Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3278

Datum uitspraak2007-09-10
Datum gepubliceerd2007-09-11
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersFA RK 06-6383 275538
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroep tegen weigering van de ambtenaar om een echtscheidingsbeschikking in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand wegens overschrijden van de termijn als bedoeld in artikel 1:163 BW / toegewezen / kostenveroordeling.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector Familie- en Jeugdrecht Meervoudige Kamer Verzoek ex artikel 1:27 van het Burgerlijk Wetboek rekestnummer: FA RK 06-6383 zaaknummer: 275538 datum beschikking: 10 september 2007 BESCHIKKING op het op 26 oktober 2006 ingekomen verzoekschrift van: [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker, procureur mr. E.M.H. Alkemade. Als belanghebbenden worden aangemerkt: [de vrouw], wonende te [woonplaats], de vrouw. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage, zetelend te 's-Gravenhage, hierna te noemen: de ambtenaar. FEITEN - Op 12 december 2005 is de echtscheiding tussen verzoeker en de vrouw uitgesproken. - Op 14 maart 2006 heeft de vrouw hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 12 december 2005 ook voor zover daarbij de echtscheiding was uitgesproken. - Bij beschikking van 31 mei 2006 heeft het gerechtshof te 's-Gravenhage de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep. - Op 13 september 2006 heeft de griffier van de Hoge Raad een verklaring van non-cassatie afgegeven. - Op 15 september 2006 is verzocht de echtscheidingsbeschikking in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand. - Bij besluit van 20 september 2006 heeft de ambtenaar geweigerd de echtscheidingsbeschikking in te schrijven wegens overschrijding van de wettelijke termijn. - Op 26 oktober 2006 heeft verzoeker het onderhavige verzoek ingediend. - Op 14 november 2006 heeft verzoeker opnieuw een verzoek tot echtscheiding ingediend. - Op 1 mei 2007 is opnieuw de echtscheiding tussen verzoeker en de vrouw uitgesproken. - Op 21 mei 2007 is de echtscheidingsbeschikking van 1 mei 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. PROCEDURE Door verzoeker zijn stukken overgelegd die voormelde feiten ondersteunen. Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad -: - bepaalt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage gehouden is de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 12 december 2005 alsnog binnen zeven dagen na de beschikking, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn in te schrijven, - de ambtenaar en iedere belanghebbende die het verzoek tegenspreekt tezamen te veroordelen aan verzoeker een volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten te betalen. De ambtenaar heeft bij verweerschrift verzocht het verzoek af te wijzen. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Op 16 juli 2007 is de zaak ter terechtzitting behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker met zijn procureur alsmede de ambtenaar in de personen van de heer [A] en mevrouw [B]. Van de zijde van verzoeker zijn pleitnotities overgelegd. De vrouw is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet verschenen. Zijdens verzoeker is op17 juli 2007 ingekomen een brief met als bijlage een afschrift van het beroepschrift van de vrouw d.d. 13 maart 2007, en een bewijs van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking d.d. 1 mei 2007. De ambtenaar heeft, hoewel daartoe ter zitting in de gelegenheid gesteld, naar aanleiding van het schrijven van 17 juli 2007 de rechtbank niet nader bericht. BEOORDELING Ter terechtzitting is gebleken dat het huwelijk van partijen op 21 mei 2007 is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank d.d. 1 mei 2007. Desgevraagd heeft verzoeker ter terechtzitting verklaard het verzoek te handhaven. Hij stelt belang te hebben bij het verzoek in verband met een veroordeling in de kosten van deze procedure van de wederpartij en een eventuele schadevergoeding die verzoeker kan vorderen van hetzij de ambtenaar, hetzij zijn procureur voor door hem geleden schade doordat de echtscheidingsbeschikking later is ingeschreven. De rechtbank acht, gelet op hetgeen verzoeker naar voren brengt inzake zijn belang bij een beschikking, verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek. De vraag ligt voor op welke datum de echtscheidingsbeschikking d.d. 12 december 2005 in kracht van gewijsde is gegaan. De ambtenaar is van oordeel dat de echtscheidingsbeschikking reeds op 14 maart 2006 in kracht van gewijsde was gegaan omdat op die dag de appèltermijn van drie maanden was verstreken, zoals het gerechtshof heeft vastgesteld, zodat de termijn van inschrijving is geëindigd op 13 september 2006. Verzoeker daarentegen is van oordeel dat de echtscheidingsbeschikking pas in kracht van gewijsde is gegaan op de dag dat geen cassatie meer kon worden ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof, zijnde 1 september 2006. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:163 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verliest de beschikking, indien het verzoek tot inschrijving van de echtscheidingsbeschikking niet is gedaan uiterlijk zes maanden na de dag waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, haar kracht. De ambtenaar dient zich aan deze hoofdregel te houden maar dient wel zelfstandig onderzoek te doen naar het in kracht van gewijsde gaan van de beschikking. In casu wist de ambtenaar dat er beroep was gedaan op een uitzondering op het strikt handhaven van de beroepstermijn. Het gerechtshof 's-Gravenhage heeft bij beschikking van 31 mei 2006 vastgesteld dat 13 maart 2006 de laatste dag was van de termijn waarbinnen hoger beroep had kunnen worden ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 12 december 2005. De vrouw is door het Gerechtshof niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep nu zij eerst op 14 maart 2006 een beroepschrift heeft ingediend. Tegen dit oordeel kon nog cassatie worden ingesteld. Daardoor is de echtscheidingsbeschikking eerst na het verstrijken van de cassatietermijn op 1 september 2006 in kracht van gewijsde gegaan. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de termijn als bedoeld in artikel 1:163 BW niet was overschreden ten tijde van het door verzoeker op 15 september 2006 gedane verzoek tot inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Nu het huwelijk van partijen reeds door echtscheiding is ontbonden wijst de rechtbank het verzoek om de ambtenaar te gelasten de echtscheidingsbeschikking alsnog in te schrijven af wegens gebrek aan belang. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank evenwel aanleiding de ambtenaar in de kosten van deze procedure te veroordelen. BESLISSING: De rechtbank: veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten, welke aan de zijde van verzoeker worden vastgesteld op € 1.096,--, waarvan € 904,-- als salaris van de procureur en € 192,-- aan griffierecht; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mrs. I.D. Bellaart, W.J. Don en C.W. de Wit, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 september 2007.