Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3199

Datum uitspraak2007-07-27
Datum gepubliceerd2007-09-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers06/5074
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening en terugvordering huursubsidie. Eiseres wordt verweten dat zij tot tweemaal toe geen medewerking heeft verleend aan een onderzoek van de huurcommissie. Verweerder ziet dit als het niet-voldoen aan de inlichtingenplicht als omschreven in artikel 33 van de HSW en heeft de aan eiseres toegekende huursubsidie met terugwerkende kracht herzien en teruggevorderd.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Reg.nr.: AWB 06/5074-PEE Uitspraak in het geding tussen [Eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde mr. N. Stolk, advocaat te Rotterdam, en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder. 1 Ontstaan en loop van de procedure Bij besluiten van 5 augustus 2005 heeft verweerder zijn besluiten, waarbij aan eiseres over de tijdvakken 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004, 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 en 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, huursubsidie is toegekend, gewijzigd in die zin dat over de genoemde tijdvakken de aanspraak op huursubsidie nihil is. Voorts is eiseres meegedeeld dat zij de als gevolg van deze besluiten teveel ontvangen huursubsidie moet terugbetalen. Tegen deze besluiten heeft eiseres bij brief van 30 augustus 2005 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 20 september 2005 heeft verweerder het besluit van 5 augustus 2005 ten aanzien van het tijdvak 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005 beperkt tot de periode 1 juli 2005 tot en met 30 september 2005. Het bezwaar van eiseres is ook geacht tegen deze beslissing gericht te zijn. Bij besluit van 14 november 2006 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres bij brief van 22 december 2006 beroep ingesteld. Verweerder heeft bij brief van 6 april 2007 een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2007. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens was aanwezig M. Tjon, dochter van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C.A. Stevens, advocaat te Den Haag. 2 Overwegingen 2.1 Standpunten van partijen Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres tot tweemaal toe geen medewerking heeft verleend aan een onderzoek door de huurcommissie. Dit wordt door verweerder aangemerkt als een schending van de wettelijke inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 33 van de Huursubsidiewet (hierna: HSW). Eiseres stelt dat zij recht heeft op huursubsidie en dat ten onrechte bedragen van haar zijn teruggevorderd. Eiseres weerspreekt dat zij de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Zij heeft alle informatie verschaft die nodig was voor het beoordelen van haar recht op huursubsidie. Voorts is eiseres nog steeds bereid om aan een onderzoek naar het daadwerkelijke recht op huursubsidie mee te werken. 2.2 Wettelijk kader Ingevolge artikel 33, eerste lid van de HSW zijn de huurder en de medebewoners verplicht uit eigen beweging aan Onze Minister onmiddellijk alle inlichtingen te verstrekken waarover zij redelijkerwijs kunnen beschikken, en die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de huursubsidie. Ingevolge artikel 33, tweede lid, van de HSW, zijn de in het eerste lid bedoelde personen verplicht de in dat lid bedoelde gegevens desgevraagd te verstrekken aan burgemeester en wethouders, aan Onze Minister, en aan de door Onze Minister daartoe aangewezen ambtenaren. Ingevolge artikel 36, eerste lid van de HSW, voor zover hier van belang, kan verweerder de toekenning herzien, als huursubsidie is toegekend: b. als gevolg van het niet naleven van de artikelen 30a, vierde lid, of 33, tweede lid. Ingevolge artikel 36, tweede lid van de HSW, voor zover hier van belang, kan aan een besluit als bedoeld in het eerste lid terugwerkende kracht worden verleend over ten hoogste vijf subsidietijdvakken, voorafgaande aan het lopende subsidietijdvak: (...) b. als de artikelen 30a, vierde lid, of 33, tweede lid, niet worden nageleefd (…). 