Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3124

Datum uitspraak2007-09-06
Datum gepubliceerd2007-09-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/510372-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank Dordrecht heeft twee mannen veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf wegens (met name) diefstal met geweld in juli 2006 te Ameide. De in de woning aanwezige bewoner is vastgebonden, op het hoofd geslagen, in hulpeloze toestand achtergelaten en overleden. De verdachten hebben zich op geen enkele wijze bekommerd om het slachtoffer. Vrijspraak van moord en doodslag


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummer: 11/510372-06 Zittingsdatum : 23 augustus 2007 Uitspraak : 6 september 2007 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: [Verdachte], Geboren in 1963, wonende te [adres en woonplaats], thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, locatie Nieuwegein, te Nieuwegein. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven en zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd, namelijk dat: 1. hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 15 juli 2006 tot en met 22 juli 2006 te Ameide, gemeente Zederik, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, - na die [slachtoffer] aan handen en voeten met ty-rips te hebben vastgebonden de ademhaling van die [slachtoffer] met een voorwerp/hand belet verhinderd en/of - die [slachtoffer] met een (hard) voorwerp en/of met zijn/een (tot vuist gebalde)hand(en) (hard) tegen het hoofd geslagen, tengevolge waarvan voornoemde die [slachtoffer] is overleden; SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 15 juli 2006 tot en met 22 juli 2006 te Ameide, gemeente Zederik, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet na die [slachtoffer] aan handen en voeten met ty-rips te hebben vastgebonden de ademhaling van die [slachtoffer] met een voorwerp/hand belet verhinderd en/of die [slachtoffer] met een (hard) voorwerp en/of met zijn/een (tot vuist gebalde) hand(en)hard)tegen het hoofd geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal in vereniging, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren; MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 15 juli 2006 tot en met 22 juli 2006 te Ameide, gemeente Zederik, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet na die [slachtoffer] aan handen en voeten met ty-rips te hebben vastgebonden de ademhaling van die [slachtoffer] met een voorwerp/hand belet verhinderd en/of die [slachtoffer] met een (hard) voorwerp en/of met zijn/een (tot vuist gebalde) hand(en) (hard) tegen het hoofd geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; MEEST SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 15 juli 2006 tot en met 22 juli 2006 te Ameide, gemeente Zederik, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [straatnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) goed(eren) en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - de handen en/of voeten van genoemde [slachtoffer] met ty-rips heeft/hebben vastgebonden en/of - de ademhaling van die [slachtoffer] met een voorwerp/hand heeft/hebben belet en/of verhinderd en/of - die [slachtoffer] met een (hard) voorwerp en/of met zijn/een (tot vuist gebalde)hand(en) (hard) tegen het hoofd en/of de rug en/of de benen, althans het lichaam heeft/hebben geslagen en/of - die [slachtoffer] in omschreven toestand heeft/hebben achtergelaten, tengevolge waarvan genoemde [slachtoffer] is overleden; 2. hij op of omstreeks 26 januari 2003 te Woerden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand gelegen aan de Blekerijlaan heeft weggenomen een of meerdere kopieermachine(s) en/of een betonschaar en/of een hoeveelheid (yoghurt)drank (Yovol), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 3. hij op of omstreeks 26 januari 2003 te Woerden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een bedrijfsterrein gelegen aan de Blekerijlaan heeft weggenomen een vrachtauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet de rechtmatige eigena(a)r(en) en/of gebruiker(s) was/waren; 4. hij op of omstreeks 27 januari 2003 en/of 28 januari 2003 te Woerden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand gelegen aan de Blekerijlaan weg te nemen geld en/of goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met dat oogmerk - een raam heeft/hebben stukgemaakt en/of - een of meerdere glaslat(ten) heeft/hebben verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 5. hij op of omstreeks 11 maart 2003 en/of 12 maart 2003 te Woerden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand gelegen aan de Blekerijlaan weg te nemen geld en/of goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met dat oogmerk - een slot heeft/hebben doorgeknipt en/of - een raam heeft/hebben stuk geslagen, althans stuk gemaakt, en/of - een of meerdere flessen Yovol