Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3142

Datum uitspraak2007-08-22
Datum gepubliceerd2007-09-06
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers758-H-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Deelbeschikking. Verhuizing kinderen naar buitenland en inschrijving op school aldaar. Het verzoek voorlopige voorzieningen opgevat als hoger beroep tegen tussenbeschikking.


Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 22 augustus 2007 Rekestnummer : 758-H-07 Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-6548 [appellante], wonende te ’s-Gravenhage, verzoekster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder, procureur mr. M.A. Ossentjuk, tegen [verweerder], wonende te ‘s-Gravenhage, verweer¬der in hoger beroep, hierna te noemen: de vader, procureur mr. I.J. Pieters. Als informant is aangemerkt: de raad voor de kinderbescherming, vestiging ‘s-Gravenhage, hierna te noemen: de raad. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De moeder is op 8 juni 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 1 juni 2007. De vader heeft op 29 juni 2007 een verweerschrift ingediend. Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 11 juni 2007, 22 juni 2007, 25 juli 2007 en 30 juli 2007 aanvullende stukken ingekomen. Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 11 juli 2007 en 30 juli 2007 aanvullende stukken ingekomen. De raad heeft het hof bij brief van 28 juni 2007 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen. Op 1 augustus 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar procureur en de vader, bijgestaan door zijn procureur. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd. De hierna te noemen minderjarigen [kinderen] zijn in raadkamer gehoord. VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage. Bij die beschikking is het verzoek van de moeder om toestemming te verlenen om de minderjarigen thans reeds voor het schooljaar 2007/2008 in te schrijven op een school in Engeland afgewezen. Voorts is de raad verzocht een onderzoek te verrichten aangaande de gezagsvoorziening en de gewone verblijfplaats van de minderjarigen. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is de afwijzing van het verzoek van de moeder toestemming te verkrijgen om de [minderjarigen, geboren in 1994 en 1998], hierna tezamen ook te noemen: de minderjarigen, reeds thans voor het schooljaar 2007/2008 in te schrijven op een school in Engeland, alsmede de afwijzing van het verzoek van de moeder om zonder toestemming van de vader te verhuizen naar Engeland. De minderjarige kinderen verblijven bij de moeder. De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen. 2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover de rechtbank het verzoek van de moeder heeft afgewezen om toestemming te verkrijgen om de minderjarigen reeds thans voor het schooljaar 2007/2008 in te schrijven op een school in Engeland en, opnieuw beschikkende, alsnog te bepalen dat de moeder betreffende toestemming krijgt. Voorts verzoekt de moeder als voorlopige voorziening gedurende het raadsonderzoek zoals door de rechtbank bij tussenbeschikking is bevolen: - de moeder toestemming te verlenen om (het hof begrijpt: tezamen met de minderjarigen) zonder toestemming van de vader (voorlopig) te verhuizen naar Engeland; - de in deze te geven beschikking zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. 3. De vader bestrijdt haar beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoek in hoger beroep af te wijzen met veroordeling van de moeder in de kosten van deze hoger beroep procedure. BEVOEGDHEID VAN DE NEDERLANDSE RECHTER 4. Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek van de moeder. ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP 5. De bestreden beschikking is een eindbeschikking wat betreft de afwijzing van het verzoek van de moeder om toestemming te verlenen om de minderjarigen thans reeds voor het schooljaar 2007/2008 in te schrijven op een school in Engeland en dient in zoverre als deelbeschikking te worden aangemerkt. In haar daartegen ingestelde hoger beroep kan de moeder worden ontvangen. 6. Ter zake van de voorgenomen verhuizing in de zomer van 2007 naar Engeland heeft de rechtbank in eerste aanleg de raad verzocht een onderzoek te verrichten en heeft de rechtbank de verdere beslissing aangehouden. Naar het oordeel van het hof dient de bestreden beschikking ten aanzien van het verzoek om tezamen met de minderjarigen in de zomer van 2007 naar Engeland te verhuizen, te worden aangemerkt als een tussenbeschikking. 7. Ten aanzien van deelbeschikkingen geldt dat het appel tegen de eindbeschikkingscomponent uit een deelbeschikking de tussenbeschikkingscomponent meetrekt, zodat dit ook in het appel kan worden betrokken. 8. Nu de moeder hoger beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van het verzoek van de moeder om toestemming te verlenen om de minderjarigen thans reeds voor het schooljaar 2007/2008 in te schrijven op een school in Engeland, kan zij ook het (daarmee samenhangende) verzoek om met de minderjarigen zonder toestemming van de vader (voorlopig) te verhuizen naar Engeland betrekken, ook al was de bestreden beschikking in zoverre nog slechts een tussenbeschikking. 9. De moeder vraagt in hoger beroep bij wijze van voorlopige voorziening om zonder toestemming van de vader (voorlopig) te verhuizen naar Engeland. Aangezien de moeder in eerste aanleg aanvullend heeft verzocht te bepalen dat het haar is toegestaan om tezamen met de minderjarigen in de zomer van 2007 naar Engeland te verhuizen, beschouwt het hof het door de moeder ingediende verzoek als appel tegen de door de rechtbank gegeven beslissing waarbij een soortgelijk verzoek werd aangehouden. 10. De moeder is op grond van het vorenstaande ontvankelijk in haar hoger beroep. Verzoek om zonder toestemming van de vader (voorlopig) te verhuizen naar Engeland 11. De moeder stelt in haar aanvullende verzoekschrift dat haar huidige arbeidscontract van tijdelijke aard is. Aangezien zij geen Nederlands spreekt, lukt het haar niet om op haar vakgebied binnen Nederland een andere passende werkkring te vinden en dit heeft geleid tot het vinden van een bij haar opleiding en werkervaring passende werkkring in Engeland. De moeder stelt dat de vader hierover geen overleg heeft willen voeren en eenvoudigweg heeft geweigerd om de moeder toestemming te verlenen de voorgenomen verhuizing te realiseren. De moeder stelt dat de minderjarigen als expats hebben geleefd, dat zij niet naar een Nederlandse school gaan, geen Nederlandse vrienden hebben en derhalve geen enkele binding met Nederland hebben. Doordat de vader regelmatig in het buitenland verblijft door zijn werk, is de huidige omgangsregeling eenvoudigweg (werk)praktisch niet haalbaar. De vader heeft tegen de verhuizing weliswaar twee bezwaren aangevoerd, te weten dat de minderjarigen Engels onderwijs zullen gaan volgen en dat hij ze minder zal gaan zien, maar volgens de moeder snijden die bezwaren geen hout nu de minderjarigen in Engeland Duits onderwijs zullen gaan volgen en de moeder bereid is, zo vaak als het belang van de minderjarigen dat met zich meebrengt, de minderjarigen naar Nederland te laten vliegen. Gevolg daarvan zou kunnen zijn, zo stelt de moeder, dat de vader alsdan zijn minderjarigen vaker ziet dan thans het geval is. De moeder stelt dat een verhuizing naar Engeland voor de partijen geen enkele wijziging van het expat-leven dat zij gewend zijn, zal betekenen; ook een wijziging van de contactfrequentie tussen de minderjarigen en de vader is niet aan de orde. Ter terechtzitting heeft de moeder aangegeven dat het feit dat de vader en zij beiden in hetzelfde bedrijf werkzaam waren, een bijkomende reden voor haar vormde om van werkkring te willen veranderen. 12. De vader stelt in zijn verweerschrift dat de door de moeder gewenste toestemming tot voorlopige verhuizing ook situaties in de hand werkt die niet in het belang van de minderjarigen zijn. Immers, het zou dan zo kunnen zijn dat de minderjarigen voorlopig verhuizen en vervolgens weer terug moeten komen indien de rechter tot het oordeel komt dat het toch in hun belang is dat zij in Nederland blijven. Ter terechtzitting heeft de vader aangevoerd dat de moeder hem voor een voldongen feit heeft gesteld door al in Engeland woonachtig te zijn. De vader stelt dat de minderjarigen wel degelijk in Nederland een vriendenkring hebben opgebouwd en dat het niet in hun belang is om de minderjarigen uit hun vertrouwde omgeving te halen. De vader vraagt zich af of deze verandering de minderjarigen ten goede zal komen, mede in verband met het feit dat de schoolprestaties van [oudste kind] de afgelopen periode zijn verslechterd. Tevens stelt de vader dat de moeder bij hetzelfde bedrijf had kunnen blijven werken aangezien tijdelijke arbeidscontracten in de regel worden verlengd. 