Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3189

Datum uitspraak2007-09-05
Datum gepubliceerd2007-09-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/755043-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is via een detacheringsbureau, werkzaam geweest op de crediteurenafdeling van een van de werkmaatschappijen van Heineken Nederland NV. Verdachte beschikte over de mogelijkheid betalingsopdrachten ten behoeve van crediteuren betalingsgereed te maken en uiteindelijk betaling door plaatsing van een opdracht in de betalingsbatch te realiseren. Verdachte heeft samen met anderen op grove wijze misbruik gemaakt van het in haar gestelde vertrouwen door slechts met het oog op eigen gewin het betalingssysteem zodanig te manipuleren dat grote sommen geld werden overgemaakt naar personen en instellingen die niets van Heineken te vorderen hadden. Via een of meer omwegen deelde verdachte mee in de opbrengst van haar criminele handelingen. Deze wijze van handelen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 14a, 14b, 14c, 47, 56, 57, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar. Benadeelde partij niet ontvankelijk.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09/755043-07 's-Gravenhage, 5 september 2007 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1968, adres: [adres], thans gedetineerd in de P.I.V. te Breda. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 29 mei 2007 en 22 augustus 2007. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr G.E. Menick, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd. De officier van justitie mr R.E.I. Steen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder feiten 1. eerste cumulatief / alternatief onder e t/m n en tweede cumulatief / alternatief onder e t/m n, 2., 3. en 4. telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, voor zover het de zaaksdossiers 2, 3 en 4 betreft. De officier van justitie heeft medegedeeld dat hij voornemens is te gelegener tijd een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd - na aanpassing omschrijving telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering nadere omschrijving telastlegging, gemerkt A1. Vrijspraak. Het dossier bevat geen wettig bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij zaaksdossier 5. Voorts is geen wettig bewijs voorhanden dat verdachte een aandeel heeft gehad in het verbergen of verhullen van de aard en/ of herkomst van geldbedragen. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder feit 3 en feit 4, eerste cumulatief / alternatief is telastgelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1. eerste en tweede cumulatief / alternatief onder e t/m n, 2. en 4. tweede cumulatief / alternatief telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is via een detacheringsbureau, de [detacheringsbureau], werkzaam geweest op de crediteurenafdeling van een van de werkmaatschappijen van Heineken Nederland NV. Uit dien hoofde beschikte verdachte over de mogelijkheid betalingsopdrachten ten behoeve van crediteuren betalingsgereed te maken en uiteindelijk betaling door plaatsing van een opdracht in de betalingsbatch te realiseren. Een dergelijke positie dient niet alleen te worden aangemerkt als een kwetsbare, maar zeker ook als een vertrouwenspositie. Heineken mocht erop vertrouwen dat verdachte van haar bevoegdheden en mogelijkheden op die positie geen misbruik zou maken. Het tegendeel is echter gebleken. Verdachte heeft samen met anderen op grove wijze misbruik gemaakt van het in haar gestelde vertrouwen door slechts met het oog op eigen gewin het betalingssysteem zodanig te manipuleren dat grote sommen geld werden overgemaakt naar personen en instellingen die niets van Heineken te vorderen hadden. Via een of meer omwegen deelde verdachte mee in de opbrengst van haar criminele handelingen. Deze wijze van handelen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Er is op zeer slinkse wijze gebruik gemaakt van het administratieve systeem dat op de crediteurenafdelingen bij de werkmaatschappijen van Heineken werd gebruikt. Verdachten wisten immers dat de op die afdelingen aangeboden facturen reeds vooraf op materiële juistheid (levering van goederen en/of diensten) waren gecontroleerd door andere afdelingen en dat de controle op de afdeling crediteuren slechts van formele aard was (stemmen de gegevens van de factuur overeen met de betalingsopdracht?). Heineken hoefde niet te verwachten dat op deze wijze misbruik zou worden gemaakt van het administratieve systeem. Verdachte heeft zich ook niet laten weerhouden van zijn frauduleuze praktijken vanwege de hoogte van de door hem gemanipuleerde bedragen en evenmin is het op enige wijze aan verdachte te danken dat aan deze praktijken een einde is gekomen. De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel van de Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2007 van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder, zij het niet recent, is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank acht het bewezenverklaarde zodanig ernstig dat een langere vrijheidsstraf als enige juiste afdoeningsmodaliteit heeft te gelden. De vordering van de benadeelde partij. Heineken BV en/ of Heineken Beer Systems BV, zetelhoudend te Amsterdam, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.870.854,53. De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 14a, 14b, 14c, 47, 56, 57, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 3 en 4 eerste cumulatief alternatief telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; De rechtbank, verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 4 tweede cumulatief alternatief telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: 1. voortgezette handeling van medeplegen van valsheid in geschrift, en medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst, 2. Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd; 4. Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd, verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; in verzekering gesteld op: 20 maart 2007, in voorlopige hechtenis gesteld op: 23 maart 2007, bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs H.J. de Graaff, voorzitter, J.W. Bockwinkel en H. Steenhuis, rechters, in tegenwoordigheid van K.A. van Bezooijen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 september 2007.