heeft/hebben verplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 6. hij op of omstreeks 16 februari 2005 en/of 17 februari 2005 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand gelegen aan de Utrechtsestraatweg heeft weggenomen een of meerdere computerkast(en) en/of flatscreen(s) en/of een kluis en/of een koffer en/of een autosleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 7. hij op of omstreeks 16 februari 2006 en/of 17 februari 2006 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit vanaf een bedrijfsterrein gelegen aan de Utrechtsestraatweg heeft weggenomen een personenauto (Nissan), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet de rechtmatige eigena(a)r(en) en/of gebruiker(s) was/waren; 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft -het onder 1. meest subsidiair en onder 2., 3., 4., 6. en 7. ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaar, met aftrek van voorarrest. 3.2 De verdediging De verdediging heeft ten aanzien van de onder 1., 5., 6. en 7. ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. 3.3 De vordering van de benadeelde partij Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde] [adres en woonplaats] Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 6042,09 vermeerderd met het uit het huis gestolen geldbedrag, ter zake van materiële schadevergoeding. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering. Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder 1. priamir, subsidiair en meer subsidiair alsmede onder 5., 6. en 7. ten laste is gelegd. Op grond van de wettige bewijsmiddelen is de rechtbank er niet van overtuigd dat de verdachte of een mededader het slachtoffer de adem heeft benomen, zoals onder 1. ten laste is gelegd. Voorts ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs dat het overlijden van het slachtoffer (uitsluitend) is veroorzaakt door de andere onder 1. primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde handelingen, het met ty-rips vastbinden van diens handen en voeten en/of het op het hoofd slaan van het slachtoffer met een (hard) voorwerp. Het ty-rippen is op zichzelf geen levensbedreigende handeling, terwijl het NFI heeft gerapporteerd dat het slachtoffer niet is overleden ten gevolge van slaan op zijn hoofd. Dit betekent niet dat het vastbinden en slaan van het slachtoffer (en het daarmee gepaard gaande bloedverlies) geen rol hebben gespeeld bij het overlijden van het slachtoffer, wel dat deze handelingen slechts in samenhang met het in hulpeloze toestand achterlaten van het slachtoffer een afdoende verklaring vormen voor diens overlijden. Het in hulpeloze toestand achterlaten van het slachtoffer is wel ten laste gelegd onder 1. meest subsidiair, maar niet onder 1. primair, subsidiair en meer subsidiair. De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte de onder 5., 6. en 7. ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van de onder 6. en 7. ten laste gelegde feiten heeft verdachte verklaard dat het bedrijf waar de onder 6. en 7. ten laste gelegde diefstallen zijn gepleegd in handen is van familie en dat hij daar regelmatig komt. De rechtbank is niet gebleken van enig onderzoek naar deze door verdachte gegeven alternatieve verklaring voor het aantreffen van sporen van zijn DNA. Evenmin blijkt uit het dossier dat de DNA-sporen zijn aangetroffen op een plaats of plaatsen die redelijkerwijs niet kunnen zijn betreden in het kader van familiebezoek in de gebruikelijke zin van het woord. Onder deze omstandigheden ontbreekt de voor een bewezenverklaring van de onder 6. en 7. ten laste gelegde de feiten vereiste mate van overtuiging dat de aangetroffen DNA-sporen van de verdachte verband houden met de gepleegde diefstallen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van die feiten. 4.2 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 1. MEEST SUBSIDIAIR: op een tijdstip gelegen in de periode van 15 juli 2006 tot en met 22 juli 2006 te Ameide, gemeente Zederik, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [straatnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, - de handen en voeten van genoemde [slachtoffer] met ty-rips heeft vastgebonden en - die [slachtoffer] met een hard voorwerp en met (tot vuist gebalde)handen hard tegen het hoofd en de rug en de benen, heeft geslagen en - die [slachtoffer] in omschreven toestand heeft achtergelaten, tengevolge waarvan genoemde [slachtoffer] is overleden; 2. op of omstreeks 26 januari 2003 te Woerden tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand gelegen aan de Blekerijlaan heeft weggenomen kopieermachines en een betonschaar en een hoeveelheid (yoghurt)drank, toebehorende aan [slachtoffer2] en [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming; 3. op of omstreeks 26 januari 2003 te Woerden tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bedrijfsterrein gelegen aan de Blekerijlaan heeft weggenomen een vrachtauto, toebehorende aan [slachtoffer3], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel waarvan hij, verdachte, en zijn mededader niet de rechtmatige eigenaren en gebruiker(s) waren; 4. op of omstreeks 27 januari 2003 en/of 28 januari 2003 te Woerden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de Blekerijlaan weg te nemen goederen, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te verschaffen door middel van braak en inklimming, met dat oogmerk - een raam heeft stukgemaakt en - glaslatten heeft verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.3 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 4.4 Nadere bewijsoverweging De verdediging heeft vrijspraak bepleit met betrekking tot het onder 1. meest subsidiair ten laste gelegde feit. Hiervoor heeft zij twee gronden aangevoerd. In de eerste plaats, zo stelt de verdediging, heeft de verdachte niet het oogmerk gehad om geweld te gebruiken ten opzichte van het slachtoffer, omdat hij immers niet op de hoogte was van de aanwezigheid van het slachtoffer in de woning ten tijde van het tenlastegelegde. Dit verweer slaagt niet, omdat het voor de bewezenverklaring van een feit als het onderhavige niet noodzakelijk is dat het oogmerk van de verdachte (tevoren) gericht was op het geweld als zodanig. Onafhankelijk van de vraag of verdachte tevoren dit geweld heeft voorzien en/of verkozen, kan worden vastgesteld dat de gepleegde diefstal is voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld. Van het plegen van dat geweld wordt in de onderhavige zaak vervolgens vastgesteld dat dit is gepleegd met het oogmerk om het oorsprongsfeit gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren. Verdachte en zijn medeverdachte(n) hebben immers zowel voorafgaand aan de diefstal, middels het slaan tegen het hoofd van het slachtoffer en het knevelen van het slachtoffer, als ten tijde van de diefstal en na de diefstal, middels het laten voortduren van de hulpeloze toestand van het slachtoffer, geweld gebruikt tegen het slachtoffer. In de tweede plaats kan volgens de verdediging niet worden bewezen dat het in de tenlastelegging omschreven geweld heeft geleid tot de dood van het slachtoffer, nu door de deskundigen geen doodsoorzaak kan worden aangewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en zijn mededader(s) aan het slachtoffer letsel hebben toegebracht. Verdachte en zijn mededader(s) hebben het slachtoffer meermalen met de vuisten en met een hard voorwerp op het lichaam en het hoofd geslagen, als gevolg waarvan het slachtoffer bloed heeft verloren. Vervolgens hebben zij aan het op zijn buik gelegen slachtoffer, zijn bewegingsvrijheid ontnomen door zijn enkels en polsen te ty-rippen en hebben zij het het slachtoffer onmogelijk gemaakt om hulp in te schakelen. Mede gelet op de omstandigheid dat uit het onderzoek van het NFI geen andere doodsoorzaak aannemelijk is geworden kan het toebrengen van dat letsel, dat op zichzelf beschouwd, niet onmiddellijk dodelijk behoeft te zijn, geacht worden in verband te staan met de dood van het slachtoffer. Rekening houdend met het feit dat verdachte en zijn mededader(s) het slachtoffer bovendien op zijn buik liggend en aan armen en benen vastgebonden met ty-rips in een hulpeloze toestand hebben achtergelaten, oordeelt de rechtbank dat de dood van het slachtoffer in redelijkheid aan (de handelwijze van) verdachte en diens mededader(s) kan worden toegerekend. De rechtbank verwerpt de verweren derhalve. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde levert op: 1. (MEEST SUBSIDIAIR) DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN, VERGEZELD OF GEVOLGD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN OF GEMAKKELIJK TE MAKEN, OF OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF OF ANDERE DEELNEMERS VAN HET MISDRIJF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD IN EEN WONING, DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN EN TERWIJL HET FEIT DE DOOD TEN GEVOLGE HEEFT; 2. DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN INKLIMMING; 3. DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS; 4. POGING TOT DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK EN INKLIMMING. 6. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid 7.1 Strafmotivering De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is in juli 2006 samen met zijn mededader(s) naar de [straatnaam] te Ameide gegaan om een kluis te stelen. Zij hadden een tip gekregen dat er een groot geldbedrag in deze kluis zou liggen. In de woning op de [straatnaam] zijn zij gestuit op de bewoner, het latere slachtoffer. Verdachte heeft aldaar gevochten met het slachtoffer en heeft hem een aantal vuistslagen op het hoofd toegebracht. Nadat hij het slachtoffer met behulp van de mededader(s) had overmeesterd hebben zij hem met ty-rips vastgebonden. Het slachtoffer heeft zelfs op het moment dat hij weerloos op de grond lag nog klappen gehad van verdachte en/of zijn mededader(s). Vervolgens zijn de daders er met de buit vandoor gegaan en hebben zij het slachtoffer voor dood achtergelaten. Verdachte heeft de nabestaanden van het slachtoffer groot en onherstelbaar leed toegebracht. De gruwelijke wijze waarop het slachtoffer om het leven is gekomen en de staat waarin zijn stoffelijk overschot is aangetroffen, maken het verwerken van dit verlies voor hen zo mogelijk nog moeilijker. Een misdrijf als het onderhavige brengt in de maatschappij en zeker in de woonomgeving van het slachtoffer gevoelens van afschuw en onveiligheid teweeg. De verdediging heeft (subsidiair) aangevoerd dat verdachte erg veel spijt heeft van zijn daden en dat dientengevolge de door de officier van justitie geëiste straf zou moeten worden gematigd. De rechtbank heeft na lezing van het dossier moeten concluderen dat verdachte slechts zijn eigen belang voor ogen heeft gehad en van enige spijt niet of nauwelijks blijk heeft gegeven. Nadat het slachtoffer is gekneveld heeft verdachte immers het huis nog doorzocht op zoek naar de kluis, terwijl hij zich niet bekommerde om het gewonde slachtoffer. Verdachte heeft ook nadien op geen enkele manier geprobeerd om het slachtoffer te helpen door bijvoorbeeld nog tijdig het nummer van meld misdaad anoniem te bellen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben echter wel doelbewust het slachtoffer de mogelijkheid ontnomen om succesvol om hulp te roepen. Ook hebben verdachte en mensen uit zijn omgeving alles in het werk gesteld om aan vervolging te ontkomen, door bewijsmiddelen te (laten) verbranden, in het kanaal te gooien en anderszins te laten verdwijnen. De spijt die verdachte ter terechtzitting aan de nabestaanden van het slachtoffer heeft betuigd is dan ook slechts een kleine pleister op de diepe wond. Ook heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte een geringe justitiële documentatie heeft op het gebied van geweldsmisdrijven. De rechtbank heeft opgemerkt dat verdachte weliswaar relatief weinig voor geweldsgerelateerde delicten is veroordeeld, maar dat het dossier een sfeer van beroepscriminaliteit en ‘louche zaken’ ademt. Verdachte heeft in één van zijn verklaringen zijn tas waarin hij zijn inbraakgereedschappen bewaard zelfs zijn ‘werktas’ genoemd. Hoewel de officier van justitie ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij de onder 2. tot en met 7. ten laste gelegde feiten nauwelijks heeft laten meewegen in zijn eis, rekent de rechtbank het de verdachte wel degelijk zwaar aan dat hij betrokken is geweest bij een diefstal waarbij een vrachtwagen en een grote hoeveelheid kopieerapparaten zijn gestolen, hetgeen heeft geleid tot aanzienlijke materiële schade. De rechtbank wijkt dientengevolge af van de eis van de officier van justitie. Nu de rechtbank echter de onder 5., 6. en 7. ten laste gelegde feiten in tegenstelling tot de officier van justitie niet bewezen acht, komt de op te leggen straf per saldo overeen met de eis van de officier. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd. 7.2 De vordering van de benadeelde partij De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting tot het oordeel gekomen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard in zijn vordering, omdat deze niet van zodanige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De vordering van de benadeelde partij is ingediend door [benadeelde], maar bevat kosten die naar hun aard behoren tot de nalatenschap. Uit geen enkel bewijsstuk heeft de rechtbank echter kunnen afleiden dat [benadeelde] namens de erven optreedt. Ook is niet gebleken dat [benadeelde] de rekening van de uitvaartverzorging heeft betaald. De benadeelde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, welke door de verdachte zijn gemaakt, één en ander met bepaling als in het dictum te melden. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: artikelen 45, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De beslissing De rechtbank verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1. primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 5., 6. en 7. ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot: een GEVANGENISSTRAF voor de duur van NEGEN (9) JAREN; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer], [adres en woonplaats], niet ontvankelijk is in de vordering, met veroordeling tevens van de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken - daaronder begrepen de eventuele incassokosten - tot op heden begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door: mr. A.M.H. Geerars, voorzitter, mr. B. van Velzen en mr. M.R.J. Schönfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Booij, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 september 2007. In verband met afwezigheid is mr. Schönfeld niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.