Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3150

Datum uitspraak2007-06-26
Datum gepubliceerd2007-09-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/630111-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen schending van enig vormvoorschrift. Op de machtiging waarmee verbalisanten het pand van verdachte zijn binnengetreden is handmatig de letter 'b' toegevoegd. De hulpofficier van justitie is niet degene die deze 'b' achter het huisnummer heeft geschreven. Nu het huisnummer zonder 'b' het enige officiële huisnummer blijkt te zijn, is de toevoeging van deze 'b' van geen waarde.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummer: 03/630111-06 Datum uitspraak: 26 juni 2007 Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2006 en12 juni 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen: [Naam verdachte], geboren te [Geboorteplaats en datum verdachte], wonende te [Adres verdachte]. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 20 februari 2006 in de gemeente Brunssum opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 19.900 gram hennep en/of ongeveer 122 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 20 februari 2006 in de gemeente Brunssum opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van ongeveer 19.900 gram hennep en 122 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II. De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Nadere overwegingen ten aanzien van het bewijs De rechtbank stelt vast dat op de machtiging, waarmee verbalisanten het pand [R.straat] zijn binnengetreden, handmatig de letter ‘b’ is toegevoegd aan het nummer ‘[x]’ (pagina 14 en 14a van de doornummering). De hulpofficier van justitie die bedoelde machtiging heeft ondertekend, [Naam getuige], is ter zake als getuige ter terechtzitting gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat volgens navraag bij de gemeente alleen [x] een bestaand pand is, dat [x]b geen officieel nummer is en dat de handmatig ingevulde ‘b’ niet van haar hand is. De getuige weet niet meer hoe een en ander destijds is verlopen. De getuige is gaan kijken en heeft gezien dat alleen [x] is genummerd. De raadsman heeft – zakelijk weergegeven – betoogd dat, nu de getuige niet meer weet wat er precies is gebeurd, de gang van zaken niet kan worden getoetst, hetgeen tot bewijsuitsluiting en dientengevolge tot vrijspraak moet leiden. De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsman. Ofschoon voornoemde handelwijze als zeer slordig moet worden aangemerkt, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van schending van enig vormvoorschrift. De door getuige [Naam getuige] afgegeven machtiging vermeldt het pand met nummer [x], welk nummer blijkens de verklaring van de getuige bovendien het enige officiële nummer is; de toevoeging ‘b’ is derhalve van generlei waarde. De raadsman heeft tevens – naar de rechtbank begrijpt: subsidiair – betoogd dat de ongeveer 19.9 kilogram hennep nog niet gedroogd was en in droge toestand hooguit een hoeveelheid van 4 kilogram zou opleveren. De rechtbank verwerpt ook dit verweer, nu in het door de opsporingsambtenaren [Naam opsporingsambtenaar 1] en [Naam opsporingsambtenaar 2] ambtsedig opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 mei 2006 het navolgende is vermeld (pagina 5 van de doornummering): “Door mij, verbalisant [Naam opsporingsambtenaar 1], werd de aangetroffen en in beslag genomen geoogste en gedroogde hennep gewogen. Deze had een bruto gewicht van 19,9 kilogram.” Tevens wijst de rechtbank op het door opsporingsambtenaar [Naam opsporingsambtenaar 1] ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 20 februari 2006, alwaar onder volgnummer 1 (onder meer) is vermeld: “19,9 kilogram gedroogde henneptoppen” (pagina 39 van de doornummering). De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straffen De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het feit zal worden veroordeeld tot: - een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren en - een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van honderdtwintig uren. De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende. Bij de bepaling van de op te leggen straffen is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft ten nadele van verdachte rekening gehouden met: - de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving en - de omstandigheid dat soft drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte nooit eerder is veroordeeld. De toepasselijke wettelijke bepalingen De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de opiumwet. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIER MAANDEN; - beveelt, dat de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit; - veroordeelt de verdachte tot een taakstraf die zal bestaan uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van HONDERDTWINTIG UREN; - beveelt dat indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van ZESTIG DAGEN zal worden toegepast. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. Th.A.J.M. Provaas, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr. M. Senden, rechters, in tegenwoordigheid van J.M.A. Haanen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 26 juni 2007.