Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3162

Datum uitspraak2007-09-01
Datum gepubliceerd2007-09-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/7175 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ontvankelijkeheid bezwaar. Envelop bewaren met het oog op ontvankelijkheidsvragen?


Uitspraak

05/7175 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 7 november 2005, 04/1089 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak 1 september 2006 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep doen instellen. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2006. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.R. Bos. II. OVERWEGINGEN Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van het Uwv van 16 september 2004 (het bestreden besluit) waarbij hij heeft gehandhaafd zijn besluit van 19 januari 2004. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, met bepalingen over de vergoeding van proceskosten en griffierecht. Daartoe heeft de rechtbank ambtshalve overwogen, samengevat, dat appellante het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. De Raad kan zich in dat oordeel van de rechtbank niet vinden. Hij overweegt het volgende. De laatste dag van de bezwaartermijn eindigde op (maandag) 1 maart 2004. Op het per post verzonden, ongedateerde bezwaarschrift heeft het Uwv als datum van ontvangst 3 maart 2004 aangetekend. De envelop waarin de verzending heeft plaats gevonden, heeft het Uwv niet bewaard, waardoor de datum van het poststempel niet (meer) kan worden vastgesteld. Appellante heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep uitdrukkelijk verklaard dat zij het bezwaarschrift op 1 maart 2004 ter post heeft bezorgd. Mede gelet op het gegeven dat het bezwaarschrift (niet later dan) op 3 maart 2004 bij het Uwv is ontvangen en op het feit dat het Uwv - zoals ook uit het verweerschrift in hoger beroep kan worden opgemaakt - kennelijk geen aanleiding heeft gezien met het oog op eventuele ontvankelijkheidsvragen de envelop te bewaren, ziet de Raad geen aanleiding aan de verklaring van appellante te twijfelen. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend. Hieruit volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd en de Raad zal de zaak terugwijzen naar de rechtbank. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep wegens de haar verleende rechtsbijstand begroot op € 322,-. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Wijst de zaak terug naar de rechtbank Groningen; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van het geding in hoger beroep ter groote van € 322,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het door haar ten behoeve van het hoger beroep betaalde griffierecht ad € 103,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Mulder als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 september 2006. (get.) D.J. van der Vos. (get.) J.P. Mulder.