Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3263

Datum uitspraak2007-08-31
Datum gepubliceerd2007-09-11
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers137792
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Schiphol voldoende grond had om beslag te leggen en enkele beslagen opgeheven, omdat die voor het verhaal van de vordering van Schiphol niet nodig zijn.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK HAARLEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 137792 / KG ZA 07-424 Vonnis in kort geding van 31 augustus 2007 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CHIP(S)HOL B.V. III, gevestigd te Wassenaar, eiseres, procureur mr. R.E. Gerritsen, tegen de naamloze vennootschap LUCHTHAVEN SCHIPHOL N.V., gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, gedaagde, procureur mr. L. Koning, advocaten prof. mr. N.S.J. Koeman en mr. T.R.B. de Greve, beiden te Amsterdam. Partijen zullen hierna Chip(s)hol en de Luchthaven genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling - de pleitnota van Chip(s)hol - de pleitnota van de Luchthaven. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Op 22 december 1993 hebben [M.C. Groenenberg] (hierna: Groenenberg) en Chip(s)hol een overeenkomst gesloten waarbij Chip(s)hol van Groenenberg de economische eigendom heeft gekocht van enige percelen land in de gemeente Haarlemmermeer, hierna te noemen: het Groenenbergterrein. Groenenberg is juridisch eigenaar gebleven. 2.2. In een tussen partijen aanhangige bodemprocedure met zaaknummer 95866 vordert Chip(s)hol vergoeding van de Luchthaven van de door haar, Chip(s)hol, geleden schade als gevolg van een in 2003 voor het Groenenbergterrein van kracht geworden bouwverbod (hierna het bouwverbod). Bij tussenvonnis van 4 april 2007 heeft deze rechtbank omtrent die vordering als volgt overwogen: “(…) 2.63. Op zichzelf beschouwd kan worden betoogd, gelijk de Luchthaven ook doet, dat concrete ontwikkelingen, die zich na het ontstaan van schade hebben voorgedaan en tevens direct gevolg hebben voor de uiteindelijke omvang van die schade, behoren te worden meegewogen bij het vaststellen van de vergoedingsplicht van de tot vergoeding gehouden partij, zoals in dit geval de Luchthaven. 2.64. Waar in dit geval de kans dat Chipshol haar bouwplannen alsnog kan doorvoeren wanneer zij het door de minister aangewezen traject doorloopt naar het oordeel van de rechtbank op 75% kan worden gesteld (met inachtneming van een periode van twee jaar alvorens alle vergunningen/vrijstellingen definitief zijn verleend), zou in het verlengde van het hiervoor overwogene in beginsel grond hebben bestaan de omvang van de toerekenbare schade ook met 75% te verminderen en daarmee tevens de vergoedingsplicht van de Luchthaven zoals die jegens Chipshol op grond van artikel 38 jo. artikel 50 Luchtvaartwet bestaat. 2.65. Evenwel staat het systeem van de Luchtvaartwet eraan in de weg op de hiervoor aangegeven wijze bestaande herstelkansen te verdisconteren in de schadeloosstelling die de Luchthaven aan Chipshol is verschuldigd. Ingevolge de terugbetalingsverplichting als bedoeld in artikel 55 van die wet dient Chipshol bij opheffing van het bouwverbod de door haar van de Luchthaven ontvangen schadeloosstelling in beginsel aan de Luchthaven terug te betalen wanneer deze dat vordert (en aan de verder daarvoor bestaande voorwaarden is voldaan). Dat zou betekenen dat bij voornoemde kansverdiscontering de Luchthaven ofwel de door haar te betalen 25% van het totale schadebedrag van Chipshol terugkrijgt (bij opheffing van het bouwverbod) ofwel 75% van de werkelijk geleden schade niet hoeft te betalen (bij handhaving van het bouwverbod), hoewel Chipshol daarop krachtens artikel 50 Luchtvaartwet ook aanspraak heeft. In beide gevallen komt de Luchthaven grotendeels met de schrik vrij (zij betaalt maximaal 25%), terwijl Chipshol daarentegen 25% kans loopt om met 75% van de schade te blijven zitten en tevens 75% kans dat zij de door haar ontvangen schadeloosstelling weer bij de Luchthaven moet inleveren. Een dergelijke onevenwichtige benadering van de vergoedingsplicht kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest en moet daarom worden verworpen. 2.66. Het voorgaande zou alleen anders zijn wanneer op dit moment de kans op planrealisering voor Chipshol, na het doorlopen van de vrijstellingsprocedure(s) en daarop volgende opheffing van het bouwverbod, op 100% kon worden gesteld, zoals de Luchthaven ook doet. Alsdan zou reeds thans met zekerheid van de opheffing van het bouwverbod kunnen worden uitgegaan en zou aanleiding bestaan om de Luchthaven in het zicht van de terugbetalingsverplichting van Chipshol niet toch nog tot betaling van schadeloosstelling (behoudens vertragingschade en legeskosten) aan Chipshol te veroordelen. 