Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3143

Datum uitspraak2007-05-01
Datum gepubliceerd2007-09-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700846-05 verl.
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beschikking naar aanleiding van de in de beslissing van deze rechtbank van 22 december 2006 opgenomen bepaling ingevolge artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van deze rechtbank van 10 maart 2006 opgelegde plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummer: 03/700846-05 Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van de in de beslissing van deze rechtbank van 22 december 2006 opgenomen bepaling ingevolge artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van deze rechtbank van 10 maart 2006 opgelegde plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) aan: [Naam verdachte], geboren te [Geboorteplaats en datum verdachte], thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichtingen Limburg Zuid, locatie “De Geerhorst” te Sittard, hierna te noemen: [Naam verdachte]. De procesgang De rechtbank heeft bij vonnis van 10 maart 2006 in de zaak met het parketnummer 03/700846-05 aan [Naam verdachte] de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van twee jaren, met de bepaling dat zes maanden na aanvang van de maatregel een beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van voornoemde maatregel zal plaatsvinden. De rechtbank heeft daarna, bij beschikking van 22 december 2006 in deze zaak, beslist dat de tenuitvoerlegging van de aan [Naam verdachte] opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet, met de bepaling dat vier maanden na 22 december 2006 een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden. In raadkamer van 17 april 2007 zijn gehoord [Naam verdachte], diens raadsvrouwe mr. F.W. Oehlen, advocate te Beek, de opgeroepen deskundige C.A.C.M. Reijnders, ISD-manager van de Penitentiaire Inrichtingen Vught, en de officier van justitie. De officier van justitie heeft voortzetting van de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel gevorderd voor de gehele duur van de maatregel en acht het opnieuw gelasten van een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van deze maatregel niet meer nodig. De raadsvrouwe heeft primair bepleit dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel, nu deze niet langer is vereist, met onmiddellijke ingang dient te worden beëindigd, stellende – zakelijk weergegeven – dat “[Naam verdachte] klaar is met de behandeling” en er geen gevaar meer bestaat dat hij bij beëindiging van de maatregel weer tot crimineel gedrag zal komen. De raadsvrouwe heeft subsidiair verzocht te gelasten dat vier maanden na aanvang van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel een hernieuwde tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de verdere voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden. De beoordeling De rechtbank heeft gezien: - het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden behandeling in raadkamer van deze rechtbank van 12 december 2006, - genoemd vonnis van deze rechtbank van 10 maart 2006 en genoemde beslissing van deze rechtbank van 22 december 2006, - de evaluatierapportage ISD omtrent [Naam verdachte] (met bijlagen) van de Penitentiaire Inrichtingen Vught van 10 april 2007, opgemaakt door K. Reijnders, ISD manager P.I. Vught, alsmede - een adviesrapport van de Mondriaan Zorggroep van 27 juli 2006 omtrent [Naam verdachte], opgemaakt door [Reclasseringswerker], reclasseringswerker. De rechtbank heeft gelet op hetgeen tijdens het onderzoek in raadkamer van 17 april 2007 omtrent de vordering van de officier van justitie en de persoon van [Naam verdachte] naar voren is gekomen. De rechtbank heeft voorts gelet op het bepaalde in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht. In haar beslissing van 22 december 2006 overweegt de rechtbank als volgt: “………Uit het voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD-maatregel d.d. 30 augustus 2006 blijkt dat er wel enkele stappen zijn gezet in de behandeling van verdachte maar dat er nog geen stappen zijn gezet die ingrijpen op de psychische