Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3185

Datum uitspraak2007-08-21
Datum gepubliceerd2007-09-07
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers01/90034 en 01/90035
Statusgepubliceerd
SectorDouanekamer


Indicatie

Belanghebbende is van mening dat de transactiewaarde van de door haar ingevoerde laptop computers ten onrechte is verhoogd met de waarde van het besturingssysteem. Bij uitspraak van 13 juli 2003 heeft de Douanekamer het Hof van Justitie verzocht uitspraak te doen over de volgende prejudiciele vraag: Moet bij de invoer van computers waarop door de verkoper besturingssystemen zijn geinstalleerd, de transactiewaarde van die computers op de voet van atikel 32, eerste lid, onderdeel b, van het CDW, worden verhoogd met de waarde van de door de koper kosteloos aan de verkoper ter beschikking gestelde programmatuur, indien de waarde daarvan niet in de transactiewaarde is begrepen ? Het Hof van Justitie heeft deze vraag op 16 november 2006 bevestigend beantwoord. Zaaknr. C-306/04. De Douanekamer heeft vervolgens geoordeeld dat, nu vaststaat dat het besturingssysteem een immaterieel economisch goed is waaraan een economische waarde moet worden toegekend, en dat deze waarde niet is begrepen in de voor de laptopcomputers daadwerkelijk betaalde of te betalen prijs, uit overweging 33 van het arrest van het Hof van Justitie volgt dat de hier bedoelde waarde tot de transactiewaarde moet worden gerekend. Mede gelet op de bewoordingen van de bepalingen van artikel 32, lid 1, sub b, van het CDW moet de transactiewaarde van de ingevoerde goederen op de voet van dit artikel worden verhoogd met de waarde van de besturingssystemen. Beroep ongegrond.


Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM Douanekamer Uitspraak in de zaken nr. 01/90034 DK en 01/90035 DK de dato 21 augustus 2007 1. De procedure 1.1. Voor een overzicht van de procedure, die is ingeleid door twee beroepschriften van 3 januari 2001 van A, verbonden aan B N.V. Belastingadviseurs te C, ingediend namens X te D, gericht tegen de uitspraken van het hoofd van de Belastingdienst / Douane district P hierna: de inspecteur) van 28 november 2000, kenmerk xxxxxx (zaak 01/90034 DK) en kenmerk xxxxxx (zaak 01/90035 DK), tot aan de door de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) vastgestelde uitspraak van 13 juli 2004, wordt verwezen naar die uitspraak. 1.2. Bij evenbedoelde uitspraak van 13 juli 2004 heeft de Douanekamer het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof van Justitie) verzocht uitspraak te doen over de navolgende prejudiciële vraag: “Moet bij de invoer van computers waarop door de verkoper besturingssystemen zijn geïnstalleerd, de transactiewaarde van die computers op de voet van artikel 32, eerste lid, onderdeel b, van het CDW, worden verhoogd met de waarde van de door de koper kosteloos aan de verkoper ter beschikking gestelde programmatuur, indien de waarde daarvan niet in de transactiewaarde is begrepen?” 1.3. Het Hof van Justitie heeft de zaak ingeschreven onder nummer C-306/04 en heeft daarin op 16 november 2006 arrest gewezen (verder ook: het arrest), waarvan het dictum luidt: “Bij de invoer van computers waarop de verkoper software voor één of meer besturingssystemen heeft geïnstalleerd die hem door de koper kosteloos ter beschikking is gesteld, moet op de voet van artikel 32, lid 1, sub b of c, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, voor de vaststelling van de douanewaarde van die computers de transactiewaarde ervan worden verhoogd met de waarde van die software, indien deze laatste waarde niet is inbegrepen in de voor genoemde computers daadwerkelijk betaalde of te betalen prijs. Hetzelfde geldt wanneer de nationale autoriteiten, in overeenstemming met het gemeenschapsrecht, de prijs van een andere koopovereenkomst dan de door de koper in de Gemeenschap gesloten overeenkomst als transactiewaarde aanvaarden. In dat geval moet onder “koper” in de zin van artikel 32, lid 1, sub b of c, van verordening (EEG) nr. 2913/92 worden verstaan de koper die die andere koopovereenkomst heeft gesloten”. 