13. Het hof overweegt als volgt. In het echtscheidingsconvenant is neergelegd dat de minderjarigen na de echtscheiding hun hoofdverblijf bij de moeder zullen hebben. In artikel 2.3 van het echtscheidingsconvenant is het volgende opgenomen: “Indien zich in de toekomst een wijziging mocht voordoen (…), b.v. dat partijen (in de engelse, door partijen geparafeerde, versie van het convenant staat “one of the parties”, toevoeging hof) naar elders, buiten Nederland, zouden verhuizen, zullen partijen dit bespreken en tot overeenstemming dienen te komen omtrent de nieuwe woonplaats van de minderjarigen, waarbij het belang van de minderjarigen voorop zal staan” (cursivering hof). Nu is gebleken dat partijen hierover onderling geen overeenstemming hebben bereikt, zal het hof beslissen met inachtneming van hetgeen in het echtscheidingsconvenant is neergelegd. 14. Het hof overweegt dat de minderjarigen gedurende de afgelopen jaren bij hun moeder hebben verbleven. Zowel in hetgeen in het kinderverhoor aan de orde is gekomen als in de standpunten van partijen, blijkende uit de processtukken en de mondelinge behandeling, heeft hof geen aanleiding gevonden om het hoofdverblijf van de minderjarigen te wijzigen van de moeder naar de vader. Nu de moeder een nieuwe werkkring in Engeland heeft aanvaard, overweegt het hof dat in beginsel aan de moeder de toestemming dient te worden verleend om met de minderjarigen (voorlopig) naar Engeland te verhuizen opdat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de moeder kunnen behouden. Dit zou, mede gelet op voormelde bepaling in het echtscheidingsconvenant, slechts anders kunnen zijn, indien de keuze van de moeder zou conflicteren met de belangen van de minderjarigen en deze wijziging zou stuiten op zwaarwegende bezwaren aan de zijde van de minderjarigen. Van dergelijke bezwaren is het hof niet gebleken. Het hof overweegt daarbij dat de minderjarigen in het kinderverhoor uitdrukkelijk te kennen hebben gegeven bij hun moeder te willen blijven wonen, ook indien dit met zich brengt dat zij binnen afzienbare tijd naar Engeland zullen verhuizen. Zij kijken zelfs uit naar de verhuizing. Een verandering van hun woon- en leefmilieu is voor de minderjarigen relatief, nu zij gewend zijn om te leven als expats en het voornemen bestaat om hen een vrijwel identieke school (German School) als zij thans gewend zijn, te laten bezoeken. Daarnaast heeft de moeder aangegeven dat zij zal meewerken aan de voortzetting van de omgangssituatie tussen de vader en de minderjarigen zoals deze thans is. Het hof zal derhalve de moeder alsnog vervangende toestemming verlenen om met de minderjarigen (voorlopig) naar Engeland te verhuizen. Toestemming tot inschrijving op een school in Engeland 15. De moeder stelt in haar eerste grief dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek heeft afgewezen om de minderjarigen reeds nu te mogen inschrijven op een school in Engeland. Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat het haar bedoeling is om de minderjarigen in te schrijven op de Duitse school in Londen. 16. De vader verzet zich hiertegen. 17. Het hof overweegt als volgt. Nu partijen in deze grief ervan zijn uitgegaan dat aan het hof vooruitlopend op de eindbeslissing van de rechtbank ter zake van de (mogelijke) verhuizing van de minderjarigen naar Engeland slechts de toestemming voorlag tot inschrijving op een school in Engeland, behoeven de stellingen van partijen dienaangaande, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de verhuizing, naar het oordeel van het hof geen verdere bespreking. In aansluiting op de beslissing tot (voorlopige) verhuizing naar Engeland, zal het hof de moeder tevens toestemming verlenen tot inschrijving op een school in Engeland aangezien dit een noodzakelijke voorwaarde is om de minderjarigen een schoolopleiding te kunnen laten genieten. Aangezien ter terechtzitting is gebleken dat de Duitse school in Londen eenzelfde lesmethodiek kent als de Duitse school in Den Haag, die de minderjarigen tot op heden bezochten, komt het het hof voor dat de minderjarigen op deze school dienen te worden ingeschreven opdat de schoolsituatie van de minderjarigen zo min mogelijk wijziging ondergaat. 18. Het hof ziet geen aanleiding om één van de partijen – ex-echtelieden – in de kosten te veroordelen en zal het daartoe strekkende verzoek van de vader afwijzen. 19. Het vorenstaande leidt tot de navolgende beslissing. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende: verleent de moeder toestemming om met de minderjarigen voorlopig te verhuizen naar Engeland en de minderjarigen voor het schooljaar 2007/2008 in te schrijven op de Duitse school in Londen; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Husson en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Schaaij als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2007.