Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3220

Datum uitspraak2007-04-26
Datum gepubliceerd2007-09-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers262295 rekestnummer 06.318
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek tot vaststelling Nederlanderschap. Naturalisatiebesluit van na 1 april 2003. Ter beoordeling staat of verzoeker het naturalisatiebesluit heeft verkregen met gebruikmaking van valse of fictieve persoonsgegevens en, zo dat het geval is, of bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat verzoeker desondanks wel voldoende geïdentificeerd was. Er bestaat tenminste twijfel over de juiste identiteit van verzoeker. Door verzoeker aanhangig gemaakte beroepsprocedure nog niet afgehandeld. De rechtbank houdt deze zaak daarom aan totdat er een onherroepelijke beslissing is in die procedure.


Uitspraak

JKL rekestnummer: 06.318 zaaknummer: 262295 datum beslissing: 26 april 2007 RECHTBANK 's-GRAVENHAGE sector civiel recht - enkelvoudige kamer. Beslissing op het verzoekschrift van: [verzoeker], wonende te [woonplaats], Verenigd Koninkrijk, verzoeker, advocaat: mr. J.M. Walther te Utrecht, procureur: mr. K. Aantjes, t e g e n: DE STAAT DER NEDERLANDEN, zetelende te 's-Gravenhage, belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Klis. 1. Het procesverloop: 1.1 Verzoeker heeft op 27 maart 2006 een verzoekschrift ingediend waarin hij verzoekt vast te stellen dat hij en zijn minderjarige kinderen het Nederlanderschap bezitten sedert 12 oktober 1995, respectievelijk vanaf de betreffende geboortedata. 1.2 De Staat heeft op 31 oktober 2006 schriftelijk geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. 1.3 De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaats gevonden op 25 januari 2007. Namens verzoeker is mr. J.M. Walther verschenen. Namens de Staat is mr. J.A.M. van der Klis verschenen. 2. Het verzoek: 2.1 Verzoeker voert aan dat hij bij Koninklijk Besluit van 12 oktober 1995 tot Nederlander is genaturaliseerd, met vaststelling van zijn geslachtsnaam als [geslachtsnaam verzoeker] en zijn voornaam als [voornaam]. De Staat heeft hem bij brief van 22 februari 2005 bericht van mening te zijn dat hij en zijn minderjarige kinderen nimmer de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen, aangezien hij in de naturalisatieprocedure gebruik heeft gemaakt van valse persoonsgegevens waardoor het Koninklijk Besluit ten aanzien van hem geen rechtsgevolg heeft. Verzoeker stelt echter dat hij bij zijn naturalisatieverzoek geen onjuiste persoonsgegevens heeft verstrekt. 3. Het verweer: 3.1 De Staat betoogt dat verzoeker een andere persoon is dan [naam verzoeker], geboren op [geboortedatum] in [plaats] (Somalië). Deze in het Koninklijk Besluit van 12 oktober 1995 opgenomen persoonsgegevens identificeren verzoeker niet, zodat dit naturalisatiebesluit ten aanzien van hem rechtsgevolg mist. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat de in het naturalisatiebesluit opgenomen personalia verzoeker wel zouden identificeren, zijn niet gesteld of gebleken, aldus nog steeds de Staat. 4. De feiten: 4.1 Verzoeker is op 4 september 1990 Nederland binnengekomen. Bij zijn verzoek om toelating als vluchteling en bij zijn aanvraag om een vergunning tot verblijf heeft verzoeker een Somalisch paspoort op naam van [voornaam + naam vader + naam grootvader], geboren in 1965 in Mogadishu overgelegd. Bij beschikking van 19 november 1992 is aan hem een vergunning tot verblijf zonder beperkingen verleend met een geldigheidsduur van een jaar. Deze vergunning is jaarlijks verlengd, voor het laatst tot 19 november 1995. 4.2 Op 19 juli 1995 heeft verzoeker in de gemeente [gemeente] een verzoek om naturalisatie ingediend. In dat verzoek heeft hij opgegeven te zijn [voornaam + naam vader + naam grootvader], geboren op [geboortedatum] 1965 in [plaats]. Bij Koninklijk Besluit van 12 oktober 1995, nummer [nummer], is het verzoek toegewezen en is aan hem het Nederlanderschap verleend met bepaling dat zijn geslachtsnaam wordt vastgesteld als [naam vader] en zijn voornaam als [voornaam verzoeker]. 4.3 In 1997 heeft verzoeker bij de gemeente [gemeente] een verzoek ingediend tot wijziging van zijn geboortejaar van 1965 naar 1969. Op 9 december 2003 heeft verzoeker een verzoek tot wijziging van zijn geslachtsnaam van [naam vader]] in [geslachtsnaam 2] ingediend. Bij beide verzoeken heeft verzoeker onder overlegging van zijn "originele identiteitskaart uit Somalië" aangegeven dat hij bij zijn asielaanvraag onjuiste persoonsgegevens heeft verstrekt. De Staat heeft vervolgens de conclusie getrokken dat verzoeker bij de indiening van zijn verzoek om naturalisatie een onjuiste naam ([naam 1] in plaats van [naam 2]) en een onjuist geboortejaar (1965 in plaats van 1969) heeft opgegeven. 4.4 Bij brief van 22 februari 2005 heeft de IND verzoeker bericht dat het Koninklijk Besluit van 12 oktober 1995 ten aanzien van hem geen rechtsgevolg heeft omdat hij gebruik heeft gemaakt van valse persoonsgegevens. Nadat verzoeker bij brief van 28 oktober 2005 hierop had gereageerd heeft de IND bij brief van 18 november 2005 bericht dat de conclusie dat verzoeker het Nederlanderschap nooit heeft gekregen blijft gehandhaafd. 4.5 Tegen laatstgenoemde brief van de IND is namens verzoeker een bezwaarschrift ingediend. Bij besluit van 3 januari 2006 is verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk verklaard aangezien de brief van 18 november 2005 een feitelijke constatering betreft en geen besluit is in de zin van artikel 1:3 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht. Op 10 februari 2006 is tegen dit besluit bij de sector bestuursrecht van deze rechtbank een beroepschrift ingediend. De beslissing hierop is nog niet bekend. 5. De beoordeling: 5.1 De Hoge Raad heeft bij beschikking van 30 juni 2006 beslist dat onderscheid moet worden gemaakt tussen naturalisatiebesluiten die zijn genomen vóór de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) met ingang van 1 april 2003 en naturalisatiebesluiten van ná die datum. Voor de eerste groep geldt dat een naturalisatiebesluit waarin valse of fictieve persoonsgegevens zijn opgenomen betrokkene - behoudens bijzondere omstandigheden - niet identificeert, en daarom geen rechtsgevolg heeft. Het Nederlanderschap is dan nooit verkregen. Voor de tweede groep geldt dat naturalisatiebesluiten geldig zijn en hun werking pas verliezen als zij door de Minister worden ingetrokken. Intrekking is mogelijk als een naturalisatiebesluit is verkregen met gebruikmaking van valse of fictieve persoonsgegevens. 5.2 Voormelde beschikking van de Hoge Raad heeft in de literatuur tot grote kritiek geleid. (Zie onder andere een artikel van prof. mr. G.R. de Groot in NJB nr 2 van 12 januari 2007 blz. 74 ev., alsmede de noot onder HR 30-6-2006, JV 2006,314 van prof. mr. H.U. Jessurun d' Oliveira). De rechtbank merkt op dat deze kritiek haar niet ongefundeerd voorkomt. Het praktisch effect van bedoelde beschikking is immers dat degene die is genaturaliseerd vóór 1 april 2003 thans een volledig andere behandeling en toetsing ten deel valt dan degene die na die datum het Nederlanderschap heeft verkregen. Daarbij springt met name in het oog dat de Minister op grond van het thans geldende artikel 14 RWN kan overgaan tot intrekking van het Nederlanderschap zodat er voldoende ruimte is deze verstrekkende sanctie toe te spitsen op alle omstandigheden van het geval. Nu de Hoge Raad echter in twee op 23 januari 2007 gewezen beschikkingen duidelijk heeft vastgehouden aan zijn beschikking van 30 juni 2006 zal de rechtbank de daarin neergelegde regels tot uitgangspunt dienen te nemen bij haar beoordeling. Ter beoordeling staat derhalve of verzoeker het naturalisatiebesluit heeft verkregen met gebruikmaking van valse of fictieve persoonsgegevens en, zo dat het geval is, of bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat verzoeker desondanks wel voldoende geïdentificeerd was. 5.3 Verzoeker ontkent niet dat hij om wijziging van zijn geboortedatum en om wijziging van zijn geslachtsnaam heeft verzocht. Hij voert aan dat hij dit uit veiligheidsoverwegingen heeft gedaan. Indien hij ooit terug zou willen keren naar Somalië, zou hij met zijn oorspronkelijke persoonsgegevens een groter risico lopen slachtoffer te worden van rivaliserende stammen, dan op basis van persoonsgegevens zoals die zouden luiden ná de door hem verzochte wijzigingen. 5.4 Daar staat evenwel het volgende tegenover. Bij zijn verzoek in 1997 tot wijziging van zijn geboortedatum heeft verzoeker medegedeeld dat hij bij zijn asielaanvraag noodgedwongen gebruik heeft gemaakt van een vals paspoort en dat hij zich niet heeft verzet tegen registratie van het in het paspoort opgenomen onjuiste geboortejaar. In het verzoek tot wijziging van zijn geslachtsnaam geeft verzoeker eveneens aan gebruik te hebben gemaakt van een vals paspoort. Voorts geeft hij in dat verzoek aan dat zijn valse naam een obsessie voor hem is geworden. Ook zou hij enkele malen in de problemen zijn gekomen omdat er een persoon bestaat met dezelfde naam, geboortedatum en geboorteplaats. Omtrent het ter gelegenheid van voormelde verzoeken door hem overgelegde identiteitsbewijs, stelt hij nu dat het vals is. 5.5 Uit het vorenstaande valt af te leiden dat er ten minste twijfel bestaat over de juiste identiteit van verzoeker. Het is aan verzoeker zelf te wijten dat deze twijfel thans bestaat. Hij heeft immers in verschillende procedures verschillende namen gebruikt, onder overlegging van verschillende documenten betreffende zijn identiteit waarvan hij naargelang de procedure die hij voert heeft betoogd dat deze vals of juist origineel zijn. Thans heeft verzoeker het standpunt ingenomen dat hij naar Somalisch recht bevoegd was de namenreeks die hij bij zijn naturalisatie heeft gebruikt te voeren, omdat [voornaam verzoeker] zijn eigennaam, [geslachtsnaam verzoeker] de naam van zijn vader en [2e achternaam] de naam van zijn grootvader is. Dat hij deze namenreeks daadwerkelijk mocht voeren heeft verzoeker echter (nog) niet op overtuigende wijze aangetoond. Alvorens verzoeker in de gelegenheid te stellen dit alsnog aan te tonen, bijvoorbeeld door middel van het horen van getuigen, overweegt de rechtbank het volgende. 5.6 De hiervoor onder 4.5 bedoelde door verzoeker aanhangig gemaakte beroepsprocedure was ten tijde van de mondelinge behandeling van het onderhavige verzoekschrift nog niet afgehandeld. Die beroepsprocedure heeft betrekking op de vraag of de mededeling van de Staat aan verzoeker dat het Koninklijk Besluit van 12 oktober 1995 ten aanzien van hem geen rechtsgevolg heeft, gezien moet worden als een besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt of slechts als een feitelijke constatering waartegen geen bezwaar of beroep openstaat. Indien verzoeker wel ontvankelijk zal zijn in zijn beroep, komt in die procedure de vraag aan de orde of ten aanzien van hem al dan niet rechtsgevolg gegegeven moet worden aan bedoeld naturalisatiebesluit. De uitkomst van die procedure is derhalve van belang voor de beslissing in de onderhavige zaak. De rechtbank zal daarom deze zaak aanhouden totdat een er een onherroepelijke beslissing is in de procedure bij de bestuursrechter. Partijen zullen worden verzocht een fotokopie van die beslissing aan de rechtbank, sector civiel, toe te zenden. BESLISSING: De rechtbank houdt de zaak in afwachting van de beslissing in de onder 4.5 bedoelde procedure bij de bestuursrechter, pro forma aan tot 1 juni 2007. Partijen dienen een fotokopie van de te nemen beslissing in de onder 5.4 bedoelde procedure aan de rechtbank, sector civiel, toe te zenden. Deze beschikking is gegeven door mrs. Nijhuis, Dam en Van Dorp en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.