gesteldheid van [Naam verdachte]. In dit verband is van belang dat [Naam verdachte], aldus het voortgangsverslag, hoog scoort op de negativisme schaal, hij naar binnen gekeerd is, moeite heeft met communiceren, neigt tot mopperen en klagen en snel een defensieve houding aanneemt. Op de Rics schaal scoort hij hoog als het gaat om het recidive risico, aldus de ter zitting gehoorde deskundige. Voor de vraag of te verwachten is dat [Naam verdachte] op afzienbare termijn weer ernstige overlast voor het publieke domein zal veroorzaken acht de rechtbank deze omstandigheden bepalender dat het feit dat zijn ouders nu bereid zijn hem thuis op te nemen en hij misschien een baan kan krijgen bij de werkgever van zijn vader. Deze laatste factoren, hoewel zeker belangrijk, kunnen immers gemakkelijk veranderen in welk geval [Naam verdachte] er weer alleen voor staat en de hiervoor genoemde negatieve factoren nog onverminderd aanwezig zijn, met alle risico’s voor het publieke domein van dien.” Na 22 december 2006 is de door [Naam verdachte] zeer gewenste en de door de deskundigen zeer noodzakelijk geachte opname van [Naam verdachte] in de verslavingskliniek FPK Welland te Heerlen alsnog tot stand gekomen. Hier zou de intrinsieke problematiek van [Naam verdachte] behandeld moeten gaan worden. Op 15 februari 2007 is [Naam verdachte] geplaatst in Welland, waar hij echter al op 25 maart 2007 is gevlucht. Op 10 april 2007 is [Naam verdachte] weer opgepakt. [Naam verdachte] verblijft nu in detentie in afwachting van de beoordeling welk traject nog met hem gevolgd kan gaan worden. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat de hiervoor aangehaalde overweging thans nog steeds opgeld doet. Aan een behandeling van de innerlijke problemen is nog steeds niet toegekomen, zodat de risico’s van [Naam verdachte] voor het publieke domein nog onverminderd aanwezig zijn. Dit oordeel van de rechtbank wordt nog versterkt door de ISD-manager, mevrouw C.A.C.M. Reijnders, die tijdens de behandeling in raadkamer heeft verklaard dat [Naam verdachte] zich niet aan de afspraken houdt, zoals bijvoorbeeld blijkt uit zijn ontvluchting uit de FPK Welland. [Naam verdachte] heeft wel betoogd dat hij tijdens zijn ontvluchting hard heeft gewerkt in het bedrijf van zijn broer, maar dat maakt het vorenstaande niet anders. Het eerdere incident, waarbij [Naam verdachte] een medegedetineerde een gebroken neus sloeg en de recente ontvluchting uit Welland maken duidelijk dat [Naam verdachte] zeer snel van het goede spoor af te brengen is. Het spreekt verder voor zich dat niet aan de orde is dat de behandeling in de FPK Welland niet van de grond is gekomen door omstandigheden die buiten de verantwoordelijkheid van [Naam verdachte] liggen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de maatregel dient te worden voortgezet. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om opnieuw een tussentijdse toetsing te gelasten. Het gevolgde traject tot heden, met de daarbij behorende verwikkelingen, maakt duidelijk dat [Naam verdachte] nog een lange weg te gaan heeft. Naar het oordeel van de rechtbank zal de resterende duur van de maatregel daarvoor zeker nodig zijn. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft [Naam verdachte] aangevoerd niet van plan te zijn nog mee te werken aan behandelingen. Mocht [Naam verdachte] zich niet meer openstellen voor nieuwe interventies in het kader van de maatregel, dan stelt dat de rechtbank teleur. Maar dan kan wederom niet geconcludeerd worden dat de behandeling niet van de grond komt buiten de verantwoordelijkheid van [Naam verdachte] en in die situatie is de bescherming van het publieke domein voldoende aanleiding om de maatregel gedurende de volledige termijn te laten voortduren. DE BESLISSING: De rechtbank: - gelast dat de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders van [Naam verdachte] wordt voortgezet. Aldus gegeven door mr. Van Leeuwen, voorzitter, mr. Provaas en mr. Schalken, rechters, in tegenwoordigheid van Wouters-Debougnoux, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 1 mei 2007, zijnde mr. Schalken buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.