1.4. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk over het arrest uit te laten. Op 21 december 2006 is van de inspecteur een reactie ingekomen. Van belanghebbende is geen reactie ingekomen. 1.5. Naar aanleiding van het arrest en in verband met de gewijzigde samenstelling van de raadkamer heeft op 19 juni 2007 een nadere zitting plaatsgevonden. Namens belanghebbende is verschenen haar gemachtigde E, en namens de inspecteur F en G. Partijen hebben ter zitting elk een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Voorts is ter zitting overgelegd een exemplaar van een “license agreement” tussen H Corporation (verder: H) en X1 Corporation (verder: X1). De Douanekamer rekent deze pleitnota’s alsmede voormelde license agreement tot de stukken van het geding. 2. De nadere standpunten van partijen 2.1. Belanghebbende handhaaft ook na het arrest van het Hof van Justitie haar stelling dat de transactiewaarde van de ingevoerde laptop computers ten onrechte is verhoogd met de waarde van het besturingssysteem. Zij stelt zich daarbij nader op het standpunt dat uit het arrest van het Hof van Justitie volgt dat met voorbijgaan aan artikel 32, lid 1, aanhef en sub b, van het Communautair douanewetboek (verder: CDW), moet worden beoordeeld of de waarde van de geïnstalleerde besturingssystemen in de douanewaarde moet worden begrepen op basis van artikel 32, lid 1, sub c, van het CDW. Belanghebbende meent dat de door X1 aan H betaalde bedragen moeten worden aangemerkt als betaling voor het gebruik van rechten als bedoeld in artikel 157, lid 1, derde gedachtestreepje van de Uitvoeringsverordening CDW (hierna: UCDW). Aan toevoeging van de betaling voor deze rechten aan de transactiewaarde kan volgens belanghebbende evenwel op grond van artikel 160 van de UCDW niet worden toegekomen, nu de betaling voor de rechten niet van de verkoper of een met deze verbonden persoon van X1 wordt verlangd. 2.2. De inspecteur concludeert naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie dat dit arrest zijn standpunt bevestigt dat de waarde van het besturingssysteem in de douanewaarde moet worden begrepen. Van een royaltybetaling in de zin van artikel 32, lid 1, sub c, van het CDW is zijns inziens geen sprake. Subsidiair stelt de inspecteur zich op het standpunt dat indien de betalingen door X1 aan H onder de werkingssfeer van artikel 32, lid 1, sub c, van het CDW vallen, en op grond van het bepaalde in artikel 160 van de UCDW niet bij de transactiewaarde worden geteld, de transactiewaarde toch moet worden verhoogd met de waarde van de software en wel op grond van het bepaalde in artikel 32, lid 1, sub b, van het CDW. 3. De rechtsoverwegingen 3.1. Aan zijn onder 1.3 aangehaalde oordeel, heeft het Hof van Justitie, voor zover hier van belang, de volgende overwegingen ten grondslag gelegd. “23. (…) De Commissie van de Europese Gemeenschappen (…) betoogt dat artikel 32, lid 1, sub b, van het douanewetboek niet toepasselijk is en dat de erin bedoelde aanpassing derhalve niet dient plaats te vinden. X (…) betoogt dat de betrokken besturingssystemen onder geen van de categorieën van artikel 32, lid 1, sub b, van het douanewetboek vallen. Haars inziens zien die bepalingen enkel op materiële goederen. (…) 24. Het betoog van X en het standpunt van de Commissie dat artikel 32, lid 1, sub b, van het douanewetboek niet toepasselijk is, kunnen niet worden aanvaard. (…) 30. (…). De douanewaarde moet bijgevolg de werkelijke economische waarde van een ingevoerd goed weergeven en derhalve rekening houden met alle elementen van dat goed die een economische waarde vertegenwoordigen. 31. Het Hof heeft bovendien geoordeeld dat software een immaterieel economisch goed is waarvan de aanschafkosten, wanneer het in koopwaar is geïnstalleerd, moet worden geacht deel uit te maken van de voor die waar betaalde of de te betalen prijs en, derhalve, van de transactiewaarde (…). 32. Bij de betrokken besturingssystemen gaat het om software die X1 de I fabrikanten kosteloos ter beschikking heeft gesteld om bij de vervaardiging van de computers op de harde schijf te worden geïnstalleerd. Bovendien staat vast dat die software een unitaire economische waarde van 31 USD heeft en dat deze waarde noch in de waarde van de transactie tussen de I fabrikanten en X1 noch in die van de transactie tussen X1 en X is opgenomen. 33. Derhalve moet worden geconstateerd dat in die omstandigheden de transactiewaarde moet worden aangepast. 34. De Spaanse regering en de regering van het Verenigd Koninkrijk zijn van oordeel dat de software voor de betrokken besturingssystemen (…) onder artikel 32, lid 1, sub b-i van het douanewetboek valt, terwijl hij volgens de Nederlandse en de Duitse regering als engineering in de zin van het bepaalde sub iv van die bepaling moet worden aangemerkt. (…) 35. Die indeling is door de verwijzende rechter niet gevraagd en is voor de oplossing van het hoofdgeding niet noodzakelijk. 36. Daarentegen moet worden vastgesteld dat, afhankelijk van de kwalificatie van de inhoud van de overeenkomst tussen X1 en H, welke kwalificatie tot de bevoegdheid van de verwijzende rechter behoort, de toepassing van artikel 32, lid 1, sub c, van het douanewetboek in aanmerking kan komen. 37. Gelet op het voorgaande moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat bij de invoer van computers waarop de verkoper software voor één of meer besturingssystemen heeft geïnstalleerd die hem door de koper kosteloos ter beschikking is gesteld, op de voet van artikel 32, lid 1, sub b of c, van het douanewetboek voor de vaststelling van de douanewaarde van die computers de transactiewaarde ervan moet worden verhoogd met de waarde van die software (…)”. 3.2. Vaststaat dat het besturingssysteem een immaterieel economisch goed is waaraan een economische waarde – in casu US$ 31 per eenheid – moet worden toegekend, en dat deze waarde niet is begrepen in de voor de laptopcomputers daadwerkelijk betaalde of te betalen prijs. Uit overweging 33, als aangehaald onder 3.1. van het arrest volgt dat de hier bedoelde waarde tot de transactiewaarde moet worden gerekend. 3.3. Uit de overwegingen 23, 24 en 37, alsmede uit het dictum van het arrest volgt dat de bepalingen van artikel 32, lid 1, sub b, van het CDW, niet enkel op materiële goederen zien. 3.4. De ingevoerde goederen betreffen laptopcomputers met daarop geïnstalleerd een besturingssysteem. Het installeren van het besturingssysteem vormt naar het oordeel van de Douanekamer het verwerken c.q. gebruiken van de desbetreffende software (het besturingssysteem) bij de totstandkoming van de ingevoerde goederen. 3.5. Op grond van hetgeen hiervoor onder 3.2 tot en met 3.4 is overwogen en gelet op de bewoordingen van de bepalingen van artikel 32, lid 1, sub b, van het CDW, komt de Douanekamer tot het oordeel dat de transactiewaarde van de ingevoerde goederen op de voet van evenvermeld artikel moet worden verhoogd met de waarde van de besturingssystemen 3.6. De vraag of de betalingen door X1 aan H (ook) kunnen worden aangemerkt als royalty’s of licentierechten als bedoeld in artikel 32, lid 1, sub c, van het CDW en of zij op grond van die bepaling bij de transactiewaarde moeten worden geteld, behoeft gelet op het vorenstaande geen beantwoording meer. 3.7. Uit al het vorenoverwogene volgt dat de beroepen ongegrond zijn. 4. Proceskosten De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de kosten van het geding als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 5. De beslissing In zaak 01/90034 De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond. In zaak 01/90035 De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld in raadkamer op 21 augustus 2007 door mrs. M.E. van Hilten, voorzitter, en E.M. Vrouwenvelder en H.J. Bronkhorst, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando, griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken. De griffier: De voorzitter: Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.