Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3269

Datum uitspraak2007-09-03
Datum gepubliceerd2007-09-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/070285-96
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing van de vordering tot verlenging terbeschikkingstelling .


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummer: 16/070285-96 Datum uitspraak: 3 september 2007 Beslissing op de vordering tot verlenging terbeschikkingstelling Beslissing van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement d.d. 3 juli 2007, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 3 juli 2007, strekkende tot verlenging met twee jaren van de termijn van de terbeschikkingstelling van: [Veroordeelde], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, thans verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Instituut De Rooyse Wissel te Maastricht; De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder: - een gewaarmerkt extract van het vonnis van deze rechtbank van 12 juni 1997, waarbij [Veroordeelde] ter beschikking werd gesteld, met bevel tot verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 3 augustus 1997; - de beslissing van het Gerechtshof te Arnhem van 23 januari 2007, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling laatstelijk is verlengd voor de duur van één jaar; - het door drs. J.C.M. Koolen, hoofd behandeling, mevr. drs. I.S. Hernandez-Dwarkasing, psychiater en dhr. M.A.C. de Beer, algemeen directeur, allen verbonden aan het Forensisch Psychiatrisch Centrum De Rooyse Wissel te Venray, uitgebrachte advies d.d. 4 juni 2007, strekkende tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen; Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 20 augustus 2007, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, [veroordeelde] voornoemd, de raadsman mr. A.R. Jaarsma en de getuige-deskundige mevrouw A. Verhaert. OVERWEGINGEN: Voormeld advies d.d. 4 juni 2007 houdt onder meer het volgende in: Er tekent zich bij betrokkene langzaam maar zeker een blijvende delictgevaarlijkheid af. Betrokkene verblijft sinds augustus 1997 binnen de TBS. Het drugsgebruik van betrokkene is in deze periode redelijk tot goed onder controle gehouden. De zucht naar drugs bestaat nog wel degelijk ondanks de drugsremmende medicatie. De persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene is nog onverminderd aanwezig. Dit uit zich met name in stemmingswisselingen, antisociale cognities, een passieve wijze van conflicthantering en een probleem in de agressiecontrole. Alle hiervoor genoemde onderdelen blijven onverminderd geïndiceerd voor behandeling. Met name de medicamenteuze behandeling van de stemmingswisselingen van betrokkene door middel van Lithium, is een invalshoek die zeker verder doorgezet zou moeten worden. Lithium vereist een grote mate aan therapietrouw en een strikte controle. Uiteindelijk wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, omdat: - bij betrokkene een groot maatschappelijk risico bestaat op recidive; - de vooruitgang in de behandeling van betrokkene marginaal is en; - de bereidheid van de GGZ om betrokkene onder deze omstandigheden op te nemen tot nu toe niets heeft opgeleverd. De verklaring van de getuige-deskundige, afgelegd ter zitting van 20 augustus 2007, houdt -zakelijk weergegeven- onder meer in: Op korte termijn valt een resocialisatie van [veroordeelde] niet te verwachten. Het is niet realistisch te denken dat een resocialisatietraject binnen zes maanden zal zijn opgestart. Wij hebben intensief gezocht naar een alternatieve instelling. [Veroordeelde] is bij zeven reguliere instellingen aangemeld, die hem alle hebben afgewezen. De kans op recidive blijft onverminderd hoog. [Veroordeelde] ziet zelf wel in dat hij een plaats nodig heeft met intensieve begeleiding. De stoornis van [veroordeelde] schrikt veel instellingen af. [Veroordeelde] kan nog lang niet terugkeren in de maatschappij en zeker niet zonder een strak juridisch kader. Wanneer de terbeschikkingstelling thans wordt beëindigd, gaat het zeker mis met [veroordeelde]. Het is dan wachten op een nieuw delict. De kans op een goede opvangplek is niet erg groot. Op korte termijn zijn er geen behandelmogelijkheden en de kans op recidive blijft onverminderd hoog. De rechtbank deelt het standpunt van de getuige-deskundige dat zonder een strak juridisch kader de kans dat [veroordeelde] zal recidiveren, hoog is. In haar beslissing van 8 september 2006, waarbij de TBS-maatregel is verlengd voor de duur één jaar, heeft de rechtbank overwogen dat de maatregel van terbeschikkingstelling van [veroordeelde] al meer dan negen jaar loopt en dat het tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delict waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd mede in aanmerking moet worden genomen bij de verlengingsbeslissing. De rechtbank heeft toentertijd nog een verlenging van de maatregel aangewezen geacht. Tegen deze beslissing van de rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde hoger beroep aangetekend. Het Gerechtshof te Arnhem heeft bij beslissing van 23 januari 2007 de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling verlengd met één jaar. Daarbij heeft het Hof uitdrukkelijk overwogen dat, bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en de belangen van de maatschappij, het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen naarmate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt en dat bij de beoordeling van de proportionaliteit in aanmerking genomen moet worden dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van poging tot diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken. Een feit dat van minder ernstige aard is dan andere delicten waarbij terbeschikkingstelling pleegt te worden opgelegd. Gelet op de grootte van het recidivegevaar en op de omstandigheid dat nog geen begin was gemaakt met het resocialisatietraject zodat betrokkene geen verloven heeft gehad, achtte het Hof verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk. Na verloop van één jaar zou echter een situatie zijn bereikt, waarin - gelet op de proportionaliteit en het gebrek aan behandelingsvooruitzicht - verdere verlenging van de maatregel in beginsel bij ongewijzigde omstandigheden niet meer zou kunnen plaatsvinden. De rechtbank deelt de visie van het Hof. Dat betekent, dat zij zich thans ziet geplaatst voor de vraag of sprake is van een situatie als door het Hof bedoeld. Uit het verlengingsadvies is gebleken dat het afgelopen jaar tevergeefs is getracht een aanvang te maken met een resocialisatietraject. Bij de beoordeling van de proportionaliteit van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging laat de rechtbank het belang van de terbeschikkinggestelde thans zwaarder wegen dan de kans dat deze zich wederom aan een (agressie)delict zal schuldig maken. Naar het oordeel van de rechtbank is een redelijke verhouding tussen het misdrijf waarvoor [veroordeelde] oorspronkelijk is veroordeeld en de maatregel - bijna elf jaar na dato - niet langer aanwezig. De voor [veroordeelde] noodzakelijke strakke structuur dient naar het oordeel van de rechtbank te worden bewerkstelligd in het kader van de Wet BOPZ. Het voorgaande betekent dan ook dat de rechtbank de vordering van de officier van justitie moet afwijzen. Het door de raadsman van [veroordeelde] verzochte bevel tot invrijheidstelling zal de rechtbank afwijzen, nu de wet die mogelijkheid niet kent. De rechtbank heeft gelet op artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING: Wijst af de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling van [veroordeelde] voornoemd. Wijst af het verzoek tot invrijheidstelling van [veroordeelde]. Aldus gedaan door mrs. J.M. Bruins, E.F. Bueno en D.A.C. Koster, bijgestaan door H.J. Nieboer als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 3 september 2007. Mr. E.F. Bueno is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.