Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3242

Datum uitspraak2007-08-15
Datum gepubliceerd2007-09-10
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers61704 / HA ZA 05-2743
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overeenkomst tot vervoer van goederen over de weg naar Marokko. CMR en aanvullend Nederlands Recht van toepassing. Vervoerder toerekenbaar tekort geschoten in verplichting om de lading (2 zendingen vlees) onder temperatuur van -20 ºC te vervoeren. Nadat de lading door de veterinaire dienst van Marokko niet werd toegelaten is deze door vervoerder op basis van verkregen informatie maar zonder instructie van opdrachtgever daartoe, teruggebracht naar Spanje. Geen verlies van lading of fysieke schade daaraan. Onvoldoende gemotiveerd bestreden dat waarde van de lading door gedrag van vervoerder is verminderd. Aansprakelijkheid van vervoerder voor het verschil in waarde op grond van art 8:1098 BW.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 61704 / HA ZA 05-2743 Vonnis van 15 augustus 2007 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOSMAN GLOBAL SUPPLY B.V., gevestigd te Dordrecht, eiseres, procureur mr. J.A. Visser, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid JOHN MANN NETHERLANDS B.V., gevestigd te Moerdijk, gedaagde, procureur voorheen mr. K.H. May, thans zonder procureur. Partijen zullen hierna Bosman en JMN genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 1 maart 2006 en de daarin genoemde stukken, - de akte van JMN waarbij haar procureur zich niet in staat verklaard, - de akte van Bosman, met producties. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 1.3. De bij tussenvonnis van 4 januari 2006 met de onderhavige zaak gevoegde zaak onder nummer 61221/ HA ZA 05-2660 is op de rol doorgehaald. 2. De feiten 2.1. Op 25 juni 2004 heeft Bosman aan JMN opdracht gegeven tot vervoer van twee zendingen diepgevroren vlees (de lading) van Dordrecht naar Casablanca, Marokko, ter aflevering aan Societé Touristique de Royal Air Maroc (Sotoram). 2.2. Ter zake van dit vervoer heeft JMN op 13 februari 2004 Bosman een offerte gezonden, welke – voor zover hier van belang – vermeldt: “… Vanaf geladen Dordrecht (NL) tot aangeleverd Casablanca (MA): transportprijs € 4.500,00 per komplete autolading gebaseerd op vervoer per reefer-trailer op een konstante transporttemperatuur van minus 20 graden Celcius. …” 2.3. Op 1 juli 2004 heeft Bosman de lading aan JMN ten vervoer meegegeven. Daarbij werd een CMR-vrachtbrief met het nummer 8303719 en gedateerd 1 juli 2004 afgegeven. JMN heeft de lading vervoerd in een door haar gehuurde vriestrailer. 2.4. Op 9 juli 2004 is JMN met de vriestrailer met de lading in Casablanca aangekomen. Vanaf die datum heeft de vriestrailer in afwachting van inklaring van de lading op de terminal van de ferry gestaan. 2.5. Op 13 juli 2004 werd informatie ontvangen inhoudende dat de buitenthermometer van de vriestrailer een temperatuur aangaf van -1º Celsius. 2.6. Op 14 juli 2004 heeft veterinair van de Marokkaanse veterinaire dienst een certifcat sanitaire vétérinaire, nummer 111/07/04, opgemaakt en ondertekend, waarin – voor zover hier van belang – is vermeld: achter “Observations après controle” : “Contrôle d’identité et physique non conforme: Rupture de la chaine de froid” en onder “Décision prise après contrôle”: “Refoulé”. 2.7. Op 16 juli 2004 heeft JMN vernomen dat de lading per ommegaande Marokko diende te verlaten en dat anders het vlees op last van de veterinaire dienst zou worden vernietigd. JMN heeft die dag Bosman geïnformeerd en om instructies gevraagd. Op dat moment had een namens Bosman of JMN benoemde lokale expert de vriestrailer met de lading nog niet kunnen inspecteren. 2.8. JMN heeft besloten in afwachting van instructies van Bosman de vriestrailer met de lading naar Cadiz in Spanje te verschepen. 2.9. Op 18 juli 2004 is de vriestrailer met de lading in Cadiz, Spanje aangekomen. Vervolgens heeft Bosman in overleg met betrokken partijen besloten de lading te laten terugvervoeren naar Nederland en JMN daartoe geïnstrueerd. Na terugkomst van de vriestrailer in Nederland is op 20 september 2004 in aanwezigheid van alle betrokken partijen de lading in het vrieshuis van Bosman gelost. Daarbij kon geen schade aan het vlees worden vastgesteld. 2.10. Bosman heeft de lading uiteindelijk verkocht voor het bedrag van € 21.263,37. 3. Het geschil 3.1. Bosman vordert samengevat - veroordeling van JMN tot betaling van € 40.285,82, alsmede tot een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, dit alles vermeerderd met de CMR-rente vanaf 15 juli 2004, althans vanaf de dag van de dagvaarding en met veroordeling van JMN in de kosten van het geding. Bosman stelt daartoe het volgende. 3.1.1. JMN heeft als vervoerder van de lading tijdens het transport niet de voorgeschreven temperatuur kunnen handhaven. JMN is derhalve aansprakelijk voor de in Marokko geconstateerde “rupture de la chaine de froid” en de als gevolg daarvan ontstane schade. Deze schade bestaat uit de vermindering van de handelswaarde van de lading met een bedrag van € 40.285,82. Voor het geval door JMN geclaimde extra kosten van vervoer voor rekening van Bosman komen, vordert Bosman die als ladingsschade terug. Ter zake daarvan vordert Bosman schadevergoeding nader op te maken bij staat. 3.2. JMN voert als verweer het volgende aan. 3.2.1. JMN betwist dat tussen partijen is overeengekomen wat de temperatuur in de vriestrailer diende te zijn. Voorts betwist JMN dat zij niet in staat is geweest een temperatuur van minimaal -18º Celsius tijdens het transport te handhaven. 3.2.2. Artikel 17 lid 1 CMR mist toepassing, nu geen sprake is van verlies of beschadiging van de goederen of een vertraging in de aflevering. Voor zover dat artikel wel van toepassing is, is JMN krachtens het tweede lid van dat artikel van aansprakelijkheid ontheven, nu de opdrachtgever van Bosman nalatig bleef de vracht in te klaren en op 9 juli 2004 geen sprake was van een onregelmatigheid op grond waarvan de lading zou worden geweigerd. De omstandigheid dat de veterinaire autoriteiten in Marokko de lading vlees niet wensten toe te laten kan JMN niet worden toegerekend. Bosman liet ondanks herhaalde verzoeken na instructies te geven. Er is derhalve sprake van eigen schuld van Bosman. Wanneer JMN aansprakelijk is voor enige door Bosman geleden schade, is zij slechts aansprakelijk naar evenredigheid tot de mate waarin de factoren waarvoor zij aansprakelijk zou zijn tot de schade hebben bijgedragen. Ten slotte doet JMN een beroep op de redelijkheid en billijkheid. Zij acht het niet redelijk en billijk wanneer enig schadeveroorzakend feit voor haar rekening en risico zou moeten komen. 3.2.3. JMN betwist de door Bosman gestelde waardevermindering. De door Bosman gestelde handelswaarde van € 61.549,19 is niet aannemelijk geworden en voorts wordt ontkend dat de lading slechts voor € 21.263,37 verkocht kon worden. 4. De beoordeling 4.1. De omstandigheid dat procureur van JMN zich heeft onttrokken zonder dat zich een nieuwe procureur heeft gesteld, heeft tot gevolg dat JMN in de onmogelijkheid verkeert om nog langer proceshandelingen te verrichten. Daaruit kan echter niet, zoals Bosman betoogt, de conclusie worden getrokken dat JMN de door haar gevoerde verweren intrekt of niet langer handhaaft, zodat op de verweren van JMN zal moeten worden ingegaan. 4.2. Op de overeenkomst tussen partijen is het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (de CMR) van toepassing. Aanvullend is op grond van artikel 4 lid 4 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst het Nederlands recht van toepassing. 4.3. JMN heeft niet bestreden dat Bosman de opdracht voor het onderhavige vervoer aan haar heeft verstrekt op basis van de door JMN aan Bosman toegezonden offerte van 13 februari 2004. De daarin aangeboden transportprijs is gebaseerd op een constante transporttemperatuur van - 20º Celsius. Op grond hiervan staat voldoende vast dat partijen een temperatuur van - 20º Celsius zijn overeengekomen waaronder de lading zou moeten vervoerd. 4.4. Niet in geschil is dat op 13 juli 2004 informatie werd ontvangen inhoudende dat de buitenthermometer van de vriestrailer met de lading een temperatuur van -1º Celsius aangaf. Voorts is door Bosman een temperatuurstaat overgelegd van 13 juli 2004 14:00 uur tot 23:45 uur waarop tussen 14:00 uur en 15:00 uur temperaturen van -2º Celsius tot -10 º Celsius zijn geregistreerd. JMN betwist dat die temperatuurstaat betrekking op de vriestrailer heeft. Dit verweer dient als onvoldoende gemotiveerd te worden verworpen. JMN heeft immers niet bestreden dat Bosman naar aanleiding van de ontvangen informatie haar om een temperatuurstaat van de vriestrailer heeft gevraagd en dat zij daarop de overgelegde temperatuurstaat aan Bosman heeft toegezonden. Evenmin heeft JMN gesteld dat de toezending van die temperatuurstaat op een abuis berust of aangetoond dat de temperatuur doorlopend op het juiste niveau is geweest. 4.5. Onder de voormelde omstandigheden lag het op de weg van JMN om voldoende gemotiveerd aan te geven dat zij alles heeft gedaan wat in redelijkheid van haar mocht worden verwacht om de lading in de vriestrailer op de overeengekomen temperatuur te houden. Nu JMN dat heeft nagelaten, staat op grond van het vorenstaande als onvoldoende gemotiveerd vast dat JMN de lading tijdens het vervoer niet op de overeengekomen temperatuur heeft gehouden en aldus toerekenbaar is tekortgeschoten in de uitvoering van de overeenkomst. 4.6. Vast staat dat de veterinaire dienst in Marokko de lading niet heeft toegelaten vanwege een onderbreking in de koeling. Dit feit belemmerde de aflevering van de lading en dient op grond van het vorenstaande aan JMN te worden toegerekend. De sinds de aankomst in Casablanca verstreken tijd zou slechts dan daaraan kunnen afdoen, wanneer JMN Bosman heeft gewezen op het risico dat zij de lading niet op de overeengekomen temperatuur zou kunnen houden. Dit is echter niet gesteld. 4.7. In de voormelde situatie was JMN verplicht Bosman om instructies te vragen. Tegenover de betwisting van Bosman heeft JMN haar stelling dat zij herhaaldelijk om instructies heeft gevraagd niet onderbouwd, zodat die stelling dient te worden verworpen. Wel staat vast dat JMN op 16 juli 2004 naar aanleiding van de toen ontvangen informatie Bosman om instructies heeft gevraagd. Dat dit verzoek, zoals Bosman stelt, Bosman pas op vrijdag 16 juli 2004 tegen 18:00 uur heeft bereikt, is niet door JMN bestreden. Evenmin heeft zij de stelling van Bosman bestreden dat Bosman daarbij onvoldoende informatie heeft gekregen om te beoordelen of de dreiging van inbeslagname reëel was. Over het tijdstip waarop JMN heeft besloten de vriestrailer met de lading terug te brengen naar Cadiz, Spanje, is niet meer bekend dan dat dit tussen 16 juli 2004 en 18 juli 2004 moet zijn gelegen. Onder de voormelde omstandigheden kan Bosman niet worden verweten dat zij op het moment van dat besluit nog geen instructies aan JMN had gegeven. 4.8. Tegenover de gemotiveerde betwisting van Bosman zijn door JMN geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zij redelijkerwijs van de betrouwbaarheid van de informatie over dreigende maatregelen van de Marokkaanse autoriteiten mocht uitgaan. Evenmin is door JMN bestreden dat zij, zoals Bosman stelt, het besluit om de vriestrailer naar Cadiz, Spanje, terug te brengen heeft genomen nadat zij van de zijde van Bosman er op was gewezen dat dit zou leiden tot douanetechnische problemen, omdat de lading met het verlaten van de EEG haar EU-status had verloren en het terugbrengen daarvan naar de EU-markt niet meer mogelijk was. 4.9. De voormelde gedragingen van JMN hebben geen verlies van de lading of fysieke schade daaraan tot gevolg gehad. Bosman maakt slechts aanspraak op vergoeding van de verminderde waarde van de lading doordat deze haar EU-status heeft verloren en het terugbrengen daarvan naar de EU-markt niet meer mogelijk was. Over die vorm van schade is in de CMR geen bepaling opgenomen, zodat de omvang van de verplichting van JMN om deze schade te vergoeden dient te worden vastgesteld aan de hand van Nederlands recht. 4.10. Uit het vorenstaande blijkt dat geen sprake is van een schade die is veroorzaakt door een omstandigheid die een zorgvuldig vervoerder heeft kunnen vermijden en waarvan zulk een vervoerder de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen. JMN is derhalve op grond van artikel 8:1098 BW aansprakelijk voor die schade. 4.11. Door JMN is overgelegd het rapport van de door haar ingeschakelde expert Interlloyd Averij B.V.. Dit rapport vermeldt – voor zover hier van belang -: “… Van de lading hadden bij verzending de 499 kartons lamsvlees een EEG status, terwijl de 631 kartons rundvlees geen EEG status hadden. Daar de originele veterinaire certificaten in Marokko door de veterinair aldaar waren achtergehouden en de op 5 augustus 2004 in Cadiz opgemaakt certificaat voor doorvoor van de partij vanaf Cadiz naar Dordrecht een geldigheidsduur van 1 maand na afgifte had, welke termijn inmiddels was verlopen, had thans de gehele zending geen EEG status meer. Op grond van de veterinaire bepalingen moest de gehele lading binnen 30 dagen de EEG via zee verlaten. Door de veterinair werd toestemming gegeven de vriestrailer te lossen en de lading seperaat op te slaan in afwachting van een mogelijke verkoop naar derden landen of een vernietiging. Op grond van de uiterlijk gezonde conditie van de lading deelden lading-eigenaren ons mee dat zij de goederen zo best mogelijk zouden verkopen. De zending is door landing belanghebbenden verkocht voor Euro 1,- per kg of totaal EUR 21,263,37 Op basis van de handelsfactuur bedraagt het schade bedrag: Faktuurwaarde op basis franco geleverd Casablanca EUR 61,549.19 Gerealiseerde opbrengst EUR 21,263.37 Verschil/mindere opbrengst EUR 40.285,82 …” 4.12. Gezien de voormelde inhoud van het door haar overgelegde expertiserapport lag het op de weg van JMN haar betwisting van de door Bosman gestelde handelswaarde van € 61.549,19 te motiveren en feiten of omstandigheden te stellen waaruit zou kunnen volgen dat een hogere opbrengst had kunnen worden gerealiseerd dan € 21.263,37. Nu JMN dat heeft nagelaten staat als onvoldoende gemotiveerd betwist vast dat de lading Bosman € 40.285,82 minder heeft opgebracht dan wanneer JMN haar verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen volledig was nagekomen. 4.13. Het verweer van JMN dat deze verminderde opbrengst (mede) aan Bosman is toe te rekenen, dient op grond van het vorenstaande te worden verworpen, zodat geen aanleiding bestaat een deel van de onderhavige schade voor rekening van Bosman te laten. Het beroep op redelijkheid en billijkheid kan JMN evenmin baten nu uit het voorafgaande blijkt dat de schadeveroorzakende feiten aan haar toe te rekenen zijn. 4.14. Bosman heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat JMN vanaf 15 juli 2004 CMR rente is verschuldigd. De gevorderde CMR rente vanaf de dag van de dagvaarding vindt echter wel voldoende steun in de vaststaande feiten en CMR en zal derhalve worden toegewezen. 4.15. Aan de behandeling van het deel van de vordering dat strekt tot vergoeding van schade op te maken bij staat komt de rechtbank niet toe. Gesteld noch gebleken is immers dat is voldaan aan de voorwaarde waaronder Bosman haar vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat heeft ingesteld. 4.16. Op grond van het vorenstaande zal de vordering als na te melden worden toegewezen. 4.17. JMN zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bosman worden begroot op: - dagvaarding € 71,93 - vast recht 885,00 - salaris procureur 1.341,00 (1,5 punten × tarief € 894,00) Totaal € 2.297,93 5. De beslissing De rechtbank veroordeelt JMN aan Bosman te betalen een bedrag van € 40.285,82, te vermeerderen met de CMR rente vanaf 31 augustus 2005 tot de voldoening; veroordeelt JMN in de proceskosten, aan de zijde van Bosman tot op heden vastgesteld op € 2.297,93; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. J. Visser en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2007.