2.3 Beoordeling Bij wet van 23 juni 2005, tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Stb. 2005, 345) is de Huursubsidiewet gewijzigd en is ook de naam van de wet gewijzigd, in Wet op de huurtoeslag. Deze wijzigingen zijn in werking getreden op 1 september 2005. Gelet op de overgangsbepaling in de Wet op de huurtoeslag en het feit dat het geschil ziet op het tijdvak 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004, 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 en 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, is op het onderhavige geding het recht van toepassing, zoals dat gold voor de inwerkingtreding van de Wet op de huurtoeslag. Eiseres wordt verweten dat zij tot tweemaal toe geen medewerking heeft verleend aan een onderzoek van de huurcommissie. Verweerder ziet dit als het niet-voldoen aan de inlichtingenplicht als omschreven in artikel 33 van de HSW en heeft de aan eiseres toegekende huursubsidie met terugwerkende kracht herzien en teruggevorderd. Artikel 33 van de HSW heeft betrekking op het verstrekken van ‘inlichtingen’, dan wel ‘gegevens’, gelet op het bepaalde in artikel 33, tweede lid van de HSW. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat onder de in artikel 33 van de HSW genoemde inlichtingenplicht niet de verplichting kan worden gevat mee te werken aan een onderzoek door de huurcommissie als bedoeld in artikel 5 van de HSW. Het meewerken aan een dergelijk onderzoek omvat meer dan het enkele verstrekken van inlichtingen en gegevens. De wetsgeschiedenis bevat geen aanknopingspunten voor de opvatting dat onder het verschaffen van inlichtingen tevens een plicht valt tot het medewerken aan onderzoek. Ook in bepalingen in bijvoorbeeld de Algemene wet bestuursrecht en de Wet werk en bijstand, ziet de rechtbank grond voor haar oordeel dat onder de plicht tot het verstrekken van inlichtingen niet tevens een plicht tot meewerken aan een onderzoek kan worden begrepen. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Aanvulling algemene wet bestuursrecht, 23700, 3) blijkt dat de in deze bepaling opgenomen medewerkingsverplichting zowel het verstrekken van inlichtingen omvat als alle andere gevallen waarin de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden gedoogd moet worden. De medewerkingsverplichting is derhalve ruimer dan de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen of gegevens. Ook de Wet werk en bijstand maakt in artikel 17 onderscheid tussen de verplichting tot het doen van mededeling van feiten en omstandigheden en de verplichting tot het verlenen van medewerking. Door verweerder is niet gesteld, en ook uit de stukken blijkt niet dat eiseres haar inlichtingenverplichting op andere wijze heeft geschonden. Nu geen sprake is van het niet naleven van artikel 33, tweede lid, van de HSW kon verweerder de toekenning van de huursubsidie aan eiseres over de tijdvakken 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004, 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 en 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005 niet herzien. Dat eiseres mogelijk op grond van enige andere bepaling wel gehouden is mee te werken aan het onderzoek van de huurcommissie, maakt niet dat het niet voldoen aan die verplichting schending van artikel 33 van de HSW oplevert. Nu verweerder niet bevoegd was de toekenningsbesluiten te herzien, is er geen grondslag meer aanwezig voor het terugvorderen van de toegekende huursubsidie over de genoemde tijdvakken. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet eveneens aanleiding de besluiten van verweerder van 5 augustus 2005 ten aanzien van de toegekende huursubsidie over de tijdvakken 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004, 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 en het besluit van 20 september 2005 over het tijdvak 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005 te herroepen. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs heeft moeten ma¬ken. De rechtbank bepaalt de proceskosten op € 644,- aan kosten van door een derde be¬roeps¬ma¬tig verleende rechtsbijstand. 3 Beslissing De rechtbank, recht doende: verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, herroept de besluiten van verweerder van 5 augustus 2005 over het tijdvak 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004, van 5 augustus 2005 over het tijdvak 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 en van 20 september 2005 over het tijdvak 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan eiseres het betaalde griffierecht van € 38,- vergoedt, veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 644,- en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten aan eiseres moet vergoeden en bepaalt dat, nu aan eiseres een toevoeging is verleend, deze kosten rechtstreeks aan de griffier (rekening¬num¬mer 19 23 25 892) worden betaald. Aldus gedaan door mr. D.C.J. Peeck, rechter, en door deze en mr. drs. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend. De griffier: De rechter: Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2007. Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden. Afschrift verzonden op: