussie, had het op de weg van Da Vinci gelegen om daar vragen over te stellen. Dat de gemeente Werkendam, na de sluitingsdatum van de aanbesteding, de twee laagste inschrijvers schriftelijk hebben verzocht te bevestigen dat zij met hun inschrijvingen volledig zullen voldoen aan de eisen volgens het programma van eisen, is niet in strijd met de aanbestedingsregels, zoals Da Vinci stelt. Ingevolge artikel 55 van de Richtlijn 2004/18 EG is de aanbesteder verplicht om met een inschrijver die abnormaal laag heeft ingeschreven in contact te treden alvorens een gunningbeslissing te nemen en geeft artikel 52 BAO de aanbesteder de mogelijkheid om informatie bij inschrijvers in te winnen. 3.6. Da Vinci zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Werkendam worden begroot op: - vast recht EUR 251,00 - salaris advocaat 816,00 Totaal EUR 1.067,00 4. De beslissing De voorzieningenrechter 4.1. verklaart Da Vinci niet ontvankelijk in haar vorderingen; 4.2. veroordeelt Da Vinci in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Werkendam tot op heden begroot op EUR 1.067,00, 4.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. Steenbeek en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van de Kreeke-Schütz op 5 september 2007