Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3246

Datum uitspraak2007-08-31
Datum gepubliceerd2007-09-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 07/2841
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Bij bestreden besluiten zijn evenementenvergunning en ontheffing van het verbod tot het veroorzaken van geluidoverlast verleend voor het evenement “Trix in the Mix- Not only 4 the Queen” op 1 september 2007 te ‘s-Hertogenbosch. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter staat de omstandigheid dat het evenement niet is opgenomen op de evenementenkalender niet in de weg aan vergunningverlening en is voldoende onderzoek gedaan naar en rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden. Om de geluidsoverlast te beperken zijn voorschriften gesteld met betrekking tot de maximale geluidsniveaus. Niet gebleken is dat naar objectieve maatstaven bezien, mede gelet op het incidentele karakter van het evenement, sprake zal zijn van een onaanvaardbare geluidsoverlast voor verzoekster. Aan de besluitvorming kleven geen zodanige gebreken dat de heroverweging in bezwaar tot een wezenlijk andere uitkomst zal dienen te leiden. Volgt afwijzing van het verzoek om voorlopig voorziening.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 07/2841 Uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2007 inzake [verzoekster], te [woonplaats], verzoekster, en 1. de burgemeester van de gemeente ‘s-Hertogenbosch, 2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch, verweerders, gemachtigde mr. P.W.G.M. Christophe. Aan het geding heeft als partij deelgenomen J. [vergunninghouder], te ’s-Hertogenbosch. Procesverloop Bij besluit, gedateerd op 28 juli 2006, heeft verweerder sub 1 ingevolge de artikelen 109 tot en met 112 van de Algemene plaatselijke verordening ’s-Hertogenbosch 1996 (hierna: de APV) vergunning verleend aan [vergunninghouder] te [woonplaats] voor het houden van het evenement “Trix in the Mix - Not only 4 the Queen” op 1 september 2007 van 14.00 uur tot 23.00 uur in het Nachtegaalslaantje te ’s-Hertogenbosch. Bij besluit van 23 augustus 2007 heeft verweerder sub 2 besloten: - ingevolge artikel 116 van de APV aan [vergunninghouder] vergunning te verlenen voor het laten innemen van eet- en tappunten en een cocktailbar; - ingevolge artikel 18 van de APV aan [vergunninghouder] vergunning te verlenen voor het plaatsen van een podium en informatiestands; - ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 79 van de APV, onder voorwaarde dat: a. het totale geluidniveau, gemeten op de gevels van woningen, niet meer bedraagt dan 70 db(A); b. het geluidniveau in de 63 Hz octaafband, gemeten op de gevels van woningen, niet meer bedraagt dan 50 db(A); c. het geluidniveau in de 125 Hz octaafband, gemeten op de gevels van woningen, niet meer bedraagt dan 60 db(A). Bij besluit van 23 augustus 2007 heeft verweerder ontheffing op grond van artikel 35, eerste lid, van de Drank- en Horecawet verleend van het verbod tot het zonder vergunning verstrekken van zwakalcoholische drank voor gebruik ter plaatse. Naar aanleiding van deze besluiten heeft verzoekster bij brief van 27 augustus 2007 bezwaar gemaakt. Bij brief van eveneens 27 augustus 2007 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek is behandeld ter zitting van 30 augustus 2007, waar verzoekster is verschenen in persoon. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Voorts is verschenen vergunninghouder, verzegeld door [naam]. Overwegingen Algemeen 1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt of administratief beroep ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2. Voor het treffen van een voorlopige voorziening als hier bedoeld moet worden beoordeeld of het nadeel, dat verzoekster zal ondervinden als gevolg van de uitvoering van het bestreden besluit onevenredig is in verhouding tot de met dit besluit te dienen belang. Veelal zal eerst aanleiding zijn een voorziening te treffen indien, op grond van de beschikbare gegevens, moet worden geoordeeld dat er gerede twijfel bestaat of het in de hoofdzaak bestreden besluit in stand kan blijven. Voor zover toetsing aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de bodemprocedure wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor het geschil in de bodemprocedure. 3. De voorzieningenrechter stelt vast dat de evenementenvergunning is gedateerd op 28 juli 2006. Gelet op de datum van de aanvraag voor deze vergunning, te weten 29 juni 2007, neemt de voorzieningenrechter met de gemachtigde van verweerders aan dat hier sprake is van een verschrijving en dat deze vergunning op dezelfde datum is verleend als de andere in het procesverloop ten behoeve van hetzelfde evenement genoemde ontheffingen en vergunningen. Gelet hierop is het bezwaar van verzoekster tegen deze evenementenvergunning tijdig ingediend. Ter zitting is gebleken dat verzoekster met haar bezwaarschrift heeft bedoeld bezwaar te maken tegen alle door zowel verweerder sub 1 als verweerder sub 2 in verband met het evenement verleende ontheffingen en vergunningen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat verweerders het bezwaarschrift, dat slechts is gericht aan verweerder sub 1, ook in die zin zullen lezen. De tegen deze besluiten door verzoekster naar voren gebrachte grieven hebben naar hun aard overigens overwegend betrekking op de evenementenvergunning en de ontheffing van het verbod tot het veroorzaken van geluidoverlast. De voorzieningenrechter zal zich bij de beoordeling van het verzoek daarom tot deze twee besluiten beperken. 4. Verzoekster heeft verzocht bij de beoordeling de belangen van een aantal met naam genoemde omwonenden, die haar volgens haar zeggen mondeling hebben gemachtigd, te betrekken. Nu evenwel schriftelijke machtigingen ontbreken kan thans niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verzoekster gerechtigd is namens bedoelde omwonenden te spreken. Gelet hierop kunnen hun belangen, voor zover deze al zouden afwijken van die van verzoeksters, niet in onderhavige procedure worden betrokken. Feiten 5. Het in geding zijnde evenement wordt op 1 september 2007 gehouden in de Casinotuin en het Nachtegaalslaantje. Het duurt van 14.00 tot 23.00 uur en wordt omschreven als een free outdoor dance event voor house-liefhebbers. Een dergelijk evenement is eerder op Koninginnedag 2006 en 2007 gehouden. Standpunten van partijen 6. Verweerder sub 1 heeft aan de verlening van de evenementenvergunning ten grondslag gelegd dat geen van de weigeringsgronden zoals neergelegd in de APV zich voordoet. Eerdere versies van het evenement zijn ordelijk verlopen zodat er volgens verweerder geen reden is te vrezen voor een verstoring van de openbare orde. Door verweerder sub 2 zijn in het kader van de verleende ontheffing van het verbod tot het veroorzaken van geluidoverlast beperkende voorwaarden opgenomen, op naleving waarvan zal worden toegezien. Verweerder sub 1 is van mening dat hiermee onaanvaardbare geluidoverlast voor de omgeving in voldoende mate wordt voorkomen, zodat ook de vrees voor geluidoverlast geen grond vormt voor weigering van de evenementenvergunning. 7. Verzoekster, die woonachtig is nabij de locatie waar het evenement wordt gehouden, heeft -zakelijk weergegeven- gesteld dat door de langdurige geluid- en trillingoverlast waarmee het evenement gepaard gaat, haar gezondheid wordt bedreigd. Door met name de harde bastonen en trillingen wordt volgens verzoekster het woongenot ernstig aangetast en wordt inbreuk gemaakt op het recht op eerbiediging van het privé- en familieleven. Verzoekster stelt dat verweerder de vastgestelde evenementenkalender -waar het onderhavige evenement niet in is opgenomen- negeert en een onjuiste belangafweging heeft gemaakt door de reeds bestaande overlast rond de Parade en de Casinotuin onvoldoende mee te nemen. Volgens verzoekster is de vergunning niet rechtsgeldig tot stand gekomen omdat deze niet is ondertekend door een daartoe bevoegde ambtenaar en is bij de vergunningverlening ten onrechte geen enkele scheiding van functies in acht genomen. Verzoekster heeft erop gewezen dat de Casinotuin geen festivalterrein is, maar de bestemming stadspark/openbaar groen heeft en bovendien een beschermd natuurgebied is omdat dit het leefgebied is van de uiterst zeldzame ijsvogel. Wettelijk kader 8. Ingevolge artikel 79 van de APV is het verboden met toestellen of geluidsapparaten dan wel op andere wijze handelingen te verrichten, waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt, of toe te laten dat deze handelingen worden verricht. Ingevolge het tweede lid van voormeld artikel kunnen burgemeester en wethouders van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen. 9. Ingevolge artikel 110 van de APV is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen. 10. Ingevolge artikel 111 van de APV kan de burgemeester aan de vergunning voorschriften en beperking verbinden dan wel de vergunning weigeren in het belang van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van (geluids-)overlast; c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen; d. de zedelijkheid of gezondheid; e. een kwalitatief goed en professioneel niveau van het evenement; f. een gedifferentieerd aanbod van evenementen in de tijd. Ingevolge het tweede lid van voormeld artikel kan de burgemeester de vergunning tevens weigeren indien: a. het evenement, waarvoor vergunning wordt gevraagd, gelijktijdig plaatsvindt met een evenement, dat is opgenomen op de gemeentelijke evenementenkalender en b. de inhoudelijke concepten van deze evenementen bovendien met elkaar strijdig zijn. Oordeel van de voorzieningenrechter 11. De voorzieningenrechter plaatst allereerst vraagtekens bij de wijze waarop de besluitvorming door verweerders met betrekking tot het voorkomen van geluidoverlast heeft plaatsgevonden. Ingevolge artikel 110 van de APV is immers verweerder sub 1 bevoegd tot het verlenen van een evenementenvergunning, in welk verband hem op grond van artikel 111 van de APV de bevoegdheid toekomt aan de vergunning voorschriften te verbinden ter voorkoming of beperking van geluidoverlast. Gelet op deze specifieke voor evenementen aan verweerder sub 1 toekomende bevoegdheid, kan worden betwijfeld of, in geval van een evenement, nog plaats is voor toepassing van artikel 79 van de APV door verweerder sub 2. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ligt veeleer voor de hand dat voorschriften ter beperking van geluidhinder, zoals die in casu door verweerder sub 2 zijn gegeven in het kader van de verleende ontheffing als bedoeld in artikel 79 van de APV, door verweerder sub 1 worden gesteld met toepassing van artikel 111 van de APV. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheid dat in casu anders is gehandeld echter op zichzelf geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Naar ook zijdens verweerders ter zitting is verklaard, is er immers geen reden te veronderstellen dat door verweerder sub 1 in het kader van de toepassing van artikel 111 van de APV andere voorschriften zouden zijn gegeven dan door verweerder sub 2 bij de toepassing van artikel 79 is geschied. In dit verband is voorts van belang dat een eventueel bevoegdheidsgebrek in het kader van de bezwaarschriftprocedure eenvoudig kan worden hersteld. 12. Vooropgesteld wordt dat verweerder sub 1 bij zijn besluitvorming inzake het verlenen van een evenementenvergunning zich dient te richten naar de belangen, genoemd in artikel 111 van de APV. De rechter zal zich bij de beoordeling van de belangenafweging die in dat verband is gemaakt, terughoudend moeten opstellen en slechts dienen te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat verweerder sub 1 niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. 13. In dit verband wordt overwogen dat de omstandigheid dat het evenement niet is opgenomen op de evenementenkalender niet aan het vergunnen ervan in de weg staat, nu deze evenementenkalender, naar ter zitting zijdens verweerders is uiteengezet, vooralsnog slechts als “werkagenda” fungeert en niet als beleidskader waaraan aanvragen voor evenementenvergunningen worden getoetst. 14. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter voorts van oordeel dat voldoende onderzoek is gedaan naar en rekening is gehouden met de relevante feiten en omstandigheden. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake zal zijn van zekere mate van geluidoverlast als gevolg van het evenement. Om deze geluidoverlast te beperken zijn in samenspraak met een deskundige, naast een voorschrift met betrekking tot het maximale totale geluidniveau, specifieke voorschriften gesteld met betrekking tot de maximale geluidniveaus van de lage bastonen. Tevens is aangegeven dat tijdens het evenement van gemeentewege op het naleven van deze voorwaarden controle zal plaatsvinden. Naar voorlopig oordeel is niet gebleken dat naar objectieve maatstaven bezien, mede gelet op het incidentele karakter van het evenement, sprake zal zijn van een onaanvaardbare geluidoverlast voor verzoekster. Van een onaanvaardbare inbreuk op de uitoefening van het recht op eerbieding van privé-, familie- en gezinleven als bedoeld in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is, gelet op de getroffen maatregelen en het incidentele karakter, evenmin gebleken. Dat het toezicht op de naleving van deze voorschriften onvoldoende is gewaarborgd, acht de voorzieningenrechter niet op voorhand aannemelijk gemaakt. De omstandigheid dat niet gedurende de gehele duur van het evenement geluidmetingen zullen worden verricht, is daarvoor onvoldoende. 15. Het betoog van verzoekster dat de bestreden besluiten niet rechtsgeldig zijn genomen leidt evenmin tot inwilliging van haar verzoek. Niet aannemelijk is geworden dat de bestreden besluiten niet door een daartoe gemandateerde ambtenaar zijn genomen. De enkele omstandigheid dat de zich onder de gedingstukken bevindende afschriften van de besluiten niet zijn ondertekend en de aan verzoekster verstrekte minuten van de besluiten door een andere ambtenaar zijn ondertekend, dan door degene wiens naam onder het besluit staat vermeld, noopt niet tot een dergelijk conclusie. Daarbij is in aanmerking genomen dat de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft aangegeven dat de gebruikelijke werkwijze is dat het ondertekende exemplaar van het besluit naar vergunninghouder wordt gezonden en een eventueel later te verstrekken minuut door een daartoe bevoegde ambtenaar wordt ondertekend. De voorzieningenrechter ziet voorshands geen reden om aan de juistheid van deze mededeling te twijfelen. De omstandigheid dat alle binnen het kader van vergunningverlening te nemen stappen feitelijk zijn geconcentreerd bij één ambtenaar, zoals door verzoekster gesteld, vormt op zichzelf evenmin een reden om de besluitvorming onvoldoende zorgvuldig te achten. 16. Ten aanzien van verzoeksters stelling dat het houden van het evenement in de Casinotuin zich niet verdraagt met de bestemming van dit park, wordt opgemerkt dat, nog daargelaten dat met de bestemming strijdig gebruik niet als weigeringsgrond voor een evenementenvergunning in de APV is vermeld, voorshands onvoldoende is gebleken dat sprake is van een dergelijk strijdig gebruik. Naar voorlopig oordeel is voorts onvoldoende aannemelijk geworden dat bijzondere natuurwaarden in de weg staan aan het verlenen van onderhavige vergunning. Conclusie 17. Op grond van vorenstaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat aan de besluitvorming ter zake van het onderhavige evenement geen zodanige gebreken kleven, dat de heroverweging van de bestreden besluiten in bezwaar tot een wezenlijk andere uitkomst zal dienen te leiden. Gelet hierop bestaat geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening zoals door verzoekster is verzocht. 18. Van omstandigheden op grond waarvan één van partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partijen gemaakt proceskosten is niet gebleken. 19. Mitsdien wordt beslist als volgt. Beslissing De voorzieningenrechter, wijst het verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb af. Aldus gedaan door mr. W.C.E. Winfield als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van A.J.H. van der Donk als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2007. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Afschriften verzonden: