Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3235

Datum uitspraak2007-08-30
Datum gepubliceerd2007-09-10
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/7056 WUV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Is het verzoek van vervolgingsslactoffer om uitbreiding van het aantal te vergoeden uren voor huishoudelijke hulp terecht afgewezen?


Uitspraak

06/7056 WUV Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], (hierna: appellant) en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster) Datum uitspraak: 30 augustus 2007 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 2 november 2006, kenmerk JZ/P70/2006, ten aanzien van hem genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet), verder: het bestreden besluit. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2007. Appellant is niet verschenen en gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.1. Appellant, die geboren is in 1957, is bij besluit van verweerster van 30 augustus 1994 met toepassing van artikel 3, tweede lid, (oud) van de Wet gelijkgesteld met de vervolgde op grond van psychische klachten die in overwegende mate door of in verband met de vervolging van de ouders zijn ontstaan of verergerd. Bij dit besluit zijn aan hem toege-kend een periodieke uitkering en een vergoeding voor de kosten van medische behan-deling. In 1998 is aan appellant een vergoeding toegekend voor een halve dag extra huishoudelijke hulp per week. Hierbij is aanvaard dat de psychische klachten van appellant en zijn adipositas in causaal verband staan met de vervolging van de ouders. In 2004 is een verzoek om uitbreiding van het aantal te vergoeden uren voor huishoude-lijke hulp afgewezen. 1.2. Op een hernieuwde aanvraag van 22 maart 2006 van appellant tot uitbreiding van de vergoeding voor huishoudelijke hulp, is bij besluit van verweerster van 1 augustus 2006 afwijzend beslist. Deze afwijzing is na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit. 2. Naar aanleiding van hetgeen partijen in beroep naar voren hebben gebracht overweegt de Raad als volgt. 2.1. De Raad stelt vast dat door verweerster is aanvaard dat de psychische klachten van appellant en zijn adipositas in het door de Wet vereiste causale verband staan met de vervolging van de ouders. Door appellant is bij zijn aanvraag tot uitbreiding van het aantal uren huishoudelijke hulp aangevoerd dat zijn causale klachten zijn verergerd, dat hij zijn vrijwilligerswerk hierdoor heeft moeten opgeven en ook in de huishouding tot minder in staat is door zijn psychische klachten, zijn overgewicht en de pijn in zijn knieën, enkels en voeten. Appellant heeft beschreven dat bij bukken zijn adem stokt, hij moet bijkomen en hij bij opstaan duizelig wordt. De geneeskundig adviseur A.J. Maas heeft in juli 2006 geconcludeerd dat ten aanzien van de klachten van het bewegings-apparaat en de hart- en vaatklachten (hypertensie) van appellant geen causaal verband wordt aanvaard. Van zelfverwaarlozing en/of chaotisch gedrag was naar de mening van deze arts geen sprake en appellant werd in staat geacht lichte huishoudelijke werkzaam-heden te verrichten. Verweerster heeft in navolging van dit advies geen medische nood-zaak voor een voorziening van meer dan vier uur extra huishoudelijke hulp aanwezig geacht. In bezwaar is door de geneeskundig adviseur A.M. Ohlenschlager in gelijke zin geadviseerd, op grond waarvan de afwijzing door verweerster is gehandhaafd. 2.2. De Raad acht het bestreden besluit hiermee onvoldoende onderbouwd. Met name de beperkingen die appellant ondervindt ten gevolge van zijn adipositas, zoals ook beschreven in de door de huisarts verstrekte informatie, zijn naar het oordeel van de Raad onvoldoende bezien. De Raad acht verder de stelling van appellant dat zijn knie-, enkel- en voetklachten zijn veroorzaakt door zijn overgewicht, welke stelling wordt ondersteund door zijn huisarts, evenmin bij voorbaat onaannemelijk. Ook aan dat aspect had naar het oordeel van de Raad in de medische advisering aandacht moeten worden besteed. 3. Gezien het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerster zal een nieuw besluit dienen te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. 4. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten op grond van artikel 8:75 van de Awb is de Raad ten slotte niet gebleken. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; Bepaalt dat verweerster een nieuw besluit op het bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; Bepaalt dat verweerster het door appellant betaalde griffierecht van € 35,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en R.P.Th. Elshoff als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2007. (get.) A. Beuker-Tilstra. (get.) P.W.J. Hospel. HD 30.08.