2.67. Evenwel bestaat op dit moment onvoldoende grond om als vaststaand aan te nemen dat het bouwverbod binnen afzienbare tijd van de baan zal zijn. Met name de weinig coöperatieve opstelling van de overheden jegens Chipshol en de door haar gepresenteerde plannen voor het Groenenbergterrein gedurende het traject van 1990 tot op heden gebiedt met niet meer dan gematigd optimisme uit te zien naar het antwoord op de vraag of het Chipshol zal worden vergund haar oorspronkelijke plannen binnen afzienbare tijd alsnog te realiseren (waarna de minister zich volgens haar brief van 21 september 2006 in beginsel tot opheffing van het bouwverbod bereid houdt). (…) Slotsom 2.80. De slotsom van al het voorgaande is dat geen der deskundigen voor niet onpartijdig wordt gehouden en dat het Advies van de deskundigen op drie onderdelen niet of niet volledig wordt gevolgd (lagere onvoorziene kosten, wel aftrek vanwege mogelijkheid bouwverbod voor peildatum en andere berekening rente). Dit betekent dat thans in beginsel vaststaat dat de Luchthaven tenminste een bedrag van (€ 17.350.000,-- plus € 470.000,--) minus 10% = (afgerond) € 16.000.000,-- aan Chipshol zal dienen te voldoen als schadeloosstelling in de zin van artikel 50 Luchtvaartwet, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 maart 2003 tot de dag van algehele voldoening. Partijen zullen nu eerst nog in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de opgevoerde belastingschade, waarbij zij behalve op het Aanvullend Advies ook dienen in te gaan op de vijfde door de deskundigen ter pleidooizitting aangegeven variant (proces-verbaal, blz 10). (...)” 2.3. Chip(s)hol heeft vervolgens in het hoofdgeding een provisionele vordering ingesteld tot betaling door de Luchthaven van een bedrag van € 19.000.000,--, waarop bij vonnis in het incident van 13 juni 2007 als volgt is overwogen en beslist: “(…) 2.6 Chipshol heeft ook voldoende toegelicht en aannemelijk gemaakt dat zij spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar incidentele vordering. Het door de Luchthaven gevoerde verweer dat het bouwverbod binnenkort zal worden opgeheven met de daaraan gekoppelde terugbetalingsverplichting voor Chipshol stuit af op hetgeen terzake in het tussenvonnis van 4 april 2007 in 2.67 is overwogen, te weten i) dat het op dit moment nog maar de vraag is of het Chipshol na het doorlopen van de vrijstellingsprocedures zal worden vergund haar oorspronkelijke plannen binnen afzienbare tijd alsnog te realiseren en ii) dat de minister zich volgens haar brief van 21 september 2006 niet voordien tot opheffing van het bouwverbod bereid houdt. (…) Op dit moment is in ieder geval niet op eenvoudige wijze vast te stellen of, en zo ja, wanneer (en voor welk bedrag) een terugbetalingsverplichting uit hoofde van artikel 55 Luchtvaartwet voor Chipshol zal ontstaan. (…) 2.8 Ten aanzien van het door de Luchthaven ingeroepen restitutierisico wordt als volgt overwogen. Uit de Luchtvaartwet volgt dat de Luchthaven kort na het opleggen van het bouwverbod tot schadeloosstelling had behoren over te gaan. De enkele omstandigheid dat thans - ruim vier jaren na het opleggen van het bouwverbod en relatief kort voor het wijzen van het eindvonnis in de hoofdzaak - een kans bestaat dat het bouwverbod op korte termijn van de baan zal zijn, brengt geen wijziging in deze op de Luchthaven rustende verplichting tot schadeloosstelling (daarvan zou slechts sprake kunnen zijn in het geval genoemd in 2.66. van het tussenvonnis van 4 april 2007, welk geval zich thans - naar ook uit het hiervoor in 2.6. weergegeven citaat dient te worden begrepen - niet voordoet). Voorts is aannemelijk dat de rechtbank haar eindvonnis in de hoofdzaak zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren, zoals door Chipshol gevorderd. 2.9 Anderzijds dient in aanmerking te worden genomen dat het hier om een aanzienlijk bedrag gaat en dat de Luchthaven tegen toewijzing daarvan in verschillende stadia van de procedure in de hoofdzaak onderbouwd verweer heeft gevoerd. In die procedure is een aantal rechtsvragen beantwoord. Die beslissingen kunnen in ieder geval voor een deel aan de cassatierechter worden voorgelegd, zoals de Luchthaven ook bij herhaling heeft aangekondigd te zullen gaan doen. Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat de Hoge Raad alsdan een of meer rechtsvragen anders dan de rechtbank beantwoordt en dat die uitkomst gevolg heeft voor de (omvang van de) door de Luchthaven uiteindelijk aan Chipshol verschuldigde schadeloosstelling. Waar Chipshol niet heeft gereageerd op het met bewijsstukken gestaafde betoog van de Luchthaven, dat er op neerkomt dat niet kan worden gezegd dat zij, Chipshol, tot terugbetaling van het haar toe te wijzen bedrag in staat zal blijken wanneer de Hoge Raad de door de rechtbank uit te spreken betalingsveroordeling mocht vernietigen, kan van de Luchthaven niet worden gevergd Chipshol bij wijze van voorschot het gevorderde bedrag van € 19.000.000,-- te betalen zonder dat Chipshol