Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3197

Datum uitspraak2007-08-21
Datum gepubliceerd2007-09-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers07/2637
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Tijdelijke intrekking erkenning voor het verrichten van APK-keuringen. De keurmeester heeft de auto goedgekeurd en vervolgens afgemeld bij verweerder. Daarmee heeft de keurmeester voor zijn rekening genomen dat de auto voldeed aan de wettelijke keuringseisen. De steekproefcontroleur heeft dit echter niet kunnen controleren, omdat de auto niet startte. Afwijzing voorziening.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector Bestuursrecht Voorzieningenrechter Reg.nrs.: VAWB 07/2637 AWB 07/2638 (Hoofdzaak) Uitspraak naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, tevens uitspraak in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de gedingen tussen [Verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker, tevens eiser (hierna: verzoeker), gemachtigde mr. M.F. van Immerseel, advocaat te ‘s-Gravenhage, en de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer, verweerder. 1 Ontstaan en loop van de procedure Bij besluit van 8 mei 2007 heeft verweerder de aan verzoeker verleende erkenning voor het verrichten van APK-keuringen voor de categorie tot en met 3500 kilogram op de keuringsplaats, gelegen aan [adres], voor de duur van 9 weken ingetrokken. Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 15 mei 2007 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 6 juli 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft verzoeker bij brief van 19 juli 2007 beroep ingesteld. Voorts heeft verzoeker bij brief van 19 juli 2007 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2007. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Bal. 2 Overwegingen Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien het verzoek om voorlopige voor¬ziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voor¬zie¬nin¬gen¬rech¬ter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij on¬mid¬del¬lijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval de feiten en omstandigheden geen nader onderzoek vergen, zodat geen beletsel bestaat voor toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb. 2.1 Feiten, die als vaststaand worden aangenomen Verzoeker is erkenninghouder voor een mobiele keuringseenheid die geregistreerd is aan de [adres] bij [naam autobedrijf]. Op 29 januari 2007 is de erkenning in de penaltystatus geplaatst, hetgeen betekent dat er door verweerder extra controles worden uitgevoerd. Op 28 februari 2007 heeft de keurmeester de auto met kenteken 70-GB-VX (hierna:de auto) goedgekeurd en afgemeld. Na de afmelding is de auto in een steekproefcontrole geplaatst. Uit het steekproefcontrolerapport, dat mede is ondertekend door de keurmeester, blijkt dat de auto niet start en dat daarom de steekproef is gestaakt. Op 14 maart 2007 is de keurmeester gehoord. In het proces-verbaal van horen is vermeld dat de auto zich in een garagebox enige meters van het pand van garage Solide bevindt. De auto is deels afgeplakt om gespoten te worden. Omdat de auto niet start, kan deze niet gekeurd worden. De keurmeester heeft verklaard dat met de aanwezige sleutel de auto bij de steekproefherkeuring niet startte, wel bij de keuring ’s ochtends. Ook toen de eigenaar de auto ’s middags kwam halen, startte de auto met een reservesleutel wel. Het proces-verbaal is ondertekend door de keurmeester. In bezwaar heeft verzoeker gesteld dat de Erkenningsregeling APK niet is overtreden, dat de garagebox bij de keuringsplaats behoort, dat het voertuig niet was afgeplakt en de rechterdeur wel aanwezig was. In bezwaar is naar aanleiding van de stellingen van verzoeker een reactie gevraagd van de steekproefcontroleur. Deze heeft verklaard dat bij zijn aankomst de keurmeester verklaarde dat hij een fout had gemaakt en een voertuig had afgemeld, dat niet kon rijden. De auto stond in een garagebox ongeveer 30 meter verder op en van de auto waren diverse delen gedemonteerd (zijschuifdeur, zijknipperlicht). De auto was gedeeltelijk afgeplakt en de motor kon niet starten. Verweerder heeft verzoeker schriftelijk gevraagd om een reactie op deze verklaring, maar die heeft verzoeker niet gegeven. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. 2.2. Standpunten van partijen Verzoeker heeft aangevoerd dat hij de vereiste medewerking heeft verleend, zodat ten onrechte zijn erkenning is ingetrokken. Verzoeker erkent dat de auto niet wilde starten, maar beroept zich op overmacht. Voorts meent verzoeker dat de garagebox waar de auto zich in bevond, onderdeel uitmaakt van de keuringplaats. Tot slot betwist verzoeker dat de auto was afgeplakt en dat de rechterzijdeur was verwijderd. Verweerder heeft aangevoerd dat doordat de auto niet startte de controle niet kon worden uitgevoerd. Het niet starten van de auto is aangemerkt als het niet verlenen van de vereiste medewerking. Verweerder heeft immers niet kunnen controleren of voldaan is aan de keuringeisen en of de goedkeuring terecht was. Verzoeker is ermee bekend dat, zodra een voertuig wordt afgemeld, een steekproef kan worden toegewezen en het ook zijn verantwoordelijkheid is om ervoor zorg te dragen dat het voertuig functioneert, zodat het toezicht efficiënt en adequaat kan worden uitgevoerd. De overig geconstateerde feiten, zoals de verwijderde rechter schuifdeur en de afgeplakte rechterzijde van het voertuig doen vermoeden dat de auto niet aan de keuringseisen voldeed. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat de garagebox, waarvoor de auto zich bevond ten tijde van het verlenen van de erkenning niet is geschouwd, zodat deze niet als onderdeel van de keuringsplaats kan worden aangemerkt. Ter zitting heeft verweerder eveneens aangevoerd dat aan het bestreden besluit ten onrechte artikel 45, vijfde lid, aanhef en onder d van de Erkenningsregeling APK ten grondslag is gelegd, dit had artikel 45, aanhef en onder c moeten zijn. 2.3. Wettelijk kader Ingevolge artikel 87, tweede lid, aanhef en onder f, van de WVW 1994 kan de Dienst Wegverkeer een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend handelt in strijd met een of meer ander uit de erkenning voorvloeiende verplichtingen. In de Erkenningregeling APK (Stcrt. 2000, 35) zijn regels neergelegd omtrent de erkenningseisen en erkenningsvoorschriften. Ingevolge artikel 45, eerste lid, van de Erkenningsregeling APK gelden de in het tweede tot en met het zesde lid genoemde verplichtingen, indien het voertuig blijkens mededeling van de Dienst Wegverkeer aan een steekproef wordt onderworpen. Ingevolge het vijfde lid van artikel 45 van de Erkenningsregeling APK wordt aan een steekproef alle medewerking verleend en de terzake door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen worden in acht genomen. Onder alle medewerking wordt in ieder geval verstaan dat: a. bij uitsluiting de keurmeester die het voertuig aan een keuring heeft onderworpen, gedurende de gehele steekproef aanwezig is en zelf feitelijke assistentie verleent bij het uitvoeren van de steekproef; b. indien de keuring verricht is door een mobiele keuringseenheid tevens het voertuig, van waaruit door de mobiele keuringseenheid de keuringen zijn verricht, bij de steekproef aanwezig is; c. het voertuig, ongeacht het tijdstip van aanvang van de steekproef, niet uit de keuringsplaats wordt verwijderd gedurende de steekproef; d. de desbetreffende ruimte en apparatuur gedurende de steekproef beschikbaar worden gesteld. Ingevolge artikel 58 van de Erkenningsregeling APK wordt terstond begonnen met een procedure voor intrekking van de erkenning, indien door de erkenninghouder de in de artikelen 43 en 44 neergelegde verplichtingen, de in artikel 45, tweede, vierde en vijfde lid, opgenomen voorschriften, dan wel het bepaalde in artikel 48, eerste lid, laatste volzin, niet worden nageleefd. De Dienst Wegverkeer voert met betrekking tot het toezicht op APK-erkenninghouders en het opleggen van sancties een beleid dat is neergelegd in zogeheten Toezichtbeleidsbrieven, die aan elke erkenninghouder zijn verstrekt. Volgens Bijlage 1 van de Toezichtbeleidsbrief van 1 maart 2000 zal bij overtreding van de keuringsvoorschriften in beginsel een sanctie van tijdelijke intrekking voor de duur van 12 weken worden opgelegd. Indien de afgelopen 3 jaar niet eerder een sanctie is opgelegd, anders dan eenmaal een schriftelijke waarschuwing of slechts 1 plaatsing in de P-klasse heeft gehad, zonder dat om die reden de erkenning is ingetrokken, komt de erkenninghouder in aanmerking voor een sanctie van tijdelijke intrekking voor de duur van 9 weken. 2.4. Beoordeling De keurmeester heeft de auto goedgekeurd en vervolgens afgemeld bij verweerder. Daarmee heeft de keurmeester voor zijn rekening genomen dat de auto voldeed aan de wettelijke keuringseisen. De steekproefcontroleur heeft dit echter niet kunnen controleren, omdat de auto niet startte. Bij de beantwoording van de vraag of dit moet worden aangemerkt als het weigeren van de vereiste medewerking zijn in dit geval ook de overige omstandigheden van belang. Voor wat deze overige omstandigheden betreft, merkt de voorzieningenrechter op dat de keurmeester het proces-verbaal van 14 maart 2007 ondertekend heeft. Verzoeker heeft deze omstandigheden, ook na daartoe in bezwaar in de gelegenheid te zijn gesteld, niet op overtuigende wijze betwist. De voorzieningenrechter is derhalve van oordeel dat door verweerder voldoende aannemelijk gemaakt is, dat ten tijde van de aanvang van de steekproef de rechterzijde van het voertuig was afgeplakt en de rechter schuifdeur was verwijderd. Mede gezien de hier genoemde omstandigheden, komt het feit dat de auto niet startte voor rekening en risico van verzoeker. Ook los van de vraag of de garagebox kan worden aangemerkt als keuringsplaats in de zin van de Erkenningsregeling APK, heeft verweerder het niet starten van de auto daarom terecht aangemerkt als het niet verlenen van de vereiste medewerking als bedoeld in artikel 45, vijfde lid van de Erkenningsregeling APK. Gezien de bewoordingen van artikel 45, vijfde lid, waarbij de uitwerkingen nadrukkelijk als voorbeelden en niet als limitatief opgesomde omstandigheden zijn genoemd, acht de voorzieningenrechter niet van doorslaggevend belang dat verweerder in het bestreden besluit niet het juiste subcategorie heeft gehanteerd. Gelet op de geconstateerde schending van de plicht tot medewerking, was verweerder gehouden de procedure tot intrekking te starten. De opgelegde intrekking van 9 weken komt overeen met het door verweerder ter zake daarvan gevoerde beleid. Verzoeker heeft niet aangevoerd, en ook is de voorzieningenrechter niet gebleken dat dit beleid in strijd is met het recht. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond en is er geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding. 3 Beslissing De voorzieningenrechter, recht doende: verklaart het beroep ongegrond, wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Aldus gedaan door mr. P. van Zwieten, voorzieningenrechter, en door deze en mr.drs. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend. De griffier: De voorzieningenrechter: Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2007. Afschrift verzonden op: Een belanghebbende - onder wie in elk geval verzoeker wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.