Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3155

Datum uitspraak2007-09-04
Datum gepubliceerd2007-09-18
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC05/01308
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof is van oordeel dat de gemeente in de gegeven omstandigheden met de in r.o. 4.10 bedoelde verkeersborden, de wegversmalling en de metalen zuil ter hoogte van de zakpaal voldoende veiligheidsmaatregelen, waaronder waarschuwingen, heeft getroffen tegen het specifieke gevaar dat door een zakpaal in het leven wordt geroepen. De door [appellant] aangevoerde slechte weersomstandigheden doen hieraan niet af. Dat er bij slechte weersomstan-digheden een minder goed zicht bestaat, onder meer op waarschuwingsborden, is een algemeen gevaar. Dit leidt ertoe dat de bestuurder extra voorzichtigheid en oplettendheid dient te betrachten. Dit algemene gevaar leidt niet tot de conclusie dat de gemeente meer maatregelen had moeten treffen ter beveiliging van de bestuurder tegen het specifieke gevaar van de zakpaal. Ook overigens leidt hetgeen [appellant] heeft aangevoerd niet tot de conclusie dat de door de gemeente getroffen maatregelen in de gegeven omstandigheden onvoldoende zijn.


Uitspraak

typ. CB rolnr. C0501308/MA ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH, sector civiel recht, vierde kamer, van 4 september 2007, gewezen in de zaak van: [APPELLANTE], wonende te [plaats] (Duitsland), appellant bij exploot van dagvaarding van 15 september 2005, procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven, tegen: de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE SITTARD-GELEEN, zetelend te [plaats], geïntimeerde bij gemeld exploot, procureur: mr. E.H.H. Schelhaas, op het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, gewezen vonnis van 22 juni 2005 tussen appellant - [appellant] - als eiser en geïntimeerde - de gemeente - als gedaagde. 1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 163414 CV EXPL 04-1909) Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het daaraan voorafgaande vonnis van 6 oktober 2004. 2. Het geding in hoger beroep Bij memorie van grieven heeft [appellant] vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot toewijzing alsnog van zijn vordering tot schadevergoeding. Tevens heeft hij bij akte een foto gedeponeerd. Bij memorie van antwoord heeft de gemeente, onder overlegging van vijf producties, de grieven bestreden. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. 3. De gronden van het hoger beroep Voor de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven. 4. De beoordeling 4.1. Het hof stelt voorop dat het vonnis van 22 juni 2005 vatbaar is voor hoger beroep. Met inbegrip van de tot aan de dag van dagvaarding in eerste aanleg verschenen rente, beloopt de vordering waarover de kantonrechter had te beslissen meer dan € 1.750,--. 4.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende. a) Op dinsdag [datum 1] omstreeks 16.50 uur heeft zich op de verbindingsweg [adres 1] te [plaats] een ongeval voorgedaan met een zakpaal. De zakpaal, door partijen ook "bollard" genoemd, is aangelegd door de gemeente ter fysieke ondersteuning van de afsluiting van de [adres 2] gedurende bepaalde tijden voor gemotoriseerd verkeer. Het gaat om een metalen paal van 60 cm. hoog die zich midden op de rijbaan bevindt. De zakpaal bevindt zich in verzonken toestand in het wegdek en rijst nadat hij in werking is gezet in circa 6 seconden geheel op uit het wegdek. b) [appellant] reed met zijn personenauto Ford Galaxy dicht achter een vóór hem rijdende personenauto Nissan Sunny in de richting van de [adres 2]. De bestuurder van de vóór hem rijdende auto heeft de zakpaal bediend met een pasje. Na het zakken van de paal is deze bestuurder doorgereden. [appellant] is er meteen achteraan gereden. Toen [appellant] zich met zijn auto boven de zakpaal bevond, kwam de zakpaal omhoog uit het wegdek en drukte met aanzienlijke kracht tegen de onderzijde van de auto. Zijn auto is daardoor beschadigd. c) De gemeente heeft voorzieningen aangebracht met het oog op de aanwezigheid van de zakpaal. Op een afstand van ongeveer 12 tot 14,5 meter voor de zakpaal zijn twee borden bevestigd aan een lantaarnpaal. Het gaat om een geel verkeersbord met de tekst "gewijzigde situatie bollard in werking" en een wit bord met de tekst "cameratoezicht". d) Circa 10 meter voor de zakpaal is een verhoging in het wegdek aangebracht. e) Op een afstand van ongeveer 7 meter voor de zakpaal bevindt zich aan de rechterzijde van de weg een paal met daaraan twee verkeersborden met onderborden. Bovenaan hangt een verkeersbord C12 (gesloten voor alle motorvoertuigen) met daaronder de tekst "van 14.00 - 06.00 u, op donderdag van 16.00 - 06.00 u). Onder deze tekst hangt een verkeersbord J37 (gevaar) met daaronder de tekst "beweegbaar obstakel". f) Op circa drie meter voor de zakpaal bevindt zich aan de linkerzijde een bedieningszuil met daarin een pascontrolesysteem en een intercominstallatie. Met behulp van een speciaal pasje (voor bewoners) en via de intercom kan toegang worden verkregen tot het afgesloten gebied. In de zuil zijn gekleurde lampjes aangebracht die door oplichten aangeven of de toegang vrij wordt gegeven of wordt geweigerd. g) Ter plaatse van de zakpaal is de rijbaan versmald zodat er slechts één voertuig tegelijk door kan. Aan één zijde, de bestuurderszijde van het verkeer dat richting de [adres 2] rijdt, bevindt zich op ooghoogte van de zich in een personenauto bevindende bestuurder een metalen zuil met lampen die respectievelijk rood, oranje en groen licht uitstralen. De doorsnee van deze lampen is ongeveer 6 à 7 cm. Als een auto door het invoeren van een pasje toegang heeft gekregen tot het afgesloten gebied, gaat de zakpaal omlaag. Het verkeerslicht straalt groen licht uit wanneer de zakpaal in de grond is gezonken en er veilig overheen gereden kan worden. Zodra de auto iets doorrijdt (de achterkant van de wagen is dan nog niet voorbij de zakpaal) springt het licht meteen weer via oranje op rood. Reeds vóór het omhoogkomen van de zakpaal straalt het verkeerslicht rood licht uit. Het rode licht blijft branden wanneer de zakpaal omhoog komt dan wel omhoog is. 4.3. [appellant] vordert in deze procedure vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van het ongeval met de zakpaal. Hij baseert deze vordering op artikel 6:174 BW dan wel artikel 6:162 BW. Volgens hem is de gemeente als wegbeheerder en als eigenaar/bezitter van de zakpaal aansprakelijk omdat zij onvoldoende heeft gewaarschuwd voor het gevaar van de zakpaal. 4.4. De kantonrechter heeft de situatie ter plaatse in ogenschouw genomen. Bij het beroepen vonnis heeft hij de vordering van [appellant] afgewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de gemeente voldaan aan haar waarschuwingsplicht en is de onderhavige schade uitsluitend een gevolg van aan [appellant] toe te rekenen onoplettendheid en onvoorzichtigheid. 4.5. [appellant] stelt in grief I dat hij onvoldoende is gewaarschuwd voor de aanwezigheid van de zakpaal. Hij acht hierbij - anders dan de kantonrechter - van belang dat hij de betekenis van het woord "bollard" niet kende (grief II). Met grief III betoogt hij dat de schemering en de verlichting in combinatie met natte sneeuwval en de vrij forse wind de waarschuwende tekens nog minder effectief maakten dan deze onder ideale weersomstandigheden zouden zijn. In grief IV stelt hij dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat [appellant] als oplettend weggebruiker zowel de zakpaal als ook de waarschuwingsborden en andere voorzieningen had moeten zien. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. 4.6. Het hof overweegt als volgt. In het algemeen rust op de gemeente als wegbeheerder de plicht ervoor te zorgen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en zaken niet in gevaar brengt. Hieruit vloeit voort dat, wanneer de gemeente ter fysieke ondersteuning van verkeersmaatregelen een weg zodanig inricht dat deze zonder beveiligingsmaatregelen gevaar oplevert voor personen of zaken, zij door deugdelijke beveiligingsmaatregelen, zoals waarschuwingen, ervoor zorg behoort te dragen dat de veiligheid van personen en zaken voldoende gewaarborgd blijft. Daarbij dient de gemeente in aanmerking te nemen dat niet alle verkeersdeelnemers steeds de nodige voorzichtigheid en oplettendheid zullen betrachten (HR 20 maart 1992, NJ 1993, 547). 4.7. Tussen partijen staat vast dat de zakpaal, in elk geval voor verkeersdeelnemers die niet de nodige voorzichtigheid en oplettendheid betrachten, zonder veiligheidsmaatregelen gevaar oplevert. Dit gevaar houdt in dat er schade wordt toegebracht aan de onderkant van een voertuig doordat de zakpaal omhoog komt terwijl dat voertuig zich boven de paal bevindt. Andere gevaren worden door partijen niet genoemd. Op de gemeente rust de plicht bestuurders van voertuigen voldoende voor het vorenbedoelde gevaar te waarschuwen of om andere veiligheidsmaatregelen te nemen die voldoende bescherming bieden. Bij de beoordeling van de getroffen maatregelen zal het hof letten op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-achtneming van de ver-eiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en op de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen (HR 26 september 2003, NJ 2003, 660). 4.8. Het gele verkeersbord met de tekst "gewijzigde situatie bollard in werking" houdt geen waarschuwing in voor gevaar. Dit bord geeft aan dat er een gewijzigde situatie is en waaruit deze bestaat. Voor automobilisten die, als [appellant], ter plaatse niet bekend zijn is de mededeling betreffende de bollard niet duidelijk. Het woord "bollard" maakt namelijk geen deel uit van het normale spraakgebruik. Gesteld noch gebleken is dat een automobilist die ter plaatse niet bekend is uit dit bord had kunnen opmaken dat er verderop een zakpaal staat. 4.9. De verhoging in het wegdek op een afstand van circa 10 meter voor de zakpaal is volgens de gemeente een drempel die bedoeld is om het verkeer langzamer te laten rijden. [appellant] stelt dat er slechts sprake is van een uiterst lichte verhoging in het wegdek. Wat daar ook van zij, in het onderhavige geval doet dit niet ter zake. Tussen partijen is immers niet in geschil dat [appellant] en zijn voorganger stapvoets reden. 4.10. Het verkeersbord J37 geeft aan dat er gevaar bestaat. De aard van het gevaar wordt aangegeven op het onderbord. Het specifieke gevaar van een zakpaal vloeit voort uit het feit dat het een obstakel is dat niet blijft staan, maar in verticale richting beweegt. Gelet hierop maakt de tekst "beweegbaar obstakel" op het onderbord voldoende duidelijk wat de aard van het gevaar is. De stelling van [appellant] dat de borden op vrij grote hoogte zijn aangebracht en op betrekkelijk grote afstand van de zakpaal waardoor hij niet bedacht hoefde te zijn op het gevaar, treft geen doel. Daartoe overweegt het hof dat de hoogte van de onderkant van een verkeersbord binnen de bebouwde kom minimaal 2.20 meter dient te zijn (hoofdstuk 2 paragraaf 2 sub 12 aanhef en onder A Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens). Van bestuurders kan worden verwacht dat zij rekening houden met verkeersborden die op de voorgeschreven minimumhoogte zijn geplaatst. Uit het betoog van [appellant] blijkt niet dat het verkeersbord J37 en het onderbord, rekening houdend met de voorgeschreven minimumhoogte, op een afwijkende hoogte zijn geplaatst. Voorts neemt het hof in aanmerking dat de borden zich op ongeveer zeven meter voor de zakpaal bevinden. De bestuurder heeft daardoor voldoende tijd om te reageren op de waarschuwing. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom een bestuurder vanwege de afstand van zeven meter niet meer bedacht zou hoeven te zijn op het gevaar van de zakpaal. 4.11. Van de bedieningszuil gaat geen waarschuwing voor gevaar uit. De zuil heeft geen opvallende kenmerken. De relatie tussen de zuil en de zakpaal wordt niet met een bord aangegeven op een andere in het oog vallende wijze aangeduid. Gelet hierop attendeert deze zuil een bestuurder die ter plaatse niet bekend is onvoldoende op het gevaar van de zakpaal. 4.12. De metalen zuil ter hoogte van de zakpaal heeft wel een beveiligende werking. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat deze zuil zich op een voor de bestuurder van een auto opvallende plaats bevindt. De zuil staat aan de kant van de bestuurder. Voorts creëert de zuil - tezamen met twee kleinere paaltjes - een wegversmalling. De bestuurder moet daardoor vlak langs de zuil rijden. In de zuil bevindt zich ongeveer op ooghoogte van een passerende bestuurder een licht. Dit licht staat op rood als de zakpaal omhoog gaat komen, komt of is gekomen. Daarmee wordt duidelijk aangegeven dat de bestuurder dient te stoppen. Het hof acht het in de gegeven omstandigheden minder waarschijnlijk dat een bestuurder - en dat geldt ook voor een minder oplettende bestuurder - vervolgens doorrijdt zonder dat hij weet waarom zich daar een rood licht bevindt. Ervan uitgaande dat een bestuurder stopt ziet hij vervolgens - in de onderhavige situatie waarin een voorganger met behulp van een pasje over de verzonken zakpaal is gereden - de zakpaal omhoog komen. [appellant] heeft nog gesteld dat hij in de bocht naar rechts achter zijn voorganger reed, waardoor het zicht op de betreffende zuil werd ontnomen. Wat daarvan ook zij, op enig moment heeft zijn voorganger de zuil gepasseerd en moet [appellant] zicht hebben gekregen op de zuil. Hij moest er immers langsrijden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat [appellant] geen zicht op de betreffende zuil heeft gekregen. 4.13. [appellant] heeft gesteld dat er ter plaatse al vele schadegevallen schijnen te zijn geweest, maar dat hem niet bekend is of de paal ooit eerder omhoog is gekomen op een moment dat zich daarboven voertuig bevond. Hij heeft ook aangevoerd dat de gemeente als meest gerede partij de specifieke en volledige informatie rondom deze en andere zakpalen in de gemeente dient te verschaffen. Het hof volgt [appellant] hierin niet. De zakpaal staat in de openbare ruimte. In verband hiermee gaat het hof ervan uit dat het mogelijk is voor [appellant] om zelf aanknopingspunten te verzamelen voor de bewijslevering. [appellant] heeft dat niet, althans onvoldoende gedaan. Nu hij zijn stelling in het geheel niet met feiten heeft onderbouwd, treft deze geen doel. Aan zijn bewijsaanbod wordt op dit punt als niet ter zake dienend voorbijgegaan. 4.14. Het hof is van oordeel dat de gemeente in de gegeven omstandigheden met de in r.o. 4.10 bedoelde verkeersborden, de wegversmalling en de metalen zuil ter hoogte van de zakpaal voldoende veiligheidsmaatregelen, waaronder waarschuwingen, heeft getroffen tegen het specifieke gevaar dat door een zakpaal in het leven wordt geroepen. De door [appellant] aangevoerde slechte weersomstandigheden doen hieraan niet af. Dat er bij slechte weersomstan-digheden een minder goed zicht bestaat, onder meer op waarschuwingsborden, is een algemeen gevaar. Dit leidt ertoe dat de bestuurder extra voorzichtigheid en oplettendheid dient te betrachten. Dit algemene gevaar leidt niet tot de conclusie dat de gemeente meer maatregelen had moeten treffen ter beveiliging van de bestuurder tegen het specifieke gevaar van de zakpaal. Ook overigens leidt hetgeen [appellant] heeft aangevoerd niet tot de conclusie dat de door de gemeente getroffen maatregelen in de gegeven omstandigheden onvoldoende zijn. 4.15. [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel kunnen leiden. Daarom wordt aan zijn bewijsaanbod, voor zover nog niet besproken, als niet ter zake dienend voorbijgegaan. 4.16. Gelet op het voorgaande treffen de grieven geen doel. Het beroepen vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Conform de vordering van de gemeente zal de wettelijke rente over deze kosten worden toegewezen vanaf 14 dagen na dagtekening van dit arrest. 5. De uitspraak Het hof: bekrachtigt het vonnis van 22 juni 2005; veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op € 244,-- aan verschotten en op € 632,-- aan salaris procureur, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 18 september 2007 tot aan de dag der algehele voldoening; verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Meulenbroek en Hutten en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 4 september 2007.