daarvoor genoegzaam zekerheid aan de Luchthaven stelt. Dit betekent dat aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de in dit vonnis uit te spreken betalingsveroordeling de voorwaarde dient te worden verbonden dat door Chipshol voor het door de Luchthaven te betalen bedrag zekerheid wordt gesteld, een en ander als bedoeld in artikel 233 lid 3 Rv. 2.10 Chipshol zal vorenbedoelde zekerheid dienen te stellen middels een bankgarantie tot een bedrag van € 19.000.000,--, te vermeerderen met een bedrag van € 2.500.000,-- voor rente en kosten. De bankgarantie dient in opdracht van Chipshol en ten gunste van de Luchthaven te worden gesteld door een Nederlandse bank onder de daarvoor gebruikelijke voorwaarden en dient haar geldigheid onverminderd te behouden tot veertien dagen nadat ten aanzien van de door de Luchthaven aan Chipshol te betalen schadeloosstelling en de omvang daarvan in rechte op alle onderdelen een uitspraak is gedaan, die vervolgens ook kracht van gewijsde heeft verkregen, alles voor zolang en voor zoveel de mogelijkheid bestaat dat in rechte komt vast te staan dat Chipshol jegens de Luchthaven in totaal op minder dan € 19.000.000,-- aanspraak heeft terzake van de hier aan de orde zijnde schadeloosstelling. 2.11 Hierbij wordt aangetekend dat de Luchthaven in de hoofdzaak voortvarend zal dienen voort te procederen en dat de bankgarantie slechts behoeft te strekken tot zekerheid voor de voldoening door Chipshol aan haar terugbetalingsverplichting voor zoveel die kan ontstaan doordat na cassatie in de hoofdzaak uiteindelijk komt vast te staan dat de Luchthaven terzake van schadeloosstelling minder aan Chipshol is verschuldigd dan de rechtbank in haar eindvonnis zal bepalen. Van Chipshol wordt niet gevergd een bankgarantie ten gunste van de Luchthaven te doen stellen, die tevens strekt tot zekerheid voor de nakoming door Chipshol van de terugbetalingsverplichting, die mogelijk voor haar jegens de Luchthaven op grond van artikel 55 Luchtvaartwet ontstaat indien het bouwverbod wordt opgeheven. (...) 4. De rechtbank in het incident 4.1 veroordeelt de Luchthaven voor de duur van het geding tot betaling aan Chipshol van een voorschot van EUR 19.000.000,-- (negentien miljoen euro) binnen tien dagen na betekening van dit vonnis, 4.2 verklaart deze betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad nadat in opdracht van Chipshol en ten gunste van de Luchthaven een bankgarantie voor een bedrag van in totaal € 21.500.000,-- (eenentwintig miljoen vijfhonderdduizend euro) is afgegeven als hiervoor in 2.10. omschreven, 4.3 veroordeelt de Luchthaven voorts in de kosten van het incident, aan de zijde van Chipshol tot op heden begroot op EUR 3.211,00, 4.4 verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad, 4.5 wijst af het meer of anders gevorderde, (...)” 2.4. Het vonnis van 13 juni 2007 is op dezelfde dag aan de Luchthaven betekend met het bevel om binnen tien dagen tot betaling van de hoofdsom van € 19.000.000,-- over te gaan. 2.5. Tegen het vonnis van 4 april 2007 is door de Luchthaven, en tegen het vonnis van 13 juni 2007 is door zowel Chip(s)hol als de Luchthaven beroep in cassatie ingesteld. 2.6. Bij besluit van 28 juni 2007 van de minister van Verkeer en Waterstaat is het bouwverbod op het Groenenbergterrein opgeheven. 2.7. Bij vonnis in kort geding d.d. 17 juli 2007 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank geoordeeld dat Chip(s)hol mag overgaan tot executie van het incidentele vonnis van deze rechtbank van 13 juni 2007 nadat in haar opdracht ten gunste van de Luchthaven een bankgarantie is afgegeven met een bereik als door de voorzieningenrechter in dat vonnis omschreven. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. 2.8. Op 18 juli 2007 heeft de Rabobank een bankgarantie afgegeven. Deze bankgarantie houdt onder meer het volgende in: “Bankgarantie […] Luchthaven Schiphol N.V. […] hierna te noemen: crediteur […] Chip(s)hol III B.V., […] hierna te noemen debiteur […] […] 2. Indien en voorzover de crediteur heeft voldaan aan zijn betalingsverplichting van EUR 19/000.000,-- (zegge: negentien miljoen euro) uit hoofde van het tussenvonnis van de rechtbank Haarlem van 13 juni 2007 (zaaknummer/rolnummer 95866/HA ZA 03-1163) verbindt de bank zich op eerste schriftelijk verzoek van de crediteur, onder gelijktijdige overlegging van: a. een afschrift van een arrest van de Hoge Raad waarin de betalingsveroordeling in het door de rechtbank te wijzen eindvonnis in de zaak (zaaknummer/rolnummer 95866/HA ZA 03-1163) is vernietigd en de aansprakelijkheid van de Luchthaven is afgewezen; of; b. een afschrift van een arrest van de Hoge Raad waarin het door de rechtbank te wijzen eindvonnis in de zaak (zaaknummer/rolnummer 95866/HA ZA 03-1163) is vernietigd en een afschrift van een nieuwe uitspraak door een Nederlandse rechter met betrekking tot de vordering, gewezen in een procedure tussen de crediteur en de debiteur, vergezeld van een verklaring van een in Nederland ingeschreven advocaat dat de wettelijke termijn, voor zover van toepassing, voor verzet, hoger beroep of cassatie is verstreken en dat tegen die beslissing niet binnen die termijn hoger beroep of cassatie is ingesteld, danwel bij een verstekvonnis niet binnen acht weken na betekening van dat vonnis aan de bank verzet is gedaan, terzake van de door Chipshol ingediende schadeclaim ex artikel 50 Luchtvaartwet waarin opnieuw en in afwijking van het door de rechtbank te wijzen eindvonnis in de zaak (zaaknummer/rolnummer 95866/HA ZA 03-1163) de schade lager is vastgesteld of de aansprakelijkheid van de Luchthaven is afgewezen; aan de crediteur te voldoen het bedrag dat de crediteur schriftelijk verklaart ingevolge één of meer van hiervoor bedoelde schriftelijke bewijsstukken terzake van de vordering opeisbaar van de debiteur te vorderen te hebben, met dien verstande dat de bank niet gehouden is meer te voldoen dan het bedrag dat de crediteur ingevolge één of meer van hiervoor bedoelde bewijsstukken terzake van de vordering opeisbaar van de debiteur te vorderen heeft. […] 4. Deze garantie is geldig tot een maximum bedrag van EUR 19.000.000,--, zegge: negentienmiljoen euro, te vermeerderen met maximaal EUR 2.500.000,--, zegge: twee en een half miljoen euro, uit hoofde van renten en kosten. […] 6. Deze garantie eindigt op het moment dat de bank een schriftelijke mededeling van de crediteur ontvangt, inhoudende dat: a. de in het incidentele vonnis van 13 juni 2007 (zaaknummer/rolnummer 95866/HA ZA 03-1163) voor uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis gestelde voorwaarde tot het afgeven van een bankgarantie door de Hoge Raad is vernietigd; of b. de rechtbank Haarlem in haar te wijzen eindvonnis in de hoofdzaak (zaaknummer/rolnummer 95866/HA ZA 03-116 ) heeft beslist dat de door Chipshol gestelde zekerheid in de vorm van een bankgarantie kan vervallen; of c. de mogelijkheid niet meer bestaat dat in rechte komt vast te staan dat de crediteur de debiteur onverschuldigd heeft betaald terzake van de hier aan de orde zijnde schadeloosstelling in de hoofdzaak (zaaknummer/rolnummer 95866/HA ZA 03-116 ); of d. een termijn van veertien (14) dagen is verstreken nadat ten aanzien van de door de crediteur aan de debiteur te betalen schadeloosstellingen de omvang daarvan in rechte op alle onderdelen een uitspraak is gedaan, die vervolgens ook kracht van gewijsde heeft verkregen, en door de Luchthaven binnen die termijn geen beroep op deze bankgarantie is gedaan. […] 8. Deze bankgarantie kan niet worden ingeroepen door de crediteur uit hoofde van een eventuele terugbetalingsverplichting voor de debiteur jegens de crediteur ex artikel 55 Luchtvaartwet.” 2.9. De Luchthaven heeft het bedrag van € 19.000.000,-- aan Chip(s)hol betaald. 2.10. Met daartoe op 16 en 18 juli 2007 verkregen verloven heeft de Luchthaven op 19 juli 2007 tot tweemaal toe conservatoir derdenbeslag laten leggen ten laste van Chip(s)hol onder de ABN AMRO Bank, de ING Bank en de Rabobank. Met deze verloven van 16 en 18 juli 2007 heeft de Luchthaven op 19 juli 2007 eveneens conservatoir derdenbeslag laten leggen ten laste van Chip(s)hol respectievelijk onder Chip(s)hol Holding B.V. en onder Groenenberg. 2.11. Met daartoe op 23 juli 2007 verkregen verlof heeft de Luchthaven op 15 augustus 2007 (nogmaals) conservatoir derdenbeslag laten leggen ten laste van Chip(s)hol onder de ABN AMRO Bank, de ING Bank, de Rabobank, Chipshol Holding B.V. en Groenenberg, alsmede (verhaals)beslag ten laste van Groenenberg op het Groenenbergterrein. 2.12. De beslaglegging onder de Rabobank heeft voormelde € 19.000.000,-- getroffen. 2.13. Op 22 augustus 2007 heeft de Luchthaven Chip(s)hol en Groenenberg gedagvaard voor deze rechtbank en onder meer gevorderd om Chip(s)hol en Groenenberg hoofdelijk, althans Chip(s)hol, te veroordelen tot betaling van € 19.000.000,-- en tot betaling van het bedrag - voor zover het € 19.000.000,-- overstijgt - dat in totaal aan schadevergoeding aan Chip(s)hol wordt toegekend door de rechtbank. De Luchthaven heeft primair aan deze vordering ten grondslag gelegd dat het door haar aan Chip(s)hol betaalde voorschot ad € 19.000.000,-- onverschuldigd is betaald. Volgens de Luchthaven zal de Hoge Raad ten tijde van het wijzen van het vonnis in de door haar aanhangig gemaakte procedure alle vonnissen in de procedure met zaaknummer 95866 hebben vernietigd. In dat geval staat vast dat de Luchthaven het bedrag van € 19.000.000,-- zonder titel heeft voldaan, aldus de Luchthaven. Daarnaast is Chip(s)hol na de opheffing van het bouwverbod ex artikel 55 Luchtvaartwet gehouden tot vergoeding van de daardoor ontstane waardevermeerdering tot maximaal het bedrag van de ontvangen schadeloosstelling. Subsidiair heeft de Luchthaven aan haar vordering ten grondslag gelegd dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking en meer subsidiair dat sprake is van onverschuldigde betaling wegens verrekening en betaling door de gemeente Haarlemmermeer en de provincie Noord-Holland. 3. Het geschil 3.1. Chip(s)hol vordert na eiswijziging, naar de voorzieningenrechter begrijpt, samengevat: primair te bepalen dat de gelegde beslagen als hiervoor beschreven in 2.10 en 2.11 (van rechtswege) zijn opgeheven, althans deze beslagen op te heffen, althans de Luchthaven te bevelen deze beslagen op te heffen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom; subsidiair de hiervoor bedoelde beslagen c.q. de vorderingen waarvoor deze verhaalsbeslagen zijn gelegd, te beperken op een wijze als de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren; primair en subsidiair met veroordeling van de Luchthaven in de kosten van deze procedure. 3.2. De Luchthaven voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling Beslagen ten laste van Groenenberg 4.1. De Luchthaven heeft het verweer gevoerd dat Chip(s)hol niet-ontvankelijk is in haar vordering voor zover deze betrekking heeft op de beslaglegging ten laste van Groenenberg. Dit verweer slaagt. Een vordering ter zake komt alleen aan Groenenberg toe. Beslagen ten laste van Chip(s)hol – beslaglegging onder de Rabobank 4.2. Ingevolge art. 705 Rv. kan de opheffing van een conservatoir beslag onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld. Bij de beantwoording van de vraag of opheffing moet plaatsvinden dient binnen dit kader een belangenafweging plaats te vinden. Beslag gelegd onder de Rabobank op grond van het beslagverlof d.d. 23 juli 2007 ter afdekking van de vordering ex artikel 55 Luchtvaartwet Verzuim van vormen? 4.3. Gesteld noch gebleken is dat op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd. In het beslagverlof d.d. 23 juli 2007 is bepaald dat de eis in de hoofdzaak dient te worden ingesteld binnen 21 dagen na het eerst gelegde beslag. Nu het beslag is gelegd op 15 augustus 2007 en de hoofdzaak aanhangig is gemaakt op 22 augustus 2007, is de hoofdvordering tijdig ingesteld. Ondeugdelijkheid ingeroepen recht summierlijk gebleken? 4.4. De Luchthaven heeft aan het beslagrekest ten grondslag gelegd dat de huidige waarde van het Groenenbergterrein als gevolg van de opheffing van het bouwverbod volgens deskundigen kan worden vastgesteld op € 20.500.000,-- en dat zij op grond van artikel 55 Luchtvaartwet (hierna: Lvw), althans op grond van ongerechtvaardigde verrijking, gerechtigd is om de inmiddels als gevolg van de opheffing van het bouwverbod opgetreden waardevermeerdering (terug) te vorderen van Chip(s)hol als economische eigenaar en van Groenenberg als juridische eigenaar. 4.5. Chip(s)hol heeft betoogd dat de Luchthaven niet summierlijk aannemelijk heeft gemaakt dat er voldoende aanleiding bestaat om reeds vóór het opeisbaar worden van die vordering beslag te leggen. Volgens Chip(s)hol is bebouwing van het terrein uitgesloten, vanwege het Paraplu Bestemmingsplan Luchthavenindeling en het geldende bestemmingsplan, en brengt de opheffing van het bouwverbod zodoende geen waardestijging van de grond met zich mee. Aan de taxaties van de grond die door de Luchthaven zijn overgelegd, kan volgens Chip(s)hol niet de waarde worden toegekend die de Luchthaven daaraan toegekend wil zien, omdat deze op eenzijdig verzoek tot stand zijn gekomen. Elke verifieerbare indicatie van de omvang van de waardevermeerdering als bedoeld in artikel 55 Lvw ontbreekt, aldus Chip(s)hol. 4.6. Indien een bouwverbod wordt opgeheven, kan de exploitant van het luchtvaartterrein ingevolge artikel 55 Lvw van de eigenaar van de betrokken gronden de waardevermeerdering vorderen die voor deze ten aanzien van deze gronden uit de opheffing voortvloeit tot, in geval van gehele opheffing, ten hoogste het bedrag, dat bij de oplegging van het verbod als schadeloosstelling werd toegekend. Gegeven het uitgangspunt van de rechtbank in de procedure ex artikel 50 Lvw dat ook een economisch eigenaar als Chip(s)hol gerechtigd is schadeloosstelling te vorderen, moet in dit kort geding uitgangspunt zijn dat de Luchthaven een eventuele waardevermeerdering ook van de economisch eigenaar kan terugvorderen. Een ander oordeel van de Hoge Raad over deze vraag, die in cassatie aan de orde is gesteld, zal er overigens hooguit toe leiden dat het terugvorderingsrecht niet op art. 55 Lvw maar op onverschuldigde betaling moet worden gebaseerd. 4.7. De Luchthaven heeft drie taxaties overgelegd van de waarde van de betrokken grond na opheffing van het bouwverbod, waaronder een taxatie door ingenieur De Lorijn. Volgens De Lorijn is de huidige waarde van het terrein € 20.500.000,--. Ter zitting heeft de Luchthaven aan Chip(s)hol aangeboden om het terrein voor dat bedrag te kopen en heeft zij medegedeeld dat zij dat bod ook na de uitspraak in dit kort geding nog enige tijd -minstens twee weken- gestand zal doen. Dat is voldoende aanleiding om de door Lorijn aan het terrein toegekende waarde -die grosso modo aansluit bij de twee andere taxaties en bovendien niet met verwijzing naar contraire taxaties is bestreden- reëel te achten. Voor de vraag of in dit geval ook sprake is van een waardeverméérdering neemt de voorzieningenrechter tot uitgangspunt dat de door de rechtbank in de hoofdzaak benoemde deskundigen de waarde van de bouwgrond op de datum van oplegging van het bouwverbod, 19 februari 2003, hebben vastgesteld op € 2.500.000,--, en dat de rechtbank zich daarbij heeft aangesloten. Voormelde waarderingen in aanmerking genomen, moet worden uitgegaan van een waardevermeerdering van € 18.000.000,--. 4.8. De Luchthaven heeft haar vordering tot vergoeding van deze waardevermeerdering voorwaardelijk ingesteld, te weten voor het geval de Luchthaven in de procedure met nummer 95866 zal worden veroordeeld tot het betalen van schadeloosstelling aan Chip(s)hol. Aangezien de rechtbank in het incidentele vonnis in die procedure in beginsel als vaststaand heeft aangenomen dat aan Chip(s)hol een schadeloosstelling toekomt van € 16.000.000,--, te vermeerderen met rente vanaf februari 2003, en Chip(s)hol daarvan zelf ook uitgaat (zij meent dat haar méér toekomt), moet in dit kort geding ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de voorwaarde in vervulling zal gaan. Ter zitting is door partijen gespeculeerd over de vraag of de thans vaststaande opheffing van het bouwverbod voor de rechtbank aanleiding zal (moeten of kunnen) vormen om het debat over de actuele waarde van het Groenenbergterrein in die procedure open te gooien. Nu Chip(s)hol op vragen van de voorzieningenrechter echter zelf heeft aangegeven dat zij het debat over bestaan en omvang van een waardevermeerdering door het bouwverbod liever in de door de Luchthaven aanhangig gemaakte art. 55 Lvw procedure wil uitprocederen en de Luchthaven heeft aangegeven dat het haar op zichzelf genomen niet uitmaakt in welke procedure de waardevermeerdering aan de orde komt, zolang de (in haar visie) t.z.t. te verwachten veroordeling tot restitutie maar verhaalbaar is, is niet uitgesloten dat de rechtbank Chip(s)hol in haar verlangen zal volgen. 4.9. De vorderingsrechten die ontstaan uit een mogelijke restitutieplicht aan de zijde van Chip(s)hol in het kader van de procedure ex artikel 50 Lvw en de vorderingsrechten op basis van artikel 55 Lvw kunnen niet afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar bestaan, aldus Chip(s)hol. Voor het bestaan van een vorderingsrecht ex artikel 55 Lvw is immers nodig dat er definitief is beslist over de schadeloosstelling ex artikel 50 Lvw. Nu het terugvorderingsrecht ex artikel 55 Lvw niet eerder geldend kan worden gemaakt dan nadat er een definitieve vaststelling ex artikel 50 Lvw heeft plaatsgevonden die kracht van gewijsde heeft gekregen, en van een dergelijke definitieve vaststelling nog geen sprake is, heeft de Luchthaven volgens Chip(s)hol nu nog geen vordering waarvoor beslag kan worden gelegd. 4.10. Dit betoog faalt. Hoewel de door de Luchthaven ingestelde vordering ex artikel 55 Lvw een voorwaardelijke is in die zin, dat deze afhankelijk is van de uitkomst van de procedure ex artikel 50 Lvw, kan, gelet op het voorgaande, niet worden geoordeeld dat de Luchthaven thans geen vordering heeft waarvoor zij beslag kan laten leggen. Van de ondeugdelijkheid van het door de Luchthaven ingeroepen recht is dus niet summierlijk gebleken. Voldoende andere zekerheid? 4.11. Niet gezegd kan worden dat de genoemde restitutieplicht is afgedekt door de sub 2.8 weergegeven bankgarantie, nu in art. 8 van die garantie immers expliciet is bepaald dat deze daarvoor niet kan worden ingeroepen. Misbruik van recht? 4.12. Volgens Chip(s)hol maakt de Luchthaven misbruik van recht doordat zij in feite dubbele zekerheid wenst voor hetzelfde terugbetalingsrecht en doordat zij een excessieve reeks beslagen heeft gelegd, waardoor Chip(s)hol vleugellam is gemaakt. Chip(s)hol meent dat dit handelen enkel kan worden gezien als onderdeel van een gedragslijn die erop neerkomt - zo begrijpt de voorzieningenrechter het betoog - dat de Luchthaven met welwillende hulp van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat gebruik heeft gemaakt van een bouwverbod om aldus ten detrimente van een concurrent haar eigen private belangen als onroerend goed ontwikkelaar te dienen. 4.13. De vraag of het leggen van conservatoire beslagen als misbruik van recht en daarom als onrechtmatig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen. 4.14. Het betoog van Chip(s)hol dienaangaande miskent een aantal gegevens. Ten eerste miskent het dat de aan de Luchthaven verweten tegenwerking op het materiële vlak, indien daarvan al zou kunnen worden gesproken, weliswaar grond zou kunnen zijn voor een vordering uit onrechtmatige daad, maar geen grond om de Luchthaven het recht te ontzeggen maatregelen te nemen ter conservering van aanspraken die op zichzelf genomen niet summierlijk ondeugdelijk zijn. 4.15. Ten tweede miskent het dat weliswaar herhaaldelijk, maar telkens goeddeels op dezelfde vermogensbestanddelen beslag is gelegd, en dat Chip(s)hol is aangeboden alle beslagen op te heffen indien de reeds afgegeven bankgarantie van € 21.500.000,-- zodanig wordt verruimd dat deze ook de met de beslagen afgedekte verhaalsaanspraken bestrijkt. 4.16. Ten derde miskent het dat het belangrijkste getroffen vermogensbestanddeel wordt gevormd door de € 19.000.000,-- die de Luchthaven uit hoofde van het provisionele vonnis van 13 juni 2007 heeft betaald. De Luchthaven heeft onweersproken aangevoerd dat de beslagen (buiten het beslag op het Groenenbergterrein) voor het overige geen doel hebben getroffen. Het beslag onder de Rabobank deert Chip(s)hol voorlopig echter niet, aangezien Chip(s)hol ter zitting heeft bevestigd dat genoemde € 19.000.000,-- is verpand aan de Rabobank ter afdekking van de contragarantie die Chip(s)hol diende te stellen om de bankgarantie te krijgen die zij ingevolge het vonnis van de rechtbank d.d. 13 juni 2007 aan de Luchthaven diende aan te bieden om betaling op haar vordering te krijgen. Op grond van een en ander is ook niet aannemelijk dat Chip(s)hol door de gelegde beslagen voor haar ondernemingsactiviteiten beschikbare liquiditeit moet missen. 4.17. Chip(s)hol heeft nog betoogd dat het misbruik van recht ook gelegen is in het instellen van een hoge geldvordering tegen de gepensioneerde Groenenberg zonder voldoende feitelijke en juridische grondslag, terwijl dit bij Groenenberg ernstige psychische onrust heeft veroorzaakt. 4.18. Groenenberg is geen partij in dit geding. Voor zover Chip(s)hols betoog aldus moet worden begrepen dat de wijze waarop de Luchthaven jegens Groenenberg heeft geopereerd ook in de relatie met Chip(s)hol de grenzen van betamelijkheid in het gebruik van het door het procesrecht geboden instrumentarium te buiten gaat, faalt het. De Luchthaven heeft onweersproken aangevoerd dat namens haar voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding verscheidene bezoeken aan Groenenberg zijn gebracht om hem uit te leggen dat hij enkel om formele redenen in het geding werd betrokken en dat de Luchthaven een eventuele veroordeling niet op Groenenberg zal verhalen. Mede gelet op de omstandigheid dat de betrokkenheid van Groenenberg bij de procedure een uitvloeisel is van een rechtsverhouding die Chip(s)hol met Groenenberg is aangegaan en waarmee de Luchthaven geen bemoeienis heeft gehad, kan allerminst worden gezegd dat de hiervoor weergegeven aanpak onbetamelijk is. Bovendien kan daarin geen grond zijn gelegen voor opheffing van een niet ten laste van Groenenberg gelegd beslag. Schade? 4.19. Chip(s)hol heeft betoogd dat de vermogenspositie als gevolg van de beslagen aanzienlijk achteruit is gegaan en dat haar reputatie beschadigd is. 4.20. Het is niet aannemelijk dat Chip(s)hol schade lijdt als gevolg van het onder de Rabobank gelegde beslag. De beslagen liquiditeit was immers al bevroren. Van hinder van betekenis voor het zakelijke verkeer van Chip(s)hol blijkt nergens uit en de gestelde reputatieschade had eenvoudigweg kunnen worden voorkomen door uitbreiding van de al gestelde zekerheid. 4.21. Chip(s)hol heeft betoogd dat die uitbreiding niet van haar kan worden verlangd, nu immers de rechtbank in haar provisionele vonnis zekere beperkingen aan de te stellen zekerheid heeft verbonden en de vordering ex artikel 55 Lvw zelfs uitdrukkelijk is uitgesloten. Dat betoog miskent echter dat het provisionele vonnis, dat voortbouwt op het tussenvonnis in de hoofdzaak d.d. 4 april 2007, dateert van vóór de opheffing van het bouwverbod. Uit rechtsoverweging 2.67 van laatstgenoemd tussenvonnis blijkt dat de rechtbank een spoedige opheffing van het bouwverbod onaannemelijk achtte. De rechtbank heeft de door die opheffing ex lege ontstaande vordering tot vergoeding van de waardevermeerdering bij die stand van zaken kennelijk zo ongewis geacht dat zij nog niet van een vorderingsrecht van de Luchthaven terzake heeft willen uitgaan. 4.22. Ook het vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 17 juli 2007 belet de Luchthaven niet om aanvullende zekerheid te verlangen voor de afdekking van haar aanspraken. Blijkens rechtsoverweging 4.16 e. v. van dat vonnis heeft de Luchthaven de toereikendheid van de door Chip(s)hol te stellen bankgarantie in die procedure wel aan de orde gesteld, maar (klaarblijkelijk) uitsluitend in de sleutel van de stelling dat die bankgarantie niet de zekerheid biedt die de rechtbank in haar vonnis van 13 juni 2007 heeft voorgeschreven. Die stellingname belet de Luchthaven niet om zich in dit geding op het standpunt te stellen dat de bankgarantie niet de zekerheid biedt waarop de Luchthaven, alle hiervoor geschetste omstandigheden in aanmerking genomen, op dit moment aanspraak kan maken. Belangenafweging 4.23. De Luchthaven heeft uitvoerig en gedocumenteerd beargumenteerd waarom zonder de hier besproken beslaglegging onvoldoende zekerheid bestaat dat de betrokken restitutievordering, die als gezegd “hard” is, te zijner tijd op Chip(s)hol kan worden verhaald. Chip(s)hol heeft dit betoog onvoldoende weersproken. De omstandigheid dat zij expliciet heeft aangegeven niet bereid te zijn de meergenoemde garantie ook ten dienste te stellen van de afdekking van dit verhaalsrisico biedt bovendien enige grond voor de door de Luchthaven uitgesproken vrees voor onverhaalbaarheid. Gelet op hetgeen sub 4.16 van dit vonnis is overwogen kan van de Luchthaven niet worden verlangd dat deze met Chip(s)hol, zoals deze wil, een discussie aangaat over afdekking van de aanspraken uit art. 55 Lvw door een concern-garantie. Een en ander brengt mee dat ook een afweging van de betrokken belangen niet tot opheffing kan leiden. Slotsom 4.24. De slotsom is dat het beslag gelegd onder de Rabobank ter afdekking van de aanspraken uit hoofde van artikel 55 Lvw niet voor opheffing in aanmerking komt. Beslagen gelegd onder de Rabobank op grond van de verloven van 16 en 18 juli 2007 en op grond van het verlof van 23 juli 2007 ter afdekking van de andere daarin genoemde vorderingen Spoedeisend belang 4.25. De vraag of het beslag onder de Rabobank (ook) ter afdekking van de overige in het verlof van 23 juli 2007 en in de beslagverloven van 16 en 18 juli 2007 omschreven aanspraken mag blijven liggen, kan vooralsnog onbeantwoord blijven. Gelet op het voorgaande kan een ontkennende beantwoording van die vraag er immers niet toe leiden dat het beslag wordt opgeheven. Een antwoord is eerst van belang op het moment dat vast staat dat de Luchthaven geen vordering (meer) heeft ex artikel 55 Lvw dan wel dat die vordering een substantieel lagere omvang heeft dan thans door de Luchthaven wordt gepretendeerd èn de verpanding aan de Rabobank geheel of ten dele ophoudt. Beide situaties zullen geruime tijd op zich laten wachten. Bovendien zijn tegen die tijd allerlei gegevens beschikbaar voor de berekening van de omvang van de schade dan wel de waardevermeerdering die het antwoord op die vraag kunnen beïnvloeden, zodat het ook verstandig is om er nu niet inhoudelijk op in te gaan. Chip(s)hol kan t.z.t. desgewenst herbegroting vragen; op dit moment ontbreekt spoedeisend belang bij een oordeel over de zoeven genoemde beslagen, zoals de Luchthaven terecht heeft betoogd. Beslagen ten laste van Chip(s)hol – andere beslagen (ABN-AMRO, ING, de Holding, Groenenbergterrein) 4.26. De Luchthaven heeft, als hiervoor al gememoreerd, ter zitting gesteld dat de gelegde beslagen slechts doel hebben getroffen voor zover het betreft de hiervoor besproken beslagen onder de Rabobank en het beslag op het Groenenbergterrein. (Met dit laatste zal mede worden gedoeld op het derdenbeslag onder Groenenberg ten laste van Chip(s)hol op de aanspraak tot levering.) Dat brengt mee dat het belang van de Luchthaven zich niet verzet tegen opheffing van de andere ten laste van Chip(s)hol gelegde beslagen. Nu Chip(s)hol zelf heeft aangevoerd ook van die beslagen last te ondervinden zijn er termen voor opheffing van de overige beslagen. Daarmee is ook een spoedeisend belang gemoeid, omdat ieder beslag dat niet nodig is er één teveel is. Voor de beslagen gelegd in relatie tot het Groenenbergterrein, die evenzeer strekken tot afdekking van de aanspraken ex art. 55 Lvw, geldt op grond van de r.o. 4.3 t/m 4.14 en 4.17 t/m 4.24 evenzeer dat er geen termen voor opheffing zijn De vordering van de Luchthaven moet met rente en kosten worden begroot op € 21,500.000,--, hetgeen meebrengt dat de dekking die door het beslag onder de Rabobank wordt geboden niet toereikend is. Slotsom 4.27. De slotsom is dat er grond is voor opheffing van de volgende beslagen: • de op 19 juli 2007 ten laste van Chip(s)hol onder de ABN AMRO Bank, de ING Bank en Chipshol Holding B.V. gelegde derdenbeslagen, • de op 15 augustus 2007 ten laste van Chip(s)hol onder de ABN AMRO Bank, de ING Bank en Chipshol Holding B.V. gelegde derdenbeslagen. 4.28. Chip(s)hol zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Luchthaven worden begroot op: - vast recht € 251,00 - overige kosten 0,00 - salaris procureur 816,00 Totaal € 1.067,00 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. heft op: • de op 19 juli 2007 ten laste van Chip(s)hol onder de ABN AMRO Bank, de ING Bank en Chipshol Holding B.V. gelegde derdenbeslagen, • de op 15 augustus 2007 ten laste van Chip(s)hol onder de ABN AMRO Bank, de ING Bank en Chipshol Holding B.V. gelegde derdenbeslagen, 5.2. veroordeelt Chip(s)hol in de proceskosten, aan de zijde van de Luchthaven tot op heden begroot op € 1.067,00, 5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.